ECLI:NL:GHSGR:2004:AU4443
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep kort geding
- A. de Brauw
- J. de Groot
- M. Boele
- Rechtspraak.nl
NAVO luchtacties tegen Joegoslavië en de beoordeling van internationaal recht en mensenrechten
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, hebben appellanten, voornamelijk van Joegoslavische afkomst, in hoger beroep beroep gedaan op de afwijzing van hun vorderingen door de president van de rechtbank. De appellanten vorderden een verbod op de deelname van de Staat der Nederlanden aan militaire luchtacties tegen de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ) in NAVO-verband, en stelden dat deze acties in strijd waren met internationaal (oorlogs)recht en mensenrechten. De president had hun vorderingen afgewezen, onder andere omdat de ingeroepen verdragsbepalingen niet als ieder verbindend konden worden aangemerkt en omdat de schending van rechten niet aannemelijk was gemaakt. Het hof bevestigde deze afwijzing en oordeelde dat de militaire acties, die plaatsvonden in de periode maart-juni 1999, niet onder de toetsing van de burgerlijke rechter vielen, gezien de politieke afwegingen die daarbij kwamen kijken. Het hof benadrukte dat de burgerlijke rechter terughoudend moet zijn bij het beoordelen van vorderingen die betrekking hebben op het beleid van de Staat op het gebied van buitenlandse politiek en defensie. De appellanten hadden onvoldoende gespecificeerd op welke mensenrechten zij zich beriepen, en hun vorderingen tot schadevergoeding werden eveneens afgewezen. Het hof concludeerde dat de door appellanten aangevoerde gronden niet voldoende waren om hun vorderingen te ondersteunen, en bekrachtigde het vonnis van de president. De appellanten werden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.