ECLI:NL:GHSGR:2004:AO5608

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/04149
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Schuurman
  • M. Kwestro
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Scholingsaftrek voor cursus 'Medische Zorg aan Boord' door registerloods

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 januari 2004 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van kosten voor een cursus 'Medische Zorg aan Boord' door een registerloods. De belanghebbende, werkzaam als registerloods en verbonden aan de Loodsenassociatie Scheldemonden, had in 1999 aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting met een belastbaar inkomen van ƒ 139.783. De Inspecteur had echter de kosten van de cursus, die ƒ 2.036 bedroegen, niet aanvaard als aftrekbare kosten, maar deze aangemerkt als buitengewone lasten. De belanghebbende had de cursus gevolgd om adequaat te kunnen optreden bij medische calamiteiten aan boord van schepen.

Het Hof oordeelde dat de kosten van de cursus wel degelijk als ondernemingskosten konden worden aangemerkt, omdat deze waren gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. De belanghebbende had al voldoende vakkennis voor zijn beroep, maar de cursus bood hem extra kennis die nuttig kon zijn in zijn werkzaamheden. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde het belastbare inkomen tot ƒ 142.450. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 805, en moest de Staat der Nederlanden het griffierecht van € 29 vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de zakelijke context van uitgaven voor ondernemers en bevestigt dat kosten die nuttig zijn voor de onderneming, ook al zijn ze niet strikt noodzakelijk, in aanmerking kunnen komen voor aftrek. De belanghebbende had het recht om binnen vier weken na de mondelinge uitspraak een schriftelijke uitspraak te verzoeken, maar tegen de mondelinge uitspraak zelf was geen beroep in cassatie mogelijk.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
zevende enkelvoudige belastingkamer
28 januari 2004
nummer BK-02/04149
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z te Q tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid P van de Belastingdienst, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1999.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 14 januari 2004, gehouden te Den Haag. Aldaar is verschenen de gemachtigde van belanghebbende drs. A, alsmede namens de Inspecteur mevrouw drs. B, tot haar bijstand vergezeld door C en D.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 142.450,
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 805, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende te vergoeden het voor deze zaak gestorte griffierecht ad € 29.
Gronden
1. Belanghebbende was in het onderhavige jaar werkzaam als registerloods en verbonden aan de Loodsenassociatie Scheldemonden. Zijn werkzaamheden bestonden uit het loodsen van schepen. De inkomsten uit de werkzaamheden van belanghebbende bestonden uit een winstaandeel in de stille maatschap Loodsenassociatie Scheldemonden. Belanghebbende heeft in 1999 een cursus "Medische zorg aan boord" gevolgd. De kosten van de cursus bedragen ƒ 2.036, welke belanghebbende ten laste van de winst heeft gebracht. In verband hiermee is tevens een scholingsaftrek als bedoeld in artikel 11c, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet) ten bedrage van ƒ 1.629 ten laste van de winst gebracht.
2. Belanghebbende heeft voor de heffing van de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1999 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 139.783. De Inspecteur heeft aftrek ten laste van de winst van de onder 1 bedoelde kosten niet aanvaard, doch deze aangemerkt als buitengewone lasten ter zake van de opleiding of studie voor een beroep als bedoeld in artikel 46, lid 1, onderdeel c, van de Wet. Het belastbare inkomen is, rekening houdend met de correcties van respectievelijk ƒ 199 (inkomsten uit effecten) en ƒ 2.476 (rente van schulden) alsmede het vervallen van de gevraagde scholingsaftrek, vastgesteld op ƒ 144.879.
Ten aanzien van de correctie inzake (negatieve) inkomsten uit effecten merkt het Hof op dat deze in beginsel niet in geschil is, doch dat belanghebbende in tegenstelling tot de Inspecteur uitgaat van een correctie van ƒ 191, hetgeen het Hof met het oog op de door belanghebbende ingediende aangifte cijfermatig correct acht. De correctie inzake in aftrek gebrachte rente van schulden is niet in geschil.
3. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
4. In geschil is het antwoord op de vragen of de kosten van de cursus "Medische zorg aan boord" dienen te worden aangemerkt als ondernemingskosten en of de scholingsaftrek mitsdien kan worden toegepast, welke vragen belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoord.
5. Allereerst dient te worden beantwoord de vraag of het volgen van de cursus "Medische zorg aan boord" een voorwaarde is voor het verrichten van loodswerkzaamheden. Belanghebbende heeft verklaard dat dit niet het geval is. Hij heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat het voor een loods nuttig kan zijn kennis omtrent medische zorg aan boord te hebben om in voorkomende gevallen bij een calamiteit op een door hem geloodst schip adequaat te kunnen optreden. Hij heeft hieraan toegevoegd dat de cursus de mogelijkheid biedt voor alternatieve inkomsten uit werkzaamheden waarvoor een vaarbevoegdheidsbewijs nodig is, zoals het uitoefenen van het beroep van kapitein op een (loods)boot. Hij heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat de Inspecteur niet het ondernemersbeleid mag toetsen.
6. Ingeval een belastingplichtige die een onderneming drijft, uitgaven doet, kan hij deze ten laste van zijn onderneming brengen indien hij die uitgaven doet op zakelijke gronden, dat wil zeggen met het oog op de zakelijke belangen van zijn onderneming (Hoge Raad 9 maart 1983, nr. 21 163, BNB 1983/202*). Als leidraad dient hierbij te worden genomen dat de wijze waarop een onderneming wordt gedreven, in beginsel wordt bepaald door de ondernemer, dat het te zijner beoordeling staat of bepaalde uitgaven voor de onderneming nut hebben, en dat het niet gaat om uitgaven die bedoeld zijn om in particuliere behoeften te voorzien.
7. Naar 's Hofs oordeel kan dit laatste niet worden gezegd van de onderhavige kosten nu het een cursus medische zorg betreft die specifiek gericht is op zich aan boord van schepen voordoende situaties die om medisch ingrijpen vragen. Belanghebbende was in het onderhavige jaar reeds toegerust met een voldoende vakkennis voor de uitoefening van zijn beroep als loods. De zakelijke belangen van zijn onderneming waren daarmee op dit punt mitsdien gewaarborgd in die zin dat met die vakkennis de inkomsten van de onderneming waren gegarandeerd. Dit verhindert evenwel niet dat er bepaalde uitgaven kunnen worden gedaan die nut kunnen hebben voor de onderneming. Naar het oordeel van het Hof kunnen de in geding zijnde uitgaven als zodanig worden aangemerkt en kan hiervan niet worden gezegd dat zij niet zijn gedaan met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat, naar belanghebbende heeft gesteld en het Hof aannemelijk acht, het in voorkomende gevallen nuttig kan zijn dat een loods kennis draagt omtrent het verlenen van medische zorg aan boord van schepen waar hij als loods optreedt.
8. Op grond van het vorenoverwogene is het beroep gegrond. Het belastbare inkomen dient te worden verminderd tot op ƒ 142.450.
9. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 805 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (2,5 punten à € 322 x 1 (gewicht van de zaak)). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig. Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld op 28 januari 2004 door mr. Schuurman en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Kwestro.
(Kwestro)
(Schuurman)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.
nummer BK-02/04149 blz. 4/4