ECLI:NL:GHLEE:2012:BZ0212

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.107.830/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van geslachtsnaam en gezamenlijk gezag in een familierechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 15 november 2012, gaat het om een geschil tussen een vader en een moeder over het gezamenlijk gezag en de geslachtsnaam van hun minderjarige kind, geboren in 2002. De vader, vertegenwoordigd door mr. B. van der Veen, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 7 maart 2012 aangevochten, waarin de rechtbank had bepaald dat de moeder en de stiefvader gezamenlijk gezag over het kind uitoefenen. De moeder, bijgestaan door mr. C.F.M. Seip, heeft in haar verweerschrift de beslissing van de rechtbank verdedigd en tevens incidenteel beroep ingesteld om de geslachtsnaam van het kind te wijzigen naar die van de stiefvader.

Het hof heeft vastgesteld dat de vader sinds de geboorte van het kind geen contact heeft gehad en dat het kind de stiefvader als haar vader beschouwt. Het hof oordeelt dat omgang tussen de vader en het kind op dit moment niet in het belang van het kind is, gezien de afwezigheid van contact en de noodzaak voor het kind om beter voorgelicht te worden over haar vader. Het verzoek van de vader om een zorgregeling wordt afgewezen, maar het hof stelt een informatieregeling vast tussen de ouders.

Wat betreft de wijziging van de geslachtsnaam, oordeelt het hof dat het belang van het kind zich niet verzet tegen de wijziging van haar geslachtsnaam naar die van de stiefvader. Het hof wijst erop dat het kind feitelijk al de naam van de stiefvader gebruikt en dat de wijziging van de geslachtsnaam de juridische situatie in overeenstemming zal brengen met de feitelijke situatie. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd voor wat betreft het gezamenlijk gezag, maar vernietigd voor het overige. De geslachtsnaam van het kind wordt gewijzigd in die van de stiefvader, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Beschikking d.d. 15 november 2012
Zaaknummer 200.107.830
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. B. van der Veen, kantoorhoudende te Drachten,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.F.M. Seip, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 7 maart 2012 (zaaknummer: 95798 / FA RK 09-572) heeft de rechtbank Leeuwarden bepaald dat de moeder en [ade stiefvader] (hierna te noemen: de stiefvader) voortaan gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over de minderjarige [kind] (hierna te noemen: [kind]), geboren [in 2002], zijn belast, voor zover hun bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 5 juni 2012, heeft de vader verzocht de beschikking van 7 maart 2012 te vernietigen voor wat betreft de beslissingen omtrent het gezag en de omgang en opnieuw beslissende, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een zorgregeling vast te stellen tussen de vader en [kind], inhoudende dat de vader uiteindelijk, nadat de omgang langzaamaan is opgebouwd, omgang heeft met [kind] gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, af te spreken in onderling overleg, dan wel een zodanige zorgregeling vast te stellen als het hof juist acht. De vader verzoekt tevens om het verzoek van de moeder om haar gezamenlijk met de stiefvader te belasten met het gezag over [kind] af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 10 juli 2012, heeft de moeder
het verzoek bestreden en verzocht de beschikking van 7 maart 2012 te bekrachtigen voor wat betreft het gezamenlijk gezag en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, dan wel zijn verzoek in appel af te wijzen.
Tevens heeft de moeder bij voormeld verweerschrift incidenteel beroep ingesteld
en daarin verzocht de wijziging van de geslachtsnaam van [kind] te gelasten in [naam stiefvader], zodat [kind] [naam stiefvader] haar naam zal zijn.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 1 augustus 2012, heeft de vader het verzoek in het incidenteel beroep bestreden.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 12 juni 2012 van de Raad voor de Kinderbescherming, een brief van 12 juli 2012 met een bijlage van mr. Seip en een brief van 17 juli 2012 met een bijlage van mr. Van der Veen.
Ter zitting van 23 oktober 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door mr. Van der Veen, de moeder, bijgestaan door mr. Seip, en de stiefvader.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de affectieve relatie tussen partijen is [in 2002] [kind] geboren. [kind] is door de vader op 1 november 2001, voorafgaand aan de geboorte, erkend, waarbij is gekozen voor de geslachtnaam van de vader, zijnde '[naam vader]'.
2. De stiefvader heeft [kind] op 7 juni 2006 erkend. De moeder en de stiefvader zijn [in 2006] met elkaar gehuwd. De rechtbank heeft bij beschikking van 20 oktober 2009 gelast de latere vermelding betreffende de erkenning door de stiefvader door te halen.
3. Bij inleidend verzoekschrift van 30 maart 2009 heeft de vader de rechtbank verzocht om een zorgregeling vast te stellen tussen hem en [kind].
4. De moeder heeft zich tegen het inleidende verzoek van de vader verweerd en
heeft hierbij tevens zelfstandig verzoeken gedaan ten aanzien van het gezamenlijk gezag en de achternaam van [kind]. De vader heeft zich tegen de zelfstandige verzoeken van de moeder verweerd.
5. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing, voor zover deze ziet op het gezag en de omgang, is het hoger beroep van de vader gericht.
Ten aanzien van de zorgregeling
6. Uitgangspunt is dat het kind recht op omgang heeft met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of wanneer de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt is of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
wanneer omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van
het kind.
7. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat tussen de vader en [kind] in ieder geval sinds half 2002 nooit contact is geweest. Volgens de moeder is [kind] inmiddels wel voorgelicht over het bestaan van de vader, maar lijkt deze informatie bij [kind] niet te zijn 'geland'.
[kind] praat niet over de vader en vraagt ook niet naar hem. [kind] ziet de stiefvader als haar vader en begrijpt niet dat er nog een andere vader is, zo heeft de moeder ter zitting van het hof naar voren gebracht.
8. Het hof is, op grond van het vorenstaande, van oordeel dat omgang tussen de vader en [kind] op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [kind]. Het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling tussen hem en [kind] zal dan ook worden afgewezen. Het hof acht het noodzakelijk dat [kind] eerst (beter) wordt voorgelicht over het bestaan van de vader voordat er sprake kan zijn van omgang tussen haar en de vader. Het hof acht het in dit verband aangewezen dat partijen over en weer informatie uitwisselen.
De moeder kan de door de vader verstrekte informatie gebruiken bij de
door haar te verrichten (verdere) statusvoorlichting aan [kind].
9. Het hof merkt op dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het recht
op omgang in beginsel niet voor onbepaalde tijd kan worden ontzegd. De ouder van wie een verzoek tot vaststelling van een zorgregeling is afgewezen, kan na verloop van een jaar een nieuw verzoek tot vaststelling van omgang indienen. Daarbij weegt de mening van het kind, naarmate het ouder wordt, steeds zwaarder.
Ten aanzien van de informatieregeling
10. Het hof acht het, nu er, gelet op het hiervoor overwogene en in aanmerking genomen dat tussen de vader en [kind] (voorlopig) geen omgang zal plaats-vinden, van belang dat de vader informatie krijgt toegezonden over [kind],
maar ook dat [kind] informatie krijgt toegezonden van haar vader.
De moeder en de stiefvader hebben ter zitting van het hof aangegeven dat zij bereid zijn om de vader informatie over [kind] toe te sturen. Ook de vader heeft zich bereid verklaard om [kind] te informeren over zijn leven. Het hof acht het in het belang van [kind] dat de informatieregeling als volgt wordt ingevuld.
De moeder dient de vader binnen drie weken na datum van deze beschikking een recente foto en een verslag, waarin staat vermeld hoe het met [kind] (op school) gaat en wat haar hobby's en bezigheden zijn, toe te zenden. De vader dient
daarna binnen een week na ontvangst van de informatie van de moeder een recente pasfoto van hem en een verslag met daarin informatie over zijn leven naar de moeder toe te zenden. Daarbij dient de vader zo veel mogelijk aan te sluiten
bij de belevingswereld van [kind]. Vervolgens dient eens per kwartaal een informatie-uitwisseling plaats te vinden, waarbij ook ruimte is voor vragen aan de andere ouder. De moeder dient in de eerste week van het kwartaal informatie over [kind] aan de vader dient toe te sturen, waarna de vader binnen een week informatie over zichzelf dient terug te sturen. De moeder dient tevens twee keer per jaar een recente foto van [kind] naar de vader te sturen.
Ten aanzien van het gezamenlijk gezag
11. Het hof leest in de, door de moeder betwiste, grieven van de vader met betrekking tot het gezag en de daarop gegeven toelichting, geen andere relevante stellingen dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen. De vader heeft zijn stellingen op dit punt in
hoger beroep niet nader onderbouwd, zodat het hof hieraan voorbij gaat.
Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing
heeft overwogen en neemt die motivering over. Daarbij heeft het hof mede acht geslagen op de belangen van de vader.
Ten aanzien van de geslachtsnaam
12. De moeder heeft bij het verzoek tot wijziging van het gezag tevens een verzoek gedaan tot wijziging van de geslachtsnaam van [kind].
Ingevolge artikel 1:253t BW kan een verzoek van een ouder en een ander dan de ouder tot gezamenlijke gezagsuitoefening vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in hetzij de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder hetzij de geslachtsnaam van de ander.
In de onderhavige zaak heeft de moeder een wijziging van de geslachtsnaam
van [kind] in die van de stiefvader verzocht.
Het gaat hier om een verzoek om geslachtsnaamwijziging als bedoeld in artikel 1:253t lid 5 BW. Nu de rechtbank het verzoek van de moeder en de stiefvader om hen te belasten met het ouderlijk gezag over [kind] heeft toegewezen, het hof deze beslissing, zoals hiervoor overwogen, zal overnemen, en [kind] jonger is dan twaalf jaar, zal het inleidend verzoek van de moeder en de stiefvader tot wijziging van de geslachtsnaam van [kind] in de geslachtsnaam van de stiefvader - gezien het bepaalde in art. 1:253t, vijfde lid onder c, BW - alleen worden afgewezen indien het belang van [kind] zich tegen toewijzing verzet.
13. Het hof onderschrijft het door de vader bepleitte uitgangspunt dat terughoudend dient te worden omgegaan met een wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige, gelet op de gevolgen van een dergelijke wijziging. De geslachts-naam van een persoon behoort tot diens identiteits- en afstammingskenmerken.
Indien het verzoek om geslachtsnaamwijziging een minderjarig kind betreft zijn de belangen van het gezin waarin dat kind opgroeit in beginsel ondergeschikt aan het belang van dat kind bij het behoud van zijn identiteit. Hoewel de identiteit van kinderen mede wordt gevormd door de verbondenheid met degenen die voor hen zorgen, is een ander belangrijk facet van die identiteit gelegen in de wortels van het kind. Het vorenstaande laat echter onverlet dat onder omstandigheden een wijziging van de geslachtsnaam in het belang van de minderjarige kan zijn.
In het onderhavige geval acht het hof daarbij de volgende omstandigheden van belang.
14. [kind] heeft sinds haar geboorte feitelijk de geslachtsnaam van de moeder,
zijnde '[naam moeder]', gedragen. Op de akte van geboorte van 26 februari 2002 staat '[naam moeder]' ook als geslachtsnaam van [kind] vermeld. Blijkens de akte 'latere vermelding betreffende erkenning' van 14 juni 2006 heeft de stiefvader [kind]
op 7 juni 2006 erkend en is toen gekozen voor de geslachtsnaam '[naam stiefvader]'. Sindsdien voert [kind] de geslachtsnaam van de stiefvader. In 2009 is naar aanleiding van het door de vader ingediende verzoekschrift aan het licht gekomen dat er sprake is geweest van een eerdere erkenning van [kind] door de vader.
In deze akte van erkenning was tevens opgenomen dat als geslachtsnaam van het kind is gekozen voor de naam '[naam vader]'.
Door de rechtbank is bij beschikking van 20 oktober 2009 de latere vermelding betreffende de erkenning door de stiefvader doorgehaald. [kind] heeft de naam '[naam vader]' echter nooit gevoerd en zij heeft met deze naam ook geen enkele identificatie. [kind] kent de vader niet; tussen hen heeft nimmer contact plaatsgevonden. [kind] groeit sinds haar derde levensjaar op binnen een door de moeder en de stiefvader gevormd gezinsverband, waarbij de moeder en de stiefvader gezamenlijk zorg dragen voor de verzorging en opvoeding van [kind].
De moeder en de stiefvader zijn [in 2006] met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk een zoon en een dochter zijn geboren die ook deel uitmaken van het gezin waarin [kind] opgroeit. [kind] weet niet beter dan dat haar geslachts-naam, net als die van haar broertje en zusje, '[naam stiefvader]' is. [kind] staat ook onder
de naam '[naam stiefvader]' ingeschreven op school.
15. In het licht van het bovenstaande is het hof van oordeel dat het belang van [kind] zich niet verzet tegen de wijziging van haar geslachtsnaam (art. 1:253t, vijfde lid, BW), doch dat de wijziging juist in haar belang moet worden geacht. De door de vader naar voren gebrachte bezwaren tegen wijziging van de geslachtsnaam van [kind] geven geen aanleiding om anders te oordelen. De geslachtsnaam van [kind] zal dan ook worden gewijzigd in de geslachtsnaam van de stiefvader, zijnde '[naam stiefvader]'. Nu [kind] feitelijk de geslachtsnaam van de stiefvader reeds gebruikt, zal door de wijziging van haar geslachtsnaam de juridische situatie aansluiten bij de reeds bestaande feitelijke situatie.
Slotsom
16. Op grond van het voorgaande, zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor wat betreft de beslissingen omtrent het gezag en de omgang;
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
en in zoverre opnieuw beslissende:
wijzigt de geslachtsnaam van [kind], geboren [in 2002], in die zin dat deze '[naam stiefvader]' zal zijn in plaats van '[naam vader]';
stelt tussen partijen een informatieregeling vast, zoals nader omschreven onder rechtsoverweging 10.;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, voorzitter, G.M. van der Meer en D.J. Buijs, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
15 november 2012 in bijzijn van de griffier.