4.4 De Heffingsambtenaar is van mening dat geen sprake is van een samenstel, maar van afzonderlijke objecten zodat de objectafbakening juist is uitgevoerd.
4.5 Vaststaat dat op de peildatum sprake was van één eigenaar van de onderhavige gebouwde eigendommen. Gelet op de overgelegde stukken, waaronder onder andere de taxatierapporten, en het verhandelde ter zitting in onderling verband en samenhang beschouwd is het Hof van oordeel dat de eigendommen beschikken over essentiële voorzieningen en mitsdien blijkens hun indeling geschikt zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. De omstandigheid dat de objecten niet zijn voorzien van een eigen meter van de nutsvoorzieningen maakt dit oordeel niet anders. Vast staat dat a-straat 10 en 20A op de peildatum werden bewoond door zonen van belanghebbende en derhalve niet in gebruik zijn bij belanghebbende zelf. A-straat 14, 16, 18 en 22 werden evenmin door belanghebbende gebruikt. Van een samenstel in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ is mitsdien geen sprake.
4.6 Zoals volgt uit het bepaalde in artikel 17, eerste en tweede lid, en artikel 18, eerste en tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde bepaald op de waarde die per waardepeildatum 1 januari 2009 aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen (hierna: de waarde in het economische verkeer). De met inachtneming van dit waarderingsvoorschrift bepaalde waarde leidt tot het bedrag dat gelijk is aan de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding.
4.7 Ingevolge artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken, kan de in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ bedoelde waarde voor woningen onder meer worden bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn.
4.8 Bij betwisting van de vastgestelde waarde door belanghebbende rust op de Heffingsambtenaar de last aannemelijk te maken dat de waarde naar het waardepeil van 1 januari 2009 niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer per laatstgenoemde datum.
4.9 De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarden van a-straat 14, 16, 18 en 20A door C, gecertificeerd WOZ-taxateur, verbonden aan F BV, taxatierapporten d.d. 12 oktober 2010 overgelegd.
4.10 In het taxatierapport van a-straat 14 en 16 wordt de waarde van 14 gesteld op € 55.000 en de waarde van 16 op € 58.000. Het betreft twee twee-onder-één kap woningen. De taxateur gaat voor beide woningen uit van een inhoud van circa 296 m³ en een perceeloppervlakte van 250 m². De onderhoudstoestand wordt in het taxatierapport omschreven als matig tot slecht. In het taxatierapport zijn de gegevens van drie referentieobjecten opgenomen.
4.11 De Heffingsambtenaar refereert ter onderbouwing van de waarde in deze procedure tevens aan de verkoop en levering van a-straat 14, 16 en 22 op 30 december 2010 voor € 1.200.000.
4.12 Met voormeld taxatierapport heeft de Heffingsambtenaar naar het oordeel van het Hof aannemelijk gemaakt dat de waarde van € 55.000 voor a-straat 14 en € 58.000 voor a-straat 16 niet te hoog is. De verkoop en levering op 30 december 2010 is een bevestiging van dit oordeel. Dit oordeel geldt zeker ook voor a-straat 22 waarvan de waarde is vastgesteld op € 1.
4.13 Hetgeen belanghebbende naar voren heeft gebracht maakt het oordeel niet anders. Het door belanghebbende overgelegde taxatierapport van a-straat 14, 16 en 22 met dagtekening 10 september 2010 van E, gediplomeerd WOZ taxateur, verbonden aan G bedrijfsmakelaardij, is niet een verslag van een zelfstandig uitgevoerde taxatie, maar betreft een reactie op het door de Heffingsambtenaar overgelegde taxatierapport. Om die reden kan deze reactie naar het oordeel van het Hof het door belanghebbende verdedigde standpunt ten aanzien van de waarde niet zelfstandig dragen. Ook hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd maakt voormeld oordeel van het Hof niet anders.
4.14 Omtrent de eerder genoemde verkoop op 30 december 2010 overweegt het Hof dat in een geval waarin een belastingplichtige een onroerende zaak relatief kort voor of na de waardepeildatum heeft gekocht, danwel zoals in casu heeft verkocht, er in de regel van moet worden uitgegaan dat de waarde in de zojuist bedoelde zin, zijnde de prijs welke de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak wou willen betalen, overeenkomt met de door de belastingplichtige betaalde, of ontvangen, prijs, zulks tenzij de partij die zich daarop beroept feiten of omstandigheden stelt en aannemelijk maakt, waaruit volgt dat de koopsom niet die waarde weergeeft. Zie het arrest van de Hoge Raad van 29 november 2000, nr. 35 797, LJN: AA8610.
4.15 Belanghebbende neemt het standpunt in dat de verkoop op 30 december 2010 buiten beschouwing dient te blijven. Belanghebbende wijst op het tijdsverloop tussen de peildatum 1 januari 2009 en de verkoopdatum 30 december 2010 en voert aan dat de koop een sterk speculatief karakter draagt en dat de hoge koopsom is ingegeven door mogelijke toekomstige planologische wijzigingen.
4.16 Ter zitting is naar voren gekomen dat in de periode tussen de peildatum en de verkoopdatum geen sprake is geweest van – planologische - wijzigingen. Weliswaar is het verkoopcijfer twee jaar na de waardepeildatum gerealiseerd, zodat het met enig voorbehoud dient te worden gehanteerd, maar het specifieke karakter van het complex rechtvaardigt naar het oordeel van het Hof dat aan de verkoop een groot gewicht wordt toegekend.
4.17 In het door de Heffingsambtenaar overgelegde taxatierapport van a-straat 18 wordt de waarde gesteld op € 77.000. De taxateur gaat uit van een inhoud van circa 303 m³ voor het hoofdgebouw, 226 m³ voor de aanbouw en van een perceeloppervlakte van 400 m². De algemene onderhoudstoestand wordt in het taxatierapport omschreven als matig tot slecht. In het taxatierapport zijn de gegevens van twee referentieobjecten opgenomen.
4.18 In het taxatierapport van a-straat 20A wordt de waarde gesteld op € 152.000. De taxateur gaat uit van een inhoud van circa 634 m³ en van een perceeloppervlakte van 300 m². De algemene onderhoudstoestand wordt in het taxatierapport omschreven als goed. In het taxatierapport zijn de gegevens van drie referentieobjecten opgenomen.
4.19 In hoger beroep heeft de Heffingsambtenaar zich nader op het standpunt gesteld dat bij a-straat 18 rekening gehouden dient te worden met € 6.000 aan kosten voor verwijdering van asbest en bij a-straat 20A met 15 m³ minder inhoud van de aanbouw. Gelet hierop concludeert de Heffingsambtenaar voor a-straat 18 tot een waarde van € 71.000 en voor a-straat 20A tot een waarde van € 150.000.
4.20 Met voormelde taxatierapporten en de daarop in hoger beroep gegeven toevoegingen heeft de Heffingsambtenaar naar het oordeel van het Hof aannemelijk gemaakt dat de waarde van a-straat 18 dient te worden vastgesteld op € 71.000 en de waarde van a-straat 20A op € 150.000.
4.21 Hetgeen belanghebbende naar voren heeft gebracht maakt het oordeel niet anders. Het door belanghebbende overgelegde taxatierapport van a-straat 18 en 20a d.d. 10 september 2010 van E, gediplomeerd WOZ taxateur, van G bedrijfsmakelaardij, is, zoals ook hiervoor overwogen, niet een verslag van een zelfstandige taxatie maar uitsluitend een reactie op de door de Heffingsambtenaar overgelegde taxatierapporten. Ook hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd maakt voormeld oordeel van het Hof niet anders.