De beoordeling
De feiten
1. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis d.d. 6 juli 2011 onder 2 (2.1 t/m 2.9) een aantal feiten vastgesteld. Nu deze feiten tussen partijen niet in geschil zijn, zal ook het hof uitgaan van deze feiten. Samen met hetgeen verder vast is komen te staan, staat in deze zaak het volgende vast.
1.1. [verkoper 1] en [verkoper 2] (hierna: verkopers) hebben met [geïntimeerden ] een overeenkomst gesloten op 18 mei 1999, betreffende werkzaamheden aan een woonboerderij gelegen aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woonboerderij). In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
"Garantie voor het stucwerk op de buitengevels is 25 jaar."
1.2. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn vennoten geweest van [een VOF], welke vennootschap is ontbonden per 31 december 2001.
1.3. [appellanten] heeft in augustus 2006 de woonboerderij gekocht van de heer [verkoper 1] en mevrouw [verkoper 2]. In het aankooptraject bleek dat het stucwerk op de muren hersteld diende te worden. Bij de verkoop hebben verkopers aangegeven dat er sprake was van een levenslange garantie op het stucwerk. Het stucwerk zou daarom volgens verkopers na levering van de woonboerderij hersteld kunnen worden.
1.4. Op 1 juni 2007 heeft [appellanten] een sms van [geïntimeerde 1] ontvangen, waarin stond dat deze bereid was om aan het stucwerk herstelwerkzaamheden te verrichten.
1.5. [geïntimeerde 1] heeft in oktober 2007 enkele herstelwerkzaamheden aan het stucwerk van de woonboerderij uitgevoerd. De tekst van het door zowel [appellanten] als [geïntimeerde 1] ondertekende betalingsbewijs d.d. 1 november 2007 luidt als volgt:
"Betaald een bedrag van € 350,- (driehonderdenvijftig euro) voor het verrichten van stucwerk aan de 2 vensterbanken van de grote ramen achter. Al het andere stucwerk/reparatie en materiaal heeft onder garantie plaatsgevonden!"
1.6. Bij brief van 14 maart 2009 heeft [appellanten] [geïntimeerde 1] gesommeerd om binnen 14 dagen het stucwerk deugdelijk aan te brengen. Hierop heeft [geïntimeerde 1] niet gereageerd.
1.7. Bij brief van 28 april 2009 is [geïntimeerde 1] nogmaals in gebreke gesteld. Aan deze brief is een rapport gehecht van [Gevelrenovatiebedrijf] (hierna: [Gevelrenovatiebedrijf]) d.d. 12 april 2007, waarin onder meer het volgende staat:
"De stuclaag op de gevel is te dun. Op bepaalde plaatsen zelfs niet meer dan
3 mm. Aangezien een voeg minstens 8 tot 12 mm nodig heeft voor een goede hechting is dit een van de oorzaken waarom de voeg loslaat. Andere oorzaak is dat het een borstelvoeg is. Ook de stuclaag laat op sommige plaatsen los. Dit kan o.a. komen doordat de gevel nog zakt en scheuren nog werken [onderstreping door het hof]. Ook een slechte voorbehandeling kan een oorzaak zijn. Daarom moeten wij de oude laag verwijderen. Als dit niet gebeurt kan de oude onderlaag op nog meer plaatsen gaan loslaten."
Volgens [Gevelrenovatiebedrijf] is met de herstelwerkzaamheden aan het stucwerk een bedrag van € 63.388,00 gemoeid.
1.8. [geïntimeerde 1] heeft niet gereageerd op deze brief.
1.9. Op de vraag van [appellanten] waarom de huidige stuclaag eerst volledig verwijderd moet worden om de gevel op te knappen heeft [Gevelrenovatiebedrijf] bij brief van 24 april 2007 het volgende geantwoord:
"Oorzaak van het loslaten van het huidige metselwerk:
1. Slechte hechting. Dit kan o.a. komen door:
- Verkeerde voorbehandeling. Hierdoor zal aangebracht stucwerk op de duur gaan loslaten.
- Verkeerd materiaal. Er zou gebruik gemaakt kunnen zijn van mortel voor binnenwerkzaamheden.
2. Slecht voegwerk. Het stucwerk is te dun op de gevel aangebracht. Op bepaalde plekken is sprake van slechts 3 mm en zal er geen voldoende hechting zijn van de voeg. Voor een goede hechting van de voeg moet dit minimaal 8 mm zijn. Het huidige stucwerk zal te allen tijde eerst volledig verwijderd moeten worden. Wanneer dit niet gebeurt zal de huidige loslatende laag onder het nieuwe stucwerk komen en op den duur gaan loslaten."
1.10. Op 25 maart 2010 zijn [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] (wederom) in gebreke gesteld. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben daarop niet gereageerd.
1.11. Per e-mail van 18 april 2010 heeft B.S.P. Sierpleister v.o.f. (hierna: Sierpleister) desgevraagd het volgende aan [appellanten] meegedeeld:
"Het stucwerk is uitgevoerd in een steenmotief met voegwerk er tussen. Het stucwerk is uitgevoerd in een éénlaag constructie waarvan zich de vraag oproept hoelang dit goed stand houdt, de ervaring leert dat dit tussen de 10 en 15 jaar afbrokkelt, te meer de stuclaag bij u niet is geïmpregneerd. De stuclaag is op kleur aangebracht zonder een beschermde uv- bestendigheids coating, hetgeen nu al duidelijk zichtbaar is. De kleuren zullen met verloop van tijd steeds meer in kleurkracht afnemen. De reparaties die her en der zijn uitgevoerd staan in geen enkele verhouding tot de aanwezige kleur. Bovendien zijn de reparaties niet afgevoegd.
Bij de entree is een boogconstructie gestuct op underlayment plaatmateriaal. Dat hier de stuclaag gaat scheuren is vanzelfsprekend. Dit soort pleisters kunnen niet op houten plaatmaterialen worden verwerkt. Hiervoor dient men een plaatmateriaal te gebruiken welke hiervoor geschikt is. Houtwolcement platen lenen zich hiervoor uitstekend. Verder heb ik mijn twijfels of de aanwezige scheurvorming goed is behandeld. Voor zover ik het kan zien is dit niet gebeurd of verkeerd. Hiervoor dient men met krimpvrije mortel te werken."
1.12. Bij vonnis van rechtbank Groningen van 22 juli 2009, gewezen tussen verkopers ([verkoper 1] en [verkoper 2]) en [appellanten], is bepaald dat verkopers hun aanspraken op garantie met betrekking tot het stucwerk hebben overgedragen aan [appellanten]. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.
1.13. In hoger beroep (zaaknummer 200.046.958/01) is door dit hof op 15 februari 2011 een eindarrest gewezen, waarbij het vonnis van de rechtbank Groningen d.d.
22 juli 2009 integraal is bekrachtigd.