ECLI:NL:GHLEE:2012:BY4285

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.101.429/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling vaderschap en hoger beroep door ambtenaar van de burgerlijke stand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het vaderschap van een minderjarige. De ambtenaar van de burgerlijke stand had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Leeuwarden, waarin was vastgesteld dat de man, [belanghebbende], de vader is van het kind, [kind]. De rechtbank had op 30 november 2011 geoordeeld dat de man de biologische vader is, maar de ambtenaar van de burgerlijke stand betwistte deze vaststelling, omdat er geen huwelijksakte of identiteitsbewijs van de moeder was overgelegd. De moeder had gesteld dat zij en de man in 2010 in Noord-Irak waren gehuwd, maar kon dit niet aantonen.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand in het hoger beroep bevestigd, op grond van zijn wettelijke taken als belanghebbende. Het hof heeft vervolgens de feiten en omstandigheden beoordeeld, waaronder het ontbreken van de huwelijksakte en de identiteitsdocumenten van de moeder. Ondanks deze tekortkomingen oordeelde het hof dat er geen bewijs was dat de moeder met een andere man was gehuwd, en dat de man de verwekker van het kind was. Het hof concludeerde dat aan de voorwaarden voor de vaststelling van het vaderschap was voldaan, en dat er geen beletselen waren om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.

De beslissing van het hof leidde tot de bekrachtiging van de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de ambtenaar van de burgerlijke stand niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in zaken van vaderschapsvaststelling en de rol van de ambtenaar van de burgerlijke stand in dergelijke procedures.

Uitspraak

Beschikking d.d. 15 november 2012
Zaaknummer: 200.101.429/01
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam] in zijn hoedanigheid van ambtenaar van de burgerlijke stand,
zetelende te Leeuwarden,
appellant,
hierna te noemen: de ambtenaar van de burgerlijke stand,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.B. Boogaart, kantoorhoudende te Groningen,
Belanghebbenden:
1. [belanghebbende],
wonende te Leeuwarden,
verder te noemen: de man,
2. mr. J.S. Bauer in zijn hoedanigheid van bijzonder curator, kantoorhoudende te Leeuwarden,
verder te noemen: de bijzonder curator.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 30 november 2011 (zaaknummer 114409 FA RK 11-1400) heeft de rechtbank Leeuwarden vastgesteld dat de man ([belanghebbende], geboren [in 1980]), de vader is van de minderjarige [kind]
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 27 januari 2012, heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand hoger beroep ingesteld tegen die beschikking (en naar het hof begrijpt verzocht die beschikking te vernietigen).
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 8 maart 2012, heeft de moeder het hoger beroep van de ambtenaar van de burgerlijke stand bestreden en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring althans bevestiging van de beschikking waarvan beroep, kosten rechtens.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Het hof heeft bij beschikking van 14 maart 2012 een last tot toevoeging verstrekt ten behoeve van de bijzonder curator van de minderjarige [kind].
De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 5 juni 2012, waarbij zijn verschenen de ambtenaar van de burgerlijke stand en mw. Palsma, de moeder en haar advocaat, de man en de bijzonder curator mr. Bauer. Door mr. Boogaart zijn pleitnotities overgelegd.
De beoordeling
Feiten en achtergronden
1. De man en de moeder zijn naar eigen zeggen [in 2010], Noord-Irak, met elkaar gehuwd.
2. De man bezit (inmiddels) de Nederlandse nationaliteit.
3. De moeder heeft op 21 december 2010 hier te lande een asielaanvraag ingediend. Ter zitting heeft de advocaat van de moeder medegedeeld dat die asielaanvraag bij - inmiddels onherroepelijk geworden - beschikking van de toenmalige Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel is afgewezen.
4. De moeder is op 1 mei 2011 te Leeuwarden bevallen van [kind].
5. De man heeft op 3 mei 2011 aangifte gedaan bij de afdeling burgerlijke stand van de gemeente Leeuwarden van de geboorte van [kind]. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft de man niet als vader van het kind in de akte opgenomen wegens het ontbreken van een huwelijksakte en bewijzen waaruit blijkt dat de man pogingen heeft ondernomen om die te verkrijgen.
6. Bij inleidend verzoekschrift van 15 augustus 2011 heeft de moeder zich tot de rechtbank Leeuwarden gewend met het verzoek over te gaan tot vaststelling van het vaderschap van de man over de minderjarige [kind]. Bij het verzoekschrift is onder meer een rapport verwantschapsonderzoek gevoegd van Verilabs, gedateerd 21 juli 2011, waaruit blijkt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid (meer dan 99,999%) kan worden vastgesteld dat de man de biologische vader is van de minderjarige [kind].
7. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder toegewezen onder de overweging dat op grond van het voormelde rapport voldoende vast staat dat de man de biologische vader is van [kind] en dat niet is gebleken dat zich één van de afwijzingsgronden bedoeld in artikel 1:207 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voordoet.
De standpunten
8. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft in haar beschikking geen rekening gehouden met de identiteit alsmede de burgerlijke staat van de moeder. De moeder heeft geen identiteitsdocument of een paspoort uit haar geboorteland Irak overgelegd. De moeder heeft gesteld dat op 23 oktober 2010 een wettig huwelijk is voltrokken met de man, maar heeft ook de huwelijksakte niet overgelegd terwijl de man niet kan aantonen waarom zij dat niet kan. Op 23 februari 2011 is de man door de ambtenaar van de burgerlijke stand verzocht om de huwelijksakte te overleggen. Ondanks dat de man in de periode van 8 april 2010 tot en met 2 november 2010 feitelijk in Irak verbleef heeft de man verklaard deze akte niet te (hebben) kunnen verkrijgen. Op 3 mei 2011 heeft de man aangifte gedaan van de geboorte van [kind]. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft de man niet als vader in de geboorteakte opgenomen nu daarvoor de huwelijksakte noodzakelijk is. De man kan niet aantonen waarom hij de huwelijksakte niet kan verkrijgen, terwijl uit ervaring van de ambtenaar van de burgerlijke stand blijkt dat het goed mogelijk is om (dergelijke) stukken uit Irak te verkrijgen. Ook de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, heeft in het kader van de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning de moeder tegengeworpen dat zij in staat moet worden geacht reis- of identiteitsdocumenten te overleggen uit Irak. Nu het huwelijk tussen de man en de moeder niet middels een huwelijksakte is aangetoond terwijl niet aannemelijk is (gemaakt) dat de man en de moeder geen huwelijksakte kunnen overleggen, is naar het oordeel van de ambtenaar van de burgerlijke stand niet uitgesloten dat in deze sprake is van een situatie ex artikel 1:207 lid 2 sub a BW, te weten dat [kind] twee ouders heeft op grond waarvan vaststelling van het vaderschap (van de man) niet kan plaatsvinden.
9. De moeder, de man en de bijzonder curator hebben zich achter de bestreden beschikking geschaard.
De overwegingen van het hof
De ontvankelijkheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand in haar appel
10. Het hof is (ambtshalve) niet gebleken van beletselen om de ambtenaar van de burgerlijke stand in zijn appel te ontvangen. Naar het oordeel van het hof dient de ambtenaar van de burgerlijke stand in een situatie als de onderhavige op grond van zijn wettelijke taken als belanghebbende bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te worden aangemerkt.
11. Voorts is het verzoek in hoger beroep, hoewel het beroepschrift geen afzonderlijk petitum bevat, voldoende duidelijk en voldoet het aan de eisen bedoeld in artikel 359 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Ten aanzien van het geschil
12. Op grond van artikel 1:207 lid 1 BW geldt, voor zover hier van belang, dat de rechtbank het vaderschap van een man kan vaststellen op verzoek van de moeder van een kind dat nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, op de grond dat de man de verwekker is van het kind. Het tweede lid van voornoemd artikel geeft enkele beperkingen op de mogelijkheid tot vaststelling van het vaderschap, waaronder de situatie dat het kind reeds twee ouders heeft.
13. Tussen partijen is niet in geschil dat de man de verwekker is van de minderjarige [kind]. Tegen de betreffende vaststelling in de bestreden beschikking is in dit verband geen grief gericht, terwijl het door de moeder bij haar verzoek gevoegde rapport van Verilabs voldoende onderbouwing van de betreffende verwantschap biedt.
14. Het ontbreken van de door de ambtenaar van de burgerlijke stand verlangde bescheiden, zoals de huwelijksakte en/of het identiteitsbewijs van de moeder, is
- ook indien niet definitief vaststaat dat de stukken niet alsnog kunnen worden overgelegd - naar het oordeel van het hof onvoldoende om aan te nemen dat artikel 1:207 lid 2 BW in de weg staat aan de vaststelling van het vaderschap van de man over [kind]. Het hof heeft op grond van alle onderliggende stukken en het verhandelde ter zitting ook geen enkel aanwijzing dat de moeder met een ander (dan de man) is gehuwd, zodat niet aannemelijk is dat een situatie als bedoeld in artikel 1:207 lid 2 onder a BW in deze van toepassing is terwijl evenmin gebleken is dat een van de andere afwijzingsgronden zich voordoet.
15. Het hof concludeert dat aan de voorwaarden voor vaststelling van het vaderschap van de man over [kind] is voldaan. Uit de aard en strekking van voormeld artikel volgt voorts dat in zo'n geval geen plaats is voor een nadere belangenafweging.
De slotsom
16. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 30 november 2011 waarvan beroep en verklaart deze uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, voorzitter, M.P. den Hollander en I.A. Vermeulen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 15 november 2012 in bijzijn van de griffier.