met betrekking tot de grieven
3.1 Met grief I stelt [appellant] dat de kantonrechter hem ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld te reageren op de nieuwe informatie in de akte van
23 maart 2011 van AnderZorg, maar in plaats daarvan vonnis heeft bepaald op
20 april 2011.
3.2 In hoger beroep krijgen partijen opnieuw de gelegenheid om het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor te leggen. De stelling van [appellant] dat de kantonrechter hem niet de gelegenheid heeft geboden om te reageren op de (antwoord)akte van AnderZorg van 23 maart 2011 kan - wat daar verder ook van zij - onbesproken worden gelaten nu [appellant] in hoger beroep de gelegenheid heeft gehad om te reageren op de akte van AnderZorg, alsmede om bewijsstukken van betalingen en bewijs van verzekering bij een andere maatschappij over te leggen. [appellant] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Grief I treft geen doel.
3.3 Op grond van de met ingang van 1 januari 2006 met [appellant] gesloten overeenkomst vordert AnderZorg betaling van het verschuldigde eigen risico en de achterstallige premiebetalingen. Volgens [appellant] heeft AnderZorg geen vordering op hem nu hij in september 2006 de overeenkomst per 1 januari 2007 heeft opgezegd door middel van een opzeggingsbrief. AnderZorg betwist deze opzegging en stelt dat zij in 2006 geen opzeggingsbrief van [appellant] heeft ontvangen.
3.4 De kern van het tussen partijen gerezen geschil is of [appellant] de overeenkomst met AnderZorg per 1 januari 2007 rechtsgeldig heeft opgezegd.
3.5 [appellant] heeft voorafgaande en tijdens de procedure in eerste aanleg gesteld dat de overeenkomst met AnderZorg door opzegging per 1 januari 2007 is geëindigd. [appellant] heeft daartoe de opzeggingsbrief aan AnderZorg daterende van
20 september 2006 overgelegd. De kantonrechter heeft overwogen dat [appellant] geen stukken heeft overlegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de overeenkomst met AnderZorg eerder is geëindigd en ook is dit - behalve de opzeggingsbrief - niet anderszins door [appellant] onderbouwd. Met Grief II komt [appellant] op tegen deze overweging van de kantonrechter. Hij is van mening dat van hem geen nadere stukken en nadere onderbouwing kan worden verlangd.
3.6 [appellant] beroept zich met de opzegging op een rechtsgevolg dat aan toewijzing van de vordering van AnderZorg in de weg staat. Het verweer van [appellant] dat hij de overeenkomst met AnderZorg per 1 januari 2007 heeft opgezegd, moet daarom worden aangemerkt als een bevrijdend verweer. Volgens de hoofdregel van de bewijslastverdeling rust de bewijslast ten aanzien van het bevrijdende verweer (indien dit betwist wordt) op verweerder. Nu AnderZorg de opzegging betwist, dient [appellant] feiten en omstandigheden aan te voeren die de opzegging aannemelijk maken.
3.7 Ter onderbouwing van zijn verweer heeft [appellant] een opzeggingsbrief daterende van 20 september 2006 overgelegd die verstuurd zou zijn aan AnderZorg. AnderZorg stelt dat zij deze opzeggingsbrief nooit heeft ontvangen. Bovendien merkt zij op dat de overgelegde brief van [appellant] verkeerd geadresseerd is. In 2006 had AnderZorg nog geen vestiging in Enschede.
3.8 Ingevolge art. 3:37 lid 3 BW heeft een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring werking indien zij deze persoon heeft bereikt. De brief waarin [appellant] heeft verklaard dat hij de overeenkomst met AnderZorg wil opzeggen, dient AnderZorg te hebben bereikt wil zij haar werking hebben.
Bij betwisting van de ontvangst van de brief dient te verzender te stellen en zonodig te bewijzen dat de brief (tijdig) naar het juiste adres is verzonden, en ook dat de brief is ontvangen. Nu AnderZorg stelt dat zij de opzeggingsbrief nooit heeft ontvangen, was het aan [appellant] om te stellen en zonodig te bewijzen dat hij de brief naar het juiste adres heeft verzonden en dat AnderZorg de opzeggingsbrief heeft ontvangen. Gegevens waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [appellant] de opzeggingsbrief naar het juiste adres heeft verzonden en dat AnderZorg de brief heeft ontvangen, heeft [appellant] niet naar voren gebracht en een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod ligt in hoger beroep niet voor. De kantonrechter heeft dan ook terecht overwogen dat enkel uit de opzeggingsbrief niet kan worden afgeleid dat de overeenkomst met AnderZorg door opzegging is geëindigd per 1 januari 2007. Op grond daarvan heeft de kantonrechter terecht om nadere stukken en een nadere onderbouwing verzocht. Grief II faalt.
3.9 Nu tegen de overwegingen van de kantonrechter met betrekking tot de periode na 1 januari 2008 geen grieven zijn gericht, komt het hof tot de conclusie dat de overeenkomst tussen [appellant] en AnderZorg nog steeds voorduurt. [appellant] is dan ook verplicht om de uit de overeenkomst voortvloeiende premiebetalingen en verschuldigde eigen-riscio te voldoen.
3.10 Met grief III stelt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte overweegt dat de stelling dat hij in 2006 tot en met maart 2007 in staat van faillissement verkeerde te laat is ingebracht en daarom als tardief zal worden gepasseerd. Volgens [appellant] is de rechtbank er ten onrechte aan voorbij gegaan dat hij in persoon procedeerde.
3.11 Schuldeisers die in een faillissement zijn opgekomen, behouden hun vorderingsrecht als het faillissement wordt opgeheven bij gebrek aan baten. Ook schuldeisers die niet in het faillissement zijn opgekomen, behouden hun vorderingsrecht. Uit het feit dat AnderZorg haar vordering destijds niet bij de curator of bewindvoerder van [appellant] heeft ingediend, kan niet worden afgeleid dat zij geen vordering op [appellant] had. Het eventuele slagen van de grief kan [appellant] niet baten. Onbesproken kan daarom worden gelaten of de kantonrechter op goede gronden de stelling van [appellant] als tardief heeft gepasseerd.
Grief III faalt.