De verdere beoordeling
1. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de niet betwiste inhoud van de overgelegde producties, staan, voor zover van belang, de navolgende feiten tussen partijen vast.
1.1. [geïntimeerde] heeft op of omstreeks 22 mei 2009 met [cliënt] (hierna: [cliënt]) handelend onder de naam "OG-Advies" een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. [cliënt] werd daarbij vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van cliënt] (hierna: [vertegenwoordiger van cliënt]).
1.2. De genoemde overeenkomst hield in dat [cliënt] zich verbond tot het leveren en plaatsen van kunststofkozijnen ten behoeve van de woning van [geïntimeerde] voor een aanneemsom van € 25.690,-. De kozijnen zouden uiterlijk 7 augustus 2009 worden geplaatst.
1.3. Bij factuur van 22 mei 2009 heeft [cliënt] het bedrag van € 25.690,- aan [geïntimeerde] in rekening gebracht. [geïntimeerde] heeft dit bedrag op 25 mei 2009 voldaan op een rekening van OG-Advies.
1.4. [appellant] ging zakelijk en privé om met [cliënt] en de heer [partner van cliënt] (hierna: [partner van cliënt]), met wie [cliënt] een affectieve en zakelijke relatie onderhield. [appellant] en [vertegenwoordiger van cliënt] zijn onder meer werkzaam geweest voor OG-advies.
1.5. Op 1 juli 2009 zijn [vertegenwoordiger van cliënt] en [appellant] een onderneming gestart met de naam
"MHS B.V. i.o." (hierna: MHS). [cliënt] heeft één dag, te weten 1 juli 2009, in het handelsregister ingeschreven gestaan als "bevoegd functionaris". [appellant] heeft vanaf 1 juli 2009 tot 29 april 2010 als zodanig ingeschreven gestaan. [vertegenwoordiger van cliënt] stond als zodanig ingeschreven vanaf 1 juli 2009 tot 27 januari 2010 en vanaf
29 april 2010.
1.6. MHS B.V. is nooit opgericht. Op 24 augustus 2010 is de inschrijving van MHS wegens opheffing van de activiteiten ambtshalve doorgehaald.
1.7. De bankpas van MHS stond op naam van [cliënt] en zij en [partner van cliënt] hielden de volledige administratie.
1.8. Op de overeengekomen leveringsdatum, 7 augustus 2009 werden de kozijnen niet geplaatst.
1.9. [geïntimeerde] heeft vervolgens vele brieven ontvangen, gesteld op briefpapier van “MHS Bouwmaterialen” en met onderaan de vermelding “MHS Bouwmaterialen bv”. Het betreft onder meer de volgende brieven:
• Brief van 24 augustus 2009, ondertekend door [cliënt], bevattende de mededeling dat de kozijnen spoedig gereed zijn;
• Brief d.d. 27 oktober 2009, ondertekend door [vertegenwoordiger van cliënt], bevattende de bevestiging van het voornemen op korte termijn de werkzaamheden te starten;
• Brief gedateerd 18 januari 2009 (moet kennelijk zijn: 18 januari 2010), ondertekend door [vertegenwoordiger van cliënt], bevattende een verzoek een datum voor inbouw te plannen;
• Brief d.d. 29 januari 2010, ondertekend door [vertegenwoordiger van cliënt], bevattende de mededeling dat de opdracht wordt uitgevoerd als de weersomstandigheden het toelaten;
• Brief d.d. 19 februari 2010, ondertekend met de (volgens [appellant] vervalste) handtekening van [appellant], bevattende de mededeling dat OG-Advies en MHS medio 2009 een samenwerkingsverband zijn aangegaan en verzoeken om tot een planning te komen voor het plaatsen van kozijnen;
• Brief d.d. 10 maart 2010, ondertekend met de (volgens [appellant] vervalste) handtekening van [appellant], bevattende de bevestiging van de start van de werkzaamheden op 12 april 2010;
• Brief d.d. 16 maart 2010, ondertekend met de (volgens [appellant] vervalste) handtekening van [appellant], bevattende de verwijzing naar de door "ons" opgestelde offerte, de mededeling dat kozijnen gereed staan en de mededeling (citaat:) "Ook de ontvangen gelden voor deze opdracht zijn reeds in 2009 ontvangen".
1.10. Uiteindelijk zijn de kozijnen nooit geplaatst. Bij brief van 16 april 2010 gericht aan MHS, ter attentie van [appellant], heeft de raadsman van [geïntimeerde] namens hem de overeenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op terugbetaling van de aanneemsom.
1.11. [partner van cliënt] is bij strafvonnis van 6 oktober 2011 voor onder andere medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf van
28 maanden (waarvan 10 voorwaardelijk) en tot betaling van schadevergoeding aan (onder meer) [geïntimeerde] ten bedrage van € 25.690,-.