ECLI:NL:GHLEE:2012:BY0701

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.107.146/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor een verhuizing van een moeder met haar twee minderjarige kinderen. De moeder, appellante, had eerder bij de rechtbank Groningen een verzoek ingediend om toestemming te krijgen om met haar kinderen, [kind 1] en [kind 2], te verhuizen naar [woonplaats]. De rechtbank had dit verzoek op 20 maart 2012 afgewezen, waarop de moeder in hoger beroep ging. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De ouders hadden gezamenlijk het gezag over de kinderen en waren gescheiden sinds januari 2011. De moeder had een nieuwe partner en een baan in de omgeving van [woonplaats], wat haar verhuizing noodzakelijk maakte. Het hof overwoog dat de verhuizing niet zou leiden tot een substantiële vermindering van het contact tussen de kinderen en hun vader, omdat de moeder bereid was om de zorgregeling aan te passen en de reisafstand te compenseren. Het hof concludeerde dat de belangen van de moeder om met de kinderen te verhuizen zwaarder wogen dan de belangen van de vader, en verleende de moeder de gevraagde vervangende toestemming. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de nieuwe beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking d.d. 27 september 2012
Zaaknummer 200.107.146
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S. Striekwold,
kantoorhoudende te Nijmegen,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.B.F. Soppe,
kantoorhoudende te Assen,
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 20 maart 2012 (zaaknummer rechtbank: 131391 / FA RK 12-53) heeft de rechtbank Groningen het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren [in 2004] in de gemeente [gemeente], en [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren [in 2004] in de gemeente [gemeente], te mogen verhuizen naar [woonplaats] en de kinderen aldaar in te schrijven op een school, afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 21 mei 2012, heeft de vrouw verzocht de beschikking van 20 maart 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende haar verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor een verhuizing naar [woonplaats] met de kinderen alsnog toe te wijzen, alsmede aan haar toestemming te verlenen de kinderen in te schrijven op een school in [woonplaats].
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 26 juni 2012, heeft de man het verzoek bestreden en verzocht het beroep van de vrouw af te wijzen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief met bijlagen van 26 juli 2012 van mr. Soppe.
Ter zitting van 11 september 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat.
De beoordeling
De feiten
1. Uit het huwelijk van partijen zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over hen uit. Het huwelijk tussen partijen is op 5 januari 2011 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 21 december 2010 in de registers van de burgerlijke stand. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2. Tussen de man en de kinderen bestaat een zorgregeling, inhoudende dat de kinderen eenmaal in de veertien dagen van vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur, alsmede gedurende de helft van de vakanties en de feestdagen, bij de man verblijven.
3. Partijen hebben op 3 december 2010 een door hen opgesteld ouderschapsplan ondertekend. In artikel 2 van dit ouderschapsplan is opgenomen:
"(…) Bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders dit vooraf schriftelijk bekend maken aan de andere ouder en met elkaar in overleg treden om met elkaar de gevolgen van die voorgenomen verhuizing met betrekking tot de kinderen te bespreken. Partijen hebben overigens niet de intentie te gaan verhuizen naar een andere woonomgeving dan hun huidige woonplaats, aangezien zij een verhuizing niet in het belang van de kinderen achten. (…)"
4. De vrouw heeft op 10 januari 2012 een verzoekschrift ingediend met het verzoek haar vervangende toestemming te verlenen om met [kind 1] en [kind 2] te verhuizen naar [woonplaats] en de kinderen aldaar in te mogen schrijven op een school. De man heeft daartegen verweer gevoerd.
5. De rechtbank heeft beslist als hiervoor aangegeven onder "Het geding in eerste aanleg". De vrouw heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
6. De vrouw heeft de man bij dagvaarding van 20 juni 2012 in kort geding gedagvaard. Zij heeft daarbij gevorderd haar voorlopig vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing naar [woonplaats] en voor de inschrijving van de kinderen op een school in [woonplaats]. De man heeft op 2 juli 2012 van antwoord gediend. Bij vonnis van de rechtbank Groningen van 13 juli 2012 heeft de voorzieningenrechter de vordering van de vrouw afgewezen.
De overwegingen
7. Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW), dient het hof in een geschil als het onderhavige tussen ouders die gezamenlijk zijn belast met het gezag, een zodanige beslissing te nemen als in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. De belangen van de minderjarige dienen hierbij een eerste overweging te vormen. Conform vaste rechtspraak dient de rechter echter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
8. Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige en een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
9. De man heeft gesteld dat de verhuizing van [kind 1] en [kind 2] naar [woonplaats] ingrijpende gevolgen voor zijn relatie met de kinderen zal hebben. Naar het oordeel van het hof heeft de man terecht betoogd dat het bij een verhuizing naar [woonplaats] voor hem zeer moeilijk wordt om betrokken te zijn bij de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2]. Voor bijvoorbeeld gesprekken op school zal de man een afstand van 230 kilometer af dienen te leggen. Ter zitting is evenwel gebleken dat de man ook thans een beperkte rol vervult in het leven van [kind 1] en [kind 2]. Buiten de tussen hen bestaande weekendregeling om is er slechts marginaal contact tussen de man en de kinderen. Ondanks dat de vrouw herhaaldelijk bij de man heeft aangegeven dat zij graag zou zien dat de man een grotere rol zou vervullen in het leven van [kind 1] en [kind 2], is het hof, dat daar ter zitting naar gevraagd heeft, niet gebleken dat de man pogingen heeft ondernomen zijn weekendregeling met de kinderen uit te breiden. Het hof is dan ook van oordeel dat een verhuizing van de kinderen niet zal resulteren in een substantiële vermindering en beperking van het contact tussen de man en de kinderen ten opzichte van de vroegere situatie. Het hof baseert dit oordeel mede op de verklaring van de vrouw dat zij het belang inziet van een goed contact tussen de man en de kinderen en dat zij bereid is de man te compenseren voor het feit dat de kinderen straks verder bij hem vandaan wonen door de kinderen bijvoorbeeld in de vakantie langer bij de man te laten verblijven. De vrouw heeft voorts aangegeven bereid te zijn bij het halen en brengen van de kinderen de helft van de reisafstand voor haar rekening te nemen. De advocaten van partijen hebben zich ter zitting van het hof bereid verklaard met de man en de vrouw een duidelijke zorgregeling af te spreken. Het hof vertrouwt er dan ook op dat partijen in gezamenlijk overleg tot een goede regeling kunnen komen waarbij het thans tussen de man en de kinderen bestaande contact, wordt gewaarborgd.
10. Nu de vrouw bereid is om de man voldoende ruimte te bieden om op adequate wijze invulling te geven aan zijn ouderrol op afstand, zal verhuizen naar het oordeel van het hof derhalve geen negatieve gevolgen hoeven te hebben voor de (kwaliteit van) de contacten tussen de man en [kind 1] en [kind 2].
11. Het hof acht voorts van belang dat de familie van de vrouw in de omgeving van [woonplaats] woont en dat de vrouw een nieuwe partner heeft, die tevens woonachtig is in [woonplaats]. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij voornemens is begin volgend jaar met haar partner in het huwelijk te treden. De partner heeft een vaste baan in de omgeving van [woonplaats] en ook de vrouw heeft inmiddels een baan in deze omgeving gevonden. De vrouw heeft de baan geaccepteerd omdat de uitkering die zij tot voor kort ontving in december 2012 zou aflopen en de vrouw wilde voorkomen dat zij op een bijstandsuitkering aangewezen zou zijn. Voor het behoud van deze baan is noodzakelijk dat de vrouw op korte termijn in (de omgeving van) [woonplaats] komt te wonen.
12. De man heeft gesteld dat [kind 1] en [kind 2] hun hele leven in het noorden van [woonplaats] hebben gewoond en dat het beter voor hen is om in het noorden te blijven wonen. Hoewel het hof van oordeel is dat de verbreking van de continuïteit van de woon- en sociale leefomgeving voor kinderen van [kind 1]'s en [kind 2]s leeftijd ingrijpend is, heeft een verhuizing van de moeder naar 's hofs oordeel niet zodanig nadelige gevolgen voor de kinderen dat de belangen van de moeder om haar leven in [woonplaats] op te bouwen hiervoor moeten wijken. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de vrouw heeft aangegeven dat zij reeds een jaar lang eens in de veertien dagen met de kinderen naar haar partner in [woonplaats] reist, dat de kinderen zich prettig voelen in [woonplaats] en dat zij gesteld zijn op de partner van de vrouw. De kinderen zijn inmiddels gewend aan de omgeving en hebben er sociale contacten. Dat, zoals de vrouw heeft gesteld, de kinderen positief hebben gereageerd op de voorgenomen verhuizing, is voorts door de man niet weersproken.
13. Alle voornoemde belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegende, waarbij het belang van [kind 1] en [kind 2] centraal staat, maar niet doorslaggevend is, komt het hof tot de conclusie dat het belang van de vrouw om met [kind 1] en [kind 2] naar [woonplaats] te verhuizen, en hen aldaar op een school in te schrijven, zwaarder weegt dan het belang van de vader bij een afwijzing van het verzoek van de vrouw.
Slotsom
14. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
verleent de moeder vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats] en de kinderen aldaar op een school in te schrijven;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, voorzitter, J.D.S.L. Bosch en M.P. den Hollander, en uigesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 27 september 2012 in bijzijn van de griffier.