ECLI:NL:GHLEE:2012:BY0632

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.106.283/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Lijfsdwang bij achterstallige alimentatie en de beoordeling van betalingsonmacht

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de toepassing van lijfsdwang in het kader van achterstallige alimentatie centraal. De man, die al drie maanden in lijfsdwang heeft gezeten, heeft geen betalingen verricht. Het hof heeft vastgesteld dat de man op dit moment niet in staat is om aan zijn alimentatieplicht te voldoen. De uitspraak is gedaan op 16 oktober 2012, onder zaaknummer 200.106.283/01.

De procedure in hoger beroep volgde na een eerdere uitspraak van de rechtbank. Tijdens de comparitie van partijen op 23 augustus 2012 heeft de man verklaard dat hij momenteel geen geld heeft. Zijn advocate heeft aangegeven dat de boekhouder weigert mee te werken zolang de man zijn openstaande nota's niet betaalt. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de benodigde financiële stukken niet in het dossier aanwezig zijn, wat de beoordeling van de zaak bemoeilijkt.

Het hof heeft verder vastgesteld dat de man een huurachterstand heeft van meer dan € 17.000, wat heeft geleid tot een ontbindingsvordering van de huurovereenkomst door zijn verhuurder. De man heeft ook geen zakelijke activiteiten meer met het bedrijf KorfVis sinds oktober 2011. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat de man, ondanks zijn eerdere handelwijze, aannemelijk heeft gemaakt dat hij momenteel niet in staat is om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen.

De grieven van de man zijn afgewezen en het vonnis van de rechtbank is bekrachtigd. Het hof heeft bepaald dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep zal dragen.

Uitspraak

Arrest d.d. 16 oktober 2012
Zaaknummer 200.106.283/01
(zaak- en rolnummer rechtbank 195829/ KL ZA 12-74)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L.M. de Jong, kantoorhoudende te Kampen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Metin, kantoorhoudende te Arnhem.
Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Ten aanzien van het procesverloop tot 24 juli 2012 verwijst het hof naar het arrest van die datum. Ter uitvoering van deze uitspraak heeft op 23 augustus 2012 een comparitie van partijen plaatsgehad, waarbij akte is gevraagd van overlegging van producties door de man. Van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens heeft eerst de man en vervolgens de vrouw een akte genomen, waarbij de man andermaal producties heeft overgelegd.
Ten slotte hebben partijen de stukken opnieuw overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. De man heeft ter zitting volgehouden dat hij op dit moment geen geld heeft. Zijn advocate heeft verklaard dat de boekhouder weigert mee te werken zolang de man de nota's die hij verschuldigd is niet betaalt. De boekhouder zou niet bereid zijn om een brief op te stellen waarin deze aangeeft dat hij niet wil meewerken. Ter onderbouwing van dat laatste heeft de advocaat na afloop van de comparitie een kopie overgelegd van een door haar aan deze boekhouder geschreven bevestiging van een telefoongesprek. Uit de brief valt op te maken dat de boekhouder inderdaad op geen enkele manier medewerking zal willen verlenen aan de overlegging van financiële stukken over de jaren 2010 en 2011. Hiermee is voldoende aannemelijk dat deze stukken zich om die reden niet in het dossier bevinden. Ook wordt aannemelijk dat de boekhouder nog vorderingen op de man heeft. De desbetreffende facturen zijn eveneens in het geding gebracht. Van belang is verder, dat blijkens een eveneens in kopie overgelegde dagvaarding die op 17 juli 2012 aan de man is betekend, zijn verhuurder bij de kantonrechter de ontbinding heeft gevorderd van de huurovereenkomst met betrekking tot het bedrijfspand, onder betaling van een huurachterstand van ruim € 17.000, vermeerderd met een boete en andere nevenvorderingen - een en ander tot een totaal van ruim € 75.000.-. Deze productie - waarvan de juistheid niet is bestreden - sluit aan op de sommatie van 16 mei 2012 die door de man als productie 4 bij de memorie van antwoord al in het geding was gebracht. Voorts beschikt het hof inmiddels over een in afschrift overgelegde verklaring van het bedrijf KorfVis, die de conclusie rechtvaardigt dat de man sinds oktober 2011 geen zaken meer met dit bedrijf doet.
2. Bij gebrek aan concrete aanwijzingen voor het tegendeel heeft de man met dit alles uiteindelijk - hoewel als gevolg van zijn handelwijze nog vele vragen onbeantwoord zijn gebleven - in voldoende mate van waarschijnlijkheid aannemelijk gemaakt dat hij althans op dit moment buiten staat is aan zijn alimentatieplicht te voldoen. Aan dat oordeel draagt bij dat de man inmiddels enkele maanden gegijzeld is geweest, zonder dat deze maatregel tot enige betaling heeft geleid.
De slotsom.
3. De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Nu partijen gewezen echtelieden zijn, dient iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep te dragen.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep zal dragen.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, B.J.H. Hofstee en R.A. van der Pol en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van 16 oktober 2012 in het bijzijn van de griffier.