Arrest d.d. 16 oktober 2012
Zaaknummer 200.008.985/01
(zaaknummer Rb: 223144 \ CV EXPL 07-4064)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
procesadvocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond,
gevestigd te Zeist,
geïntimeerde in het principaal appel en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: De KNVB procesadvocaat: mr. T. Douma, kantoorhoudende te Amsterdam.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 14 december 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na het tussenarrest van 14 december 2010 zijn op 14 maart 2011, 22 september 2011 en op 3 januari 2012 getuigen gehoord, van welke verhoren processen-verbaal zijn opgemaakt;
Vervolgens heeft de KNVB een Akte houdende schriftelijke bewijslevering genomen;
Daarna heeft [appellant] een memorie na enquête genomen, waarop door de KNVB een antwoordmemorie na enquête is genomen;
Voorts heeft [appellant] een antwoordakte in principaal en incidenteel appel genomen;
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
1. In zijn tussenarrest van 14 december 2010 heeft het hof de KNVB opgedragen te bewijzen dat op 25 februari 2005 bij het stadion van VVV te Venlo borden waren bevestigd met daarop de mededeling dat de Standaardvoorwaarden van toepassing zijn met daarin de bepaling: 'De standaardvoorwaarden worden op verzoek (afdeling juridische zaken betaald voetbal, postbus 515, 3700AM Zeist) onverwijld en kosteloos door de KNVB toegezonden.’
2. Daarnaast heeft het hof [appellant] in de gelegenheid gesteld bij wege van tegenbewijs aannemelijk te maken dat hij op 25 februari 2005, bij de voetbalwedstrijd VVV – Cambuur door de politie is gedwongen het stadion van VVV in te gaan. Dit ter ontzenuwing van het voorshands als vaststaand aangenomen feit dat [appellant] zich vrijwillig toegang tot het stadion heeft verschaft met een geldig toegangsbewijs.
Bezwaar tegen het verloop van de procedure
3. Bij memorie na enquête beklaagt [appellant] zich erover dat de KNVB bij “Akte houdende schriftelijke bewijslevering” zonder toelichting bewijsstukken heeft overgelegd. [appellant] stelt dat hij daardoor niet wist op welke stellingen die stukken betrekking hebben, zodat hij zich onvoldoende kon verweren. Hij kwalificeert deze gang van zaken als: ‘de omgekeerde wereld’, ‘ongehoord’ en ‘een procesrechtelijke anomalie’. Het beginsel van hoor en wederhoor is volgens [appellant] geschonden.
4. Het hof overweegt dienaangaande dat de KNVB de bedoelde stukken heeft ingebracht in het kader van het haar bij tussenarrest opgedragen bewijs alsmede het aan [appellant] opgedragen tegenbewijs. De feiten waarop die bewijsopdrachten betrekking hebben, zijn helder: enerzijds of er wel of geen borden hingen en anderzijds of [appellant] gedwongen is het stadion binnen te gaan. [appellant] heeft niet betoogd dat die probanda onduidelijk zijn. Slechts inzake die bewijsopdrachten hebben de bij akte overgelegde bewijsstukken zin en betekenis, hetgeen ook aan [appellant] duidelijk was dan wel kon zijn. Bovendien had [appellant], na toelichting door de KNVB, op de producties kunnen reageren. In zijn laatste akte had [appellant] nog op de stukken kunnen reageren, nadat hij dat overigens in zijn antwoordmemorie na enquête al had gedaan (vanaf randnummer 6). [appellant] heeft voorts niet het bij memorie na enquête aangekondigde pleidooi verzocht. Aan de gemaakte bezwaren gaat het hof derhalve voorbij.
Vrijwillig of onvrijwillig het stadion ingegaan?
5. [appellant] is in de gelegenheid gesteld bij wege van tegenbewijs aannemelijk te maken dat hij op 25 februari 2005, bij de voetbalwedstrijd VVV – Cambuur door de politie is gedwongen het stadion van VVV in te gaan. Dit ter ontzenuwing van het voorshands als vaststaand aangenomen feit dat [appellant] zich vrijwillig toegang tot het stadion heeft verschaft met een geldig toegangsbewijs. Er zijn in dit verband elf getuigen gehoord, te weten van de zijde van [appellant]: [appellant] (partij); [getuige 1]; [getuige 2]; [getuige 3 ]; [getuige 4]; [getuige 5]; [getuige 6]; [getuige 7 ] (mede-supporters) en van de zijde van KNVB: [getuige 8]; [getuige 9] en [getuige 10] (politiemensen). De twaalfde getuige (van de zijde van de KNVB): [getuige 11] (manager veiligeid bij VVV) is slechts gehoord in het kader van het tweede hierna te behandelen bewijsthema. Tevens heeft de KNVB schriftelijke bewijsstukken overgelegd.
6. Over het arriveren van [appellant] en de groep waartoe hij behoorde bij het stadion stemmen de getuigeverklaringen vergaand overeen. Zij komen erop neer dat de voertuigen waarmee de groep waarvan [appellant] deel uitmaakte bij het stadion arriveerden, werden geparkeerd enkele tientallen meters verwijderd van de ingang van het uitvak van het stadion. Alle getuigen, met uitzondering van [appellant] en [getuige 2], verklaren dat de groep vervolgens uit eigen beweging richting de ingang van het stadion is gelopen. [appellant] en [getuige 2] verklaren, kort gezegd, dat zij vanaf de parkeerplaats door de politie naar de ingang van het uitvak zijn gedreven. De politie zou hebben gevorderd naar het stadion te gaan en daarbij hebben geslagen met de ‘lange lat’. Deze twee verklaringen verschillen niet alleen van die van de andere supporters en politiemensen maar stemmen ook onderling niet overeen.
7. [appellant] verklaart dat, terwijl hij nog bij het busje stond, de politie en marechaussee zonder aanleiding vorderden naar het stadion te gaan en zonder verdere aanleiding geweld gebruikte. Voorts verklaart [appellant] dat hij 20 a 30 meter heeft tegengestribbeld met woorden, maar toch werd gedwongen “zich in de richting van het uitvak te bewegen”. [getuige 2] verklaart dat bij het uitstappen uit het busje de sfeer ‘vrolijk’ was en dat er werd gezongen. Pas op het moment dat hij nog ´vlakbij de busjes´ was zag hij dat er politie ‘aanwezig was’ en dat deze op het publiek begon in te rammen.
8. Het hof gaat aan deze op onderdelen verschillende verklaringen van [appellant] en [getuige 2] die afwijken van de overige verklaringen voorbij. Te meer daar [appellant], hoewel hij formeel geen partijgetuige is, een eigen belang heeft bij de door de hem gegeven lezing van de feiten, zodat het hof de verklaring van [appellant] met enige voorzichtigheid beoordeelt.
9. Omtrent de vraag waarom zij naar het uitvak zijn gelopen, wijken de verklaringen van [appellant] en [getuige 2] af van die van de overige getuigen. [getuige 1] verklaart: “…om te kijken waar we moesten zijn. We hebben het voor ons bestemde vak opgezocht en wilden toen naar binnen gaan, maar de hekken waren nog gesloten. Volgens [getuige 4] is de groep in de richting van het uitvak gelopen heeft zich aangesloten bij de andere mensen die het uitvak in wilden gaan. [getuige 6 ] verklaart: Toen ik het busje verliet heb ik gemerkt dat bij het stadion een soort van opstootje plaatsvond. (…). Wij zijn daarna in de richting van het stadion gelopen dat zich op een afstand van enkele tientallen meters van ons busje bevond. [getuige 7] verklaart: ‘…dat er bij het supporterscafé bij het stadion een opstootje plaatsvond. Wij zijn toen van ons busje in de richting van het opstootje gelopen maar inmiddels arriveerde daar ook politie. De meeste door [appellant] opgeroepen getuigen (medesupporters) verklaren dat van fysiek optreden door de politie pas sprake was nadat de groep bij de ingang van het stadion was aangekomen.
10. De strekking van de verklaringen (met uitzondering van die van [appellant] en [getuige 2]) is dat [appellant] op 25 februari 2005 samen met medesupporters kort voor de wedstrijd arriveerde bij het stadion van VVV, met die supporters die het stadion wilden binnengaan het busje heeft verlaten, zelf naar het tientallen meters verderop gelegen stadion is gelopen naar de ingang bestemd voor de Cambuursupporters en vervolgens dit stadion is binnen gegaan.
11. Dat [appellant] onvrijwillig het stadion is ingegaan, volgt daaruit niet. Zelfs als de politie op het laatst druk op de groep heeft uitgeoefend om door te lopen, vindt het vermoeden dat [appellant] vrijwillig het stadion is gegaan in de getuigen-verklaringen eerder bevestiging dan dat dit vermoeden wordt ontzenuwd. Het ambtsedig opgemaakte verbaal van brigadier [brigadier] is daarmee in lijn, nu deze verklaart dat door politie geen dwang is uitgeoefend.
12. [appellant] is niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs, zodat het hof er bij de verdere beoordeling van uitgaat dat [appellant] vrijwillig het stadion is ingegaan en daarbij (dus) beschikte over een kaartje. Bovendien is, zoals het hof hierna (onder 20) zal overwegen, [appellant] ook als hij zonder kaartje naar binnen zou zijn gegaan gebonden aan de KNVB-bepalingen aangaande stadionverboden en boetes.
Wel of geen borden met verwijzing naar de standaardvoorwaarden?
13. De KNVB is opgedragen te bewijzen dat op 25 februari 2005 bij het stadion van VVV te Venlo borden waren bevestigd waarop was vermeld dat de Standaardvoorwaarden van toepassing zijn met onder meer de tekst: 'De standaardvoorwaarden worden op verzoek (afdeling juridische zaken betaald voetbal, postbus 515, 3700AM Zeist) onverwijld en kosteloos door de KNVB toegezonden.’
14. Daartoe heeft de KNVB als getuige de heer [getuige 11] doen horen en stukken overgelegd, te weten richtlijnen en de schriftelijke uitwisseling van informatie tussen VVV en de KNVB over de vraag of VVV in 2004 en 2005 voldeed aan de door de KNVB gestelde licentie-eisen. Een van die licentie-eisen is dat dat bij de ingangen van het stadion borden met bovengenoemde tekst geplaatst moeten zijn. Dat is door [appellant] niet weersproken. Evenmin is door [appellant] voldoende gemotiveerd de authenticiteit weersproken van het stuk ('Het sanctietraject licentie-eisen' (productie 11)) waaruit volgt dat voor 2004 betreffende VVV alleen opmerkingen zijn gemaakt over de verlichting. Over de borden is geen opmerking gemaakt.
15. [appellant] stelt dat de overgelegde stukken hem niet regarderen daar deze tussen VVV en de KNVB zijn gewisseld. Het hof overweegt dienaangaande dat aan [appellant] kan worden toegegeven dat de overgelegde stukken weliswaar geen invulling kunnen geven aan de rechtsverhouding tussen [appellant] en de KNVB maar zij kunnen wel (mede) bijdragen aan de overtuiging van het hof aangaande de feitelijke situatie rond het stadion van VVV.
16. Voorts heeft de KNVB betreffende 2005 een memo van 2 juni 2005 van de KNVB aan de Licentiecommissies van diverse voetbalclubs overgelegd (productie 12), met daarin onder meer de volgende tekst:
"In januari en februari 2005 heeft bureau veiligheidszaken in het kader van de beoordeling van de licentie-eisen infrastructuur een integrale controle uitgevoerd. Deze controle bestond uit een tweetal onderwerpen:
- de veiligheidsverklaring, afgegeven door de gemeente en mede ondertekend door de voorzitter van de club
-de integrale controle van licentie-eisen en niet licentie-eisen uitgevoerd door auditoren van de KNVB.
Bureau veiligheidszaken heeft op basis van voornoemde documenten een quickscan opgesteld ten behoeve van de leden van de veiligheidskamer. In deze quickscan is uiteengezet of aan de voorwaarden zoals gesteld in het handboek licentie-eisen is voldaan dan wel welke tekortkomingen zijn geconstateerd. De uitkomst van de quickscans is vervolgens besproken met de leden van de kamer veiligheid."
17. In het daarop volgende overzicht staat bij VVV vermeld dat geen sprake is van tekortkomingen, dat geen dispensaties zijn verleend en dat aan het advies van de 'kamer veiligheid' is voldaan.
18. [appellant] heeft de authenticiteit van het memo in twijfel getrokken en opgemerkt dat het een memo van 2 juni 2005 is, terwijl het in de onderhavige zaak gaat om de situatie op 25 februari 2005. Dat argument snijdt echter geen hout. Het memo is weliswaar van juni 2005 maar het bevat de verslaglegging van een bij de clubs door het bureau veiligheidszaken van de KNVB uitgevoerde integrale controle in januari en februari 2005. Voorts ligt de inhoud van het memo geheel in het verlengde van de voorgaande stukken betreffende 2004, waarin een periodieke controle op het voldoen aan de licentie-eisen is vastgelegd. Ook sluit de inhoud van het memo aan op de onder ede afgelegde verklaring van de heer [getuige 11] (manager veiligheid bij VVV). Tot wiens taken het ondermeer behoorde om vierentwintig uur voorafgaand aan een wedstrijd te controleren of de voornoemde borden aanwezig waren. Van [getuige 11] bevestigt dat hij in februari 2005 die controle heeft uitgevoerd en dat de bedoelde borden aanwezig waren. Hij beschrijft de borden alsmede de plaats waar deze bevestigd waren (in de sluis aan de linkerzijde). Hoewel de overige getuigen de borden niet hebben gezien, verklaren zij daarop ook niet hebben gelet, hetgeen gezien hun verklaringen voor het overige aannemelijk is. Deze verklaringen hebben voor dit bewijsthema daarom geen relevantie.
19. Naar het oordeel van het hof heeft de KNVB aan haar bewijsopdracht voldaan, zodat er in rechte van moet worden uitgegaan dat de voorgeschreven borden bij het stadion aanwezig waren. Het beroep op de vernietigbaarheid van de standaardvoorwaarden faalt en [appellant] is gebonden aan de in de standaardvoorwaarden opgenomen bepalingen, zodat de grieven 5 t/m 13 falen.
20. Nu ervan moet worden uitgegaan dat de borden met daarop de verwijzing naar de standaardvoorwaarden aanwezig waren, geldt dat [appellant] ook als hij zonder kaartje naar binnen is gegaan de in het onderhavige geding gevorderde boetes tegen zich moet laten gelden nu deze boetes als voorwaarden (zoals volgt uit de door de KNVB overgelegde stukken en foto's) op de borden uitdrukkelijk worden genoemd.
21. In het tussenarrest van 14 december 2010 is geoordeeld dat de overige grieven in het principaal appel falen en dat de grief in het incidentele hoger beroep slaagt, zodat het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover daarin de gevorderde boete (€ 4.850,-) is gematigd tot een bedrag van € 1.200,-. In zoverre opnieuw rechtdoende zal het hof de boete thans toewijzen tot een bedrag van € 4.850,- vermeerderd met de betekeningskosten voor de deurwaardersexploiten, welke kosten immers op grond van art. 10.7. van de KNVB-standaardvoorwaarden voor rekening komen van [appellant]. De KNVB heeft dit in de dagvaarding in eerste aanleg (onder 7.) uitdrukkelijk gesteld. De betwisting van [appellant] van de verschuldigdheid van de eploitkosten wordt daarmee door het hof gepasseerd. Alles tot een bedrag van € 5.000,- nu de KNVB haar vordering tot dat bedrag heeft beperkt.
Slotsom
22. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd en [appellant] zal alsnog worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.850,- voor boetes te vermeerderen met € 242,07 voor betekeningskosten. Dit alles voor zover een bedrag van € 5.000,- niet wordt overschreden nu de KNVB haar vordering tot dit bedrag heeft beperkt. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties gevallen aan de zijde van de KNVB , in eerste aanleg conform het vonnis van de rechtbank en in hoger beroep (3 punten, tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
veroordeelt [appellant] tot betaling aan de KNVB van een bedrag van € 5.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 4.850,- vanaf 27 mei 2007, zijnde de dag van dagvaarding in eerste aanleg;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van de KNVB op € 269,85 aan verschotten en € 525,- aan geliquideerd salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van de KNVB op € 496,- aan verschotten en € 1.896,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, M. Zandbergen en G. van Rijssen en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 16 oktober 2012 in bijzijn van de griffier.