11. In het tussenvonnis van 3 maart 2004 heeft de rechtbank de neuroloog
[dokter 1] (hierna: [dokter 1]) en de arbeidsdeskundige [dokter 3] (hierna: [dokter 3]) tot deskundigen benoemd. Beide deskundigen hebben een rapport ter griffie van de rechtbank gedeponeerd. In het rapport van [dokter 1] (d.d.
4 augustus 2004) is onder meer het volgende vermeld:
“Opmerking met betrekking tot de juridische stukken
In de rapportage van de neuroloog [dokter 2] wordt aangegeven dat [appellant] wellicht zou kunnen verbeteren via een revalidatieprogramma in het Academisch Ziekenhuis Groningen of in revalidatiecentrum Beatrixoord (overigens thans één universitaire instelling). [appellant] heeft dit niet gedaan en hem wordt aldus verweten niet mee te willen werken aan zijn mogelijke verbetering.
Er is een verzoek aan de huisarts gericht om inzage te krijgen in het volledige huisartsenjournaal, de zogenaamde “groene kaart”. [appellant] stelt zich op het standpunt dat deze informatie niet ter zake doet en een inbreuk maakt op zijn persoonlijke levenssfeer. Aldus wordt hem wederom verweten niet mee te willen werken.
Bespreking
Betrokkene is op 7 juli 1994 met zijn auto in de sloot gereden. Hoewel er in de beschikbare stukken bij herhaling wordt aangegeven dat betrokkene bij dit ongeval een whiplashletsel heeft opgelopen, staat dit naar mijn opvatting onvoldoende vast. Wel kan aannemelijk worden gemaakt dat er bij dit ongeval plotseling een grote snelheidsvertraging is opgetreden en dat de auto vermoedelijk tegelijkertijd aan meerdere krachten heeft blootgesteld. Ten gevolge van dit gebeuren heeft betrokkene klachten gekregen die inderdaad veel overkomsten vertonen met mensen die een whiplashletsel hebben opgelopen. De klachten van [appellant] worden echter ook gezien bij mensen die een hersenschudding hebben gehad (het zgn post-commotionele syndroom), voorts ook in meer of mindere mate bij het chronisch vermoeidheidssyndroom. Daarnaast zijn er nog een aantal andere syndromen met ongeveer dezelfde aspecifieke klachten, die zich moeilijk onder een eenduidige diagnose laten benoemen.
Betrokkene is bij het ongeval duizelig geworden en er ontstonden later diffuse pijnklachten. Ik acht deze verschijnselen goed voorstelbaar ten gevolge van het ongeval. Betrokkene is medisch onderzocht, er werden röntgenopnamen gemaakt en er werden geen afwijkingen geconstateerd. Het zou derhalve een normaal verwachtingspatroon zijn dat na verloop van tijd zijn klachten zouden afnemen. Dat is evenwel niet gebeurd, integendeel, er is na verloop van tijd een verergering opgetreden, zodanig dat betrokkene zich niet meer in staat acht deel te nemen aan het arbeidsproces. Deze ontwikkeling laat zich in het algemeen moeilijk rijmen met organiciteit. Ook bij het huidig onderzoek worden in het geheel geen lichamelijke afwijkingen geconstateerd. Bij observatie en inschatting van de hogere cerebrale functies worden geen op de voorgrond tredende afwijkingen gevonden, in het bijzonder geen aandachtsstoornissen en geen geheugenstoornissen. Wel lijkt betrokkene mij weinig introspectief ingesteld, met de neiging de verantwoordelijkheid voor de huidige situatie sterk buiten zichzelf te zoeken, dan wel zich afhankelijk op te stellen van de omgeving. Betrokkene lijkt zich als het ware neer te leggen bij de situatie en sterk uit te gaan van een verwachtingspatroon dat hij vrijwel niets meer kan, hetgeen overigens geen bewuste strategie hoeft te zijn. Daarbij is het voorstelbaar dat betrokkene in deze opvatting werd gesteund door de pseudo-behandeling van de manueel-therapeut, die met marcaïne injecties in de kuit spierblokkades meende te kunnen opheffen. Het kan daardoor niet worden uitgesloten dat in dit complexe geheel langzamerhand een iatrogeen element is geslopen.
Uiteraard is het niet uitgesloten en zelfs waarschijnlijk dat betrokkene ten gevolge van het ongeval klachten heeft opgelopen. Deze klachten zijn alle echter aspecifiek en het is niet uitgesloten dat betrokkene door allerlei invloeden binnen en buiten zichzelf daarop gefixeerd is gebleven en thans leeft vanuit de overtuiging dat hij door het ongeval niets meer kan. Dit geheel van spanningen met onder andere het verlies van zijn baan, kan mede aanleiding zijn tot een vicieuze cirkel van vermoeidheid, hoofdpijn, prikkelbaarheid en concentratiebelemmeringen.
In dit perspectief is de vraag naar een eventuele behandeling in een revalidatie-instelling niet relevant. Het is mijn stellige overtuiging dat een dergelijke aanpak niet veel veranderingen zou hebben teweeggebracht. Voorts acht ik het voor een goede beoordeling niet zonder meer noodzakelijk dat inzage wordt verkregen in het complete huisartsenjournaal. Ik heb stellig niet de indruk dat hierin gegevens staan die een volledig ander licht op deze zaak zouden hebben kunnen werpen of waardoor mijn beoordeling van betrokkene tot essentieel andere gezichtspunten zou leiden.
Het geheel overziende is het derhalve voorstelbaar dat betrokkene ten gevolge van het ongeval klachten heeft opgelopen. De ernst van de huidige problematiek is echter moeilijk in zijn geheel aan het ongeval toe te schrijven en de huidige klachten of de daarmee samenhangende sociale of beroepsmatige tekortkomingen lijken mij toch wat te zwaar aangezet in vergelijking met wat verwacht zou kunnen worden op grond van de huidige bevindingen.
Beantwoording van de vragen
a Wat is uw diagnose van de huidige klachten en/of verschijnselen van [appellant]?
Een eenduidige diagnose is moeilijk te stellen, zodat een beschrijvende diagnose geldt: Aspecifieke tendomyogene en psychoneurologische klachten na ongeval op 7 juli 1994.
b. Is het voor het stellen van de diagnose en het beantwoorden van de vragen van belang om over andere nog ontbrekende medische gegevens, waaronder de (onverkorte) patiëntenkaart te beschikken?
Neen, dit is niet van belang.
Voor het stellen van de diagnose en het beantwoorden van de vragen is het thans voorliggende dossier in combinatie met mijn onderzoek van betrokkene voldoende om de vragen te beantwoorden.
Is het naar uw oordeel aannemelijk dat deze klachten en/of verschijnselen het gevolg zijn van het [appellant] op 7 juli 1994 overkomen ongeval?
Het is aannemelijk dat betrokkene ten gevolge van het ongeval aanvankelijk klachten heeft opgelopen. De ernst van de huidige problematiek is echter moeilijk in zijn geheel aan het ongeval toe te schrijven en de huidige klachten of de daarmee samenhangende sociale of beroepsmatige tekortkomingen lijken mij toch wat te zwaar aangezet in vergelijking met wat verwacht zou kunnen worden op grond van de huidige bevindingen.
d. Indien het ongeval zich niet had voorgedaan, zouden – gelet op de eventuele pre-existente aandoening(en) – de klachten, afwijkingen en beperkingen zich (t eniger tijd) ook hebben voorgedaan? Zo ja, bij benadering, wanneer en in welke mate?
Het is niet waarschijnlijk dat, indien zich het ongeval niet zou hebben voorgedaan, betrokkene deze klachten zou hebben gekregen.
e. Is voor wat betreft de klachten sprake van een eindtoestand? Zo ja, sinds wanneer?
Thans, tien jaar na het gebeuren is er sprake van een eindtoestand.
f. Indien [appellant] zich zou hebben aangemeld bij door de aangegeven centra, AZG, Beatrixoord dan wel bij het Rug Advies Centrum, in hoeverre zou dat tot een behandeling hebben geleid, en zo ja, tot welke behandeling?
Omdat ik vanuit mijn neurologische referentiekader bekend ben met de behandelingsmethoden van het AZG en Beatrixoord, verwacht ik dat [appellant] inderdaad behandeld zou zijn. De behandeling zou gericht zijn op het leren omgaan met de klachten en beperkingen. Voorts zou aandacht worden besteed aan psychische begeleiding.
g. Indien [appellant] de reeds eerder door medische onderzoekers aangegeven revalidatietherapie in het AZG of Beatrixoord, dan wel bij het Rug Advies Centrum had gevolgd, hoeveel kans zou hij dan hebben gehad op minder klachten en beter functioneren; hoe zou het verloop van zijn klachten en functioneren naar uw inschatting zijn geweest?
Op grond van mijn onderzoek is het mijn verwachting dat deze behandeling geen grote invloed zou hebben gehad op de klachten van [appellant].
h. In hoeverre zijn de tegen deze therapieën door [appellant] aangevoerde bezwaren objectief gezien redelijk?
Het is de vraag of [appellant] in staat is om deze therapieën adequaat te beoordelen, omdat hij onvoldoende medisch geschoold is. De mening van andere cliënten is naar mijn indruk van ondergeschikt belang. De aangevoerde bezwaren van [appellant] vind ik derhalve onredelijk.
(…)
k. Hoe groot schat u het huidige percentage blijvende functionele invaliditeit van de gehele mens, ongeacht enig beroep, uitgaande van de toestand van voor het ongeval, als gevolg van het ongeval?
Ten behoeve van de bepaling van de mate van blijvende functionele invaliditeit op het vakgebied neurologie, kom ik tot de volgende overwegingen, waarbij ik refereer aan de AMA-gids, meest recente editie en de Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie:
Er zijn geen afwijkingen. Er kan derhalve geen percentage blijvende functionele invaliditeit worden toegekend.
l. Zijn er als gevolg van het ongeval beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid? Zo ja, welke zijn deze?
Er zijn geen beperkingen ten aanzien van de activiteiten van het dagelijks leven.(…)”