ECLI:NL:GHLEE:2012:BX9000

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.103.641/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens onrechtmatige handelingen en onvoldoende verantwoording

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een moeder als bewindvoerder over de goederen van haar rechthebbende. De moeder was eerder door de kantonrechter ontslagen vanwege het niet deugdelijk afleggen van rekening en verantwoording en het onterecht aanwenden van gelden van de rechthebbende voor eigen gebruik. De moeder had verzocht om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en haar opnieuw als bewindvoerder aan te stellen, maar het hof oordeelde dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag.

De feiten van de zaak tonen aan dat de moeder, ondanks herhaalde sommaties, niet tijdig deugdelijke rekening en verantwoording had ingediend over de jaren 2007 tot en met 2010. Bovendien had zij een aanzienlijk bedrag van de rechthebbende, dat bestemd was voor haar, aangewend voor de bouw van een schuur aan haar eigen woning. Het hof oordeelde dat deze handelingen niet alleen in strijd waren met de gedragsnormen voor bewindvoerders, maar ook dat de moeder haar eigen financiële belangen niet voldoende had gescheiden van die van de rechthebbende.

Het hof concludeerde dat de handelwijze van de moeder een ernstige schending van haar verplichtingen als bewindvoerder inhield, wat het ambtshalve ontslag rechtvaardigde. De moeder werd erop gewezen dat zij het onterecht aangewende bedrag aan de rechthebbende diende terug te betalen. De uitspraak van het hof bekrachtigde de eerdere beslissing van de kantonrechter, waarbij het bewindvoeringskantoor als nieuwe bewindvoerder werd benoemd. De zaak benadrukt het belang van transparantie en verantwoordelijkheid in de rol van een bewindvoerder, vooral in situaties waar kwetsbare personen betrokken zijn.

Uitspraak

Beschikking d.d. 13 september 2012
Zaaknummer 200.103.641
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
procesadvocaat mr. P.R. van den Elst, kantoorhoudende te Leeuwarden,
advocaat mr. J.W. Brouwer, kantoorhoudende te Assen.
Belanghebbenden:
1. [belanghebbende 1],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de rechthebbende,
2. [belanghebbende 2],
gevestigd te Emmen,
hierna te noemen: [het bewindvoeringskantoor].
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 15 december 2011, zaaknummer 327574 EN VERZ 11-6104, heeft de rechtbank Assen, sector kanton, hierna: de kantonrechter, de moeder met ingang van 15 december 2011 ontslagen als bewindvoerder over de goederen die (zullen toebehoren) aan de rechthebbende en [het bewindvoeringskantoor] met ingang van 15 december 2011 tot bewindvoerder benoemd.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 13 maart 2012, heeft de moeder verzocht de beschikking van - naar het hof begrijpt - 15 december 2011 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de moeder als bewindvoerder van de rechthebbende kan blijven optreden en dat [het bewindvoeringskantoor] niet als nieuwe bewindvoerder benoemd zal worden.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief met bijlagen van 29 maart 2012 van mr. Van den Elst.
Artikel 1.4.3. van het Procesreglement Verzoekschrift¬procedures Familiezaken Gerechtshoven schrijft voor dat nadere stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling kunnen worden overgelegd. Op de griffie van het hof is op 17 augustus 2012 een brief met bijlagen van mr. Van den Elst binnengekomen. Nu deze stukken zonder noodzaak korter dan tien kalenderdagen voorafgaand aan de zitting zijn ingediend, zal het hof deze, zoals reeds ter zitting medegedeeld, buiten beschouwing laten.
Ter zitting van 21 augustus 2012 is de zaak behandeld. Verschenen is de moeder, bijgestaan door mr. J.W. Brouwer. De rechthebbende en de bewindvoerder zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Bij beschikking van 20 juni 2006 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende en de moeder tot bewindvoerder benoemd.
2. Bij brief van de griffier van de rechtbank Assen, sector kanton, van 11 oktober 2011 is de moeder opgeroepen voor een verhoor als bedoeld in artikel 1:436 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) naar aanleiding van het feit dat zij, ondanks sommaties, nog geen rekening en verantwoording had ingediend over de jaren 2007 tot en met 2010. Ter zitting van de kantonrechter van 31 oktober 2011 is aan de moeder een laatste uitstel van twee weken gegeven voor het indienen van de rekening en verantwoording over deze jaren.
3. Op 8 november 2011 heeft de kantonrechter van de moeder een aantal rekeningafschriften uit de jaren 2007 tot en met 2010 ontvangen, evenwel zonder enige toelichting of beschrijving van de inkomsten en de uitgaven van de rechthebbende over die jaren.
4. De kantonrechter heeft daarop [het bewindvoeringskantoor] benaderd met het verzoek om zich beschikbaar te stellen als bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende. Bij brief van 15 november 2011 heeft [het bewindvoeringskantoor] zich hiertoe bereid verklaard. De moeder is hierover geïnformeerd en heeft bij brief van 24 november 2011 bezwaar gemaakt tegen de benoeming van [het bewindvoeringskantoor]. Voorts heeft zij als bijlage bij deze brief alsnog een rekening en verantwoording over de jaren 2007 tot en met 2010 ingediend.
5. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter ambtshalve beslist als hiervoor is vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg."
De overwegingen
6. Op grond van artikel 1:448 lid 1 sub e BW eindigt de taak van de bewindvoerder door ontslag dat wordt verleend door de kantonrechter. Ingevolge het tweede lid van artikel 1:448 kan het ontslag ambtshalve worden verleend, hetzij wegens gewichtige redenen, hetzij omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen zijn.
7. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. Niet alleen heeft de moeder ondanks herhaalde sommaties en een laatste kans niet tijdig deugdelijk rekening en verantwoording aan de kantonrechter afgelegd over de jaren 2007 tot en met 2010, waarbij in het midden kan blijven of dit haar al dan niet valt te verwijten, ook heeft de moeder naar het oordeel van het hof haar eigen financiële belangen onvoldoende gescheiden gehouden van de belangen van de rechthebbende. Het hof neemt hiertoe in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat de rechthebbende in 2007 een uitkering heeft ontvangen van € 30.000, -, welke de moeder buiten de (ten langen leste overgelegde) rekening en verantwoording over 2007 heeft gehouden en heeft aangewend voor de bouw van een schuur aan het huis van haar en haar echtgenoot. Hoewel de moeder heeft aangevoerd dat de bouw van deze schuur ook een verbetering van het woongenot van de rechthebbende met zich mee heeft gebracht, kan dit niet rechtvaardigen dat zij vermogen van de rechthebbende heeft aangewend voor eigen bezitsvorming. Een belangrijk doel van het beschermingsbewind is immers het beschermen van het vermogen van de rechthebbende tegen derden. Ook als, zoals door de moeder geopperd, sprake zou kunnen zijn van een lening van de rechthebbende aan haar, had zij hiervoor ingevolge het bepaalde in artikel 1:441 lid 2 BW machtiging van de kantonrechter moeten vragen. Het hof acht het evenwel niet aannemelijk dat er sprake is geweest van een lening, nu de moeder noch rente betaalt over deze lening, noch daarop aflost.
8. Het hof acht deze handelwijze van de moeder een zodanige schending van de gedragsnormen voor bewindvoerders, dat moet worden geoordeeld dat sprake is van gewichtige redenen die het ambtshalve ontslag van de moeder en de benoeming van [het bewindvoeringskantoor] als professionele bewindvoerder rechtvaardigen. Daarnaast dient de moeder er rekening mee te houden dat zij het volledige bedrag, al dan niet in termijnen, aan de rechthebbende dient terug te betalen.
9. De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij het belangrijk vindt dat zij de dagelijkse uitgaven voor de rechthebbende, bijvoorbeeld voor kleding en schoenen, zonder toestemming van [het bewindvoeringskantoor] kan blijven doen. Het hof geeft [het bewindvoeringskantoor] in overweging om te bezien in hoeverre aan deze wens tegemoet kan worden gekomen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een vrij ter beschikking staand vast maandbedrag ter zake van leef- en kleedgeld.
Slotsom
10. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, G.M. van der Meer en A.H. Garos, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 13 september 2012 in bijzijn van de griffier.