Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3. [geïntimeerden] hebben [appellant] gedagvaard voor de rechtbank Groningen en gevorderd te verklaren voor recht dat de oprit en de garage van [geïntimeerden] volledig gelegen zijn op de aan hen toebehorende percelen kadastraal bekend [sectie 2], [sectie 1]; dat de perceelsgrens tussen het perceel kadastraal bekend [sectie 2] toebehorende aan [geïntimeerden] en het perceel kadastraal bekend gemeente
[sectie 3] toebehorende aan [appellant] over de gehele lengte van de oprit gelegen is op een afstand van 0,30 meter uit de lange zijgevel van de woning van [appellant]; dat de perceelgrens tussen het perceel kadastraal bekend [sectie 2] toebehorende aan
[geïntimeerden] en het perceel kadastraal bekend gemeente [sectie 3] toebehorende aan [appellant] vanaf de voorzijde van de garage van [geïntimeerden] over de gehele lengte daarvan en tot 0,50 meter uit de achtergevel, gelegen is op een afstand van 0,20 meter van de zijgevel van de garage; [appellant] te gebieden de omschreven perceelsgrens dient te eerbiedigen, op straffe van een dwangsom; [appellant] te veroordelen tot betaling van de door [geïntimeerden] geleden schade van EUR 2.252,45 vermeerderd met wettelijke rente en [appellant] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.1 [appellant] heeft die vorderingen bestreden en zijnerzijds in reconventie gevorderd voor recht te verklaren dat de perceelsgrens tussen de percelen gelegen te
[woonplaats] aan [adres 2]a en [adres 2] over de gehele lengte van de oprit is gelegen op een afstand van 1 meter uit de lange zijgevel van de woning van [geïntimeerden], [geïntimeerden] te gelasten deze perceelsgrens te eerbiedigen op straffe van een dwangsom, [geïntimeerden] te gelasten om voor eigen rekening op de perceelsgrens een erfafscheiding te plaatsen, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in conventie en reconventie.
3.2 De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep relevant, de vorderingen in conventie toegewezen en die in reconventie afgewezen. Hiertegen richten zich de grieven.
Bespreking van de grieven
4. De vier grieven richten zich tegen de toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerden] in de oorspronkelijke conventie en afwijzing van de vorderingen van [appellant] in de oorspronkelijke reconventie.
De grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
4.1 De rechtbank heeft overwogen dat uit de leveringsakten van 10 mei 1979 en
26 januari 1988 blijkt dat [geïntimeerden] hun oorspronkelijke perceel hebben uitgebreid met twee strookjes grond van ongeveer 18,4 m2 en 11 m2 en dat na deze levering het kadaster de grenzen opnieuw heeft gemeten, waarbij zowel kopers als verkoper aanwezig waren. Vervolgens heeft er in 2005 een grensreconstructie plaatsgevonden, waarbij de grenzen zoals deze indertijd zijn aangewezen door de betrokken partijen met behulp van de oorspronkelijke meetgegevens opnieuw zijn uitgezet in het terrein. De rechtbank overweegt vervolgens dat uit de veldwerktekening met toelichting van 15 december 2005 blijkt dat de kadastrale grens van [sectie 2] (de twee door [geïntimeerden] bijgekochte stukjes grond) loopt zoals door [geïntimeerden] gesteld.
4.2 [appellant] voert in de toelichting op de grieven in essentie aan dat de rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen, omdat zij is uitgegaan van onjuiste kadastrale gegevens. De kern van het betoog van [appellant] is dat al in 1972 door het kadaster onjuiste maten zijn opgenomen en dat bij al het nadien uitgevoerde kadastrale werk is voortgebouwd op de onjuiste kadastertekening uit 1972. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
4.3 De grieven zijn alle gebaseerd op het door [appellant] gehanteerde uitgangspunt dat de oorspronkelijke kadastrale grens werd gevormd door de haag welke te zien is op produktie 21 bij de conclusie van antwoord in reconventie. Het hof is evenwel van oordeel dat geenszins vaststaat dat deze haag indertijd de kadastrale grens vormde. Uit de door [appellant] gestelde feiten en omstandigheden is zulks niet aannemelijk geworden. [geïntimeerden] hebben dit ook gemotiveerd weersproken. [geïntimeerden] hebben weliswaar bij conclusie van antwoord in reconventie gesteld dat hun perceel van het perceel van (de rechtsvoorganger van) [appellant] feitelijk werd gescheiden door een haag, maar niet dat deze haag op de kadastrale grens geplaatst was. Waar [appellant]' betoog is gebouwd en voortbouwt op zijn stelling dat de oorspronkelijke haag de kadastrale erfgrens vormde en dat het kadaster derhalve reeds in 1972 terzake een onjuist uitgangspunt voor de tekening heeft genomen, kan dit geen doel treffen nu de rechtbank dit standpunt reeds op goede gronden heeft verworpen. De herhaling van standpunt in hoger beroep maakt zullen niet anders. Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank en maakt die tot de zijne.
Bij deze stand van zaken kan en zal het hof aan het (algemene) bewijsaanbod van [appellant] voorbijgaan.
4.4 Het hof leest in de grieven en in de daarop gegeven toelichting in essentie geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die overwegingen over.
4.5 De grieven falen.