Beschikking d.d. 17 juli 2012
Zaaknummers 200.084.728 en 200.086.783
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak met zaaknummer 200.084.728 van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. B.H. Werink, kantoorhoudende te Groningen,
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T.H.G. Schuringa, kantoorhoudende te Groningen,
en in de zaak met zaaknummer 200.086.783 van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T.H.G. Schuringa, kantoorhoudende te Groningen,
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. B.H. Werink, kantoorhoudende te Groningen.
De inhoud van de tussenbeschikkingen van 10 januari 2012 en 28 februari 2012 worden hierbij overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na voormelde tussenbeschikking zijn op de griffie van het hof brieven van 19 april 2012 en 30 mei 2012 van mr. Werink binnengekomen.
De verdere beoordeling
1. Het hof heeft bij zijn laatste tussenbeschikking van 28 februari 2012 iedere verdere beslissing aangehouden en, voor zover thans van belang, de man opgedragen voor legalisatie en verificatie van een zestal documenten zorg te dragen, te weten:
- de huwelijksakte van het huwelijk tussen de vrouw en [X];
- de echtscheidingsakte van het huwelijk tussen de vrouw en [X];
- de verklaring van de 'State Properties & Real Estate Registration Organization' van 17 april 2011;
- de verklaring van de 'State Properties & Real Estate Registration Organization' van 4 september 2011 (in de tussenbeschikking van 28 februari 2012 abusievelijk vermeld als gedateerd 7 september 2011);
- de geboorteakte van de man;
- de geboorteakte van de vrouw.
Voorts heeft het hof de man opgedragen om zich vóór 1 september 2012 schriftelijk uit te laten over de voortgang van bedoelde legalisatie en verificatie.
2. In zijn brief van 19 april 2012 heeft de man naar voren gebracht dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: het Ministerie) een verzoek tot verificatie van documenten niet in behandeling neemt indien dit afkomstig is van een particulier en het hof verzocht de (inmiddels gelegaliseerde) documenten zelf ter verificatie bij het Ministerie aan te bieden.
3. Bij brief van 8 mei 2012 heeft het hof de man verzocht om de gelegaliseerde stukken, vergezeld van de tussenbeschikking van 28 februari 2012 en de brief van 8 mei 2012, nogmaals ter verificatie aan te bieden aan het Ministerie en indien verificatie van de documenten op deze wijze niet tot de mogelijkheden behoort een schriftelijke bevestiging hiervan van het Ministerie over te leggen.
4. Bij brief van 30 mei 2012 heeft de man een brief van 29 mei 2012 van het Ministerie overgelegd, waarin het Ministerie bevestigt dat het verificatieverzoek enkel in behandeling zal worden genomen indien dit rechtstreeks door het gerechtshof wordt gedaan.
5. De griffier van het hof heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met het Ministerie, waarna het Ministerie, vertegenwoordigd door mevrouw [Q], bij e-mail van 6 juni 2012 informatie aan het hof heeft doen toekomen omtrent de werkwijze en de kosten van een verificatieonderzoek. Deze e-mail van het Ministerie is aan deze beschikking gehecht en maakt op die wijze deel uit van deze beschikking.
De overwegingen
6. Het hof stelt voorop dat niet vast staat of het voorgestane verificatieonderzoek mogelijk is. Het Ministerie heeft aan het hof laten weten dat zodra het verificatieverzoek bij het Ministerie is ingediend, allereerst een vooronderzoek zal plaatsvinden ter beantwoording van deze vraag. Indien mocht blijken dat een verificatieonderzoek niet tot de mogelijkheden behoort, zal het hof partijen hierover berichten en hen in de gelegenheid stellen zich hierover schriftelijk uit te laten, waarna de zaak op een nader te bepalen zitting opnieuw zal worden behandeld.
* De geboorteakte van de man
7. Hoewel in de tussenbeschikking van 28 februari 2012 is bepaald dat ook de geboorteakte van de man dient te worden geverifieerd, is het hof thans van oordeel dat met een legalisatie van dit document kan worden volstaan. Aan de juistheid van de in de geboorteakte van de man opgenomen gegevens wordt door partijen immers niet getwijfeld. Het hof komt mitsdien in zoverre terug op het in de tussenbeschikking van 28 februari 2012 bepaalde en zal partijen in de gelegenheid stellen zich hierover desgewenst uit te laten. Indien het hof binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking geen schriftelijk en gemotiveerd bezwaar van (één van de) partijen heeft ontvangen, gaat het hof ervan uit dat er tegen vorenstaande beslissing geen bezwaar bestaat. Het hof zal de man gelasten de gelegaliseerde geboorteakte binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking aan het hof te doen toekomen.
* De verklaring van de 'State Properties and Real Estate Registration Organization' van 17 april 2011
8. De man heeft in zijn brief van 19 april 2012 weliswaar naar voren gebracht dat de verklaring van de 'State Properties and Real Estate Registration Organisation' van 17 april 2011 niet kan worden gelegaliseerd, nu dit een intern stuk van de overheid is en dat volgens hem uiteindelijk heeft geleid tot het document gedateerd 4 september 2011, maar deze stelling is voor het hof onvoldoende om af te zien van verder verificatieonderzoek met betrekking tot dit document. Het hof neemt hiertoe in aanmerking dat blijkens de e-mail van het Ministerie van 6 juni 2012 door middel van een veldonderzoek in de vorm van een aanvullend registeronderzoek ook overige brondocumenten kunnen worden onderzocht.
* Het verificatieonderzoek
9. Het vorenstaande in aanmerking genomen dient het verificatieonderzoek derhalve betrekking te hebben op vijf brondocumenten, te weten:
- de huwelijksakte van het huwelijk tussen de vrouw en [X];
- de echtscheidingsakte van het huwelijk tussen de vrouw en [X];
- de verklaring van de 'State Properties & Real Estate Registration Organization' van 17 april 2011;
- de verklaring van de 'State Properties & Real Estate Registration Organization' van 4 september 2011 (in de tussenbeschikking van 28 februari 2012 abusievelijk vermeld als gedateerd 7 september 2011);
- de geboorteakte van de vrouw.
10. Gelet op de door de man bij brief van 30 mei 2012 overgelegde brief van het Ministerie en de e-mail van het Ministerie aan het hof van 6 juni 2012, acht het hof het noodzakelijk het Ministerie tot deskundige te benoemen.
11. Ter beantwoording van de vraag of het huwelijk tussen de vrouw en de heer [X] is ontbonden en zo ja, per welke datum, zal het hof het Ministerie verzoeken de onderzoeksvraag zoals vermeld in de bijgevoegde (concept)brief van het hof aan het Ministerie, welke (concept)brief aan deze beschikking is gehecht en op die wijze deel uitmaakt van deze beschikking, door middel van een verificatieonderzoek te beantwoorden en daarvan een schriftelijk rapport uit te brengen.
12. Het hof gaat er daarbij van uit dat het Ministerie - indien en voor zover het verificatieonderzoek daartoe aanleiding geeft - ook melding zal maken van verdere opmerkingen die in het belang zijn voor de beoordeling van de aan het hof voorliggende vraag.
13. Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen om bezwaren tegen of aanvullingen op de door het hof geformuleerde onderzoeksvraag, alsmede de door het hof in de (concept)brief aan het Ministerie verwoorde toelichting, waarin de twijfels omtrent de inhoud van de te verifiëren documenten naar voren zijn gebracht, binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking schriftelijk en gemotiveerd aan het hof kenbaar te maken. Indien het hof binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking geen schriftelijke en gemotiveerde bezwaren van (één van de) partijen heeft ontvangen, gaat het hof ervan uit dat er geen bezwaar bestaat tegen de vraagstelling en de toelichting daarop.
14. Het hof benoemt mr. A.H. Garos tot raadsheer-commissaris, tot wie het Ministerie zich door tussenkomst van de griffie dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken, indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft.
* De kosten van het verificatieonderzoek
15. Het hof bepaalt ten aanzien van de kosten van het verificatieonderzoek dat de man, op wie ingevolge het bepaalde in rechtsoverweging 9. van de tussenbeschikking van 28 februari 2012 de bewijslast rust van zijn stelling dat het huwelijk tussen de man en de vrouw nietig is, gehouden is het in artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bedoelde voorschot terzake de door het Ministerie te maken kosten te deponeren. In aanmerking genomen de e-mail van het Ministerie van 6 juni 2012, begroot het hof de kosten van het verificatieonderzoek vooralsnog op € 5.000,-, waarbij uitdrukkelijk is opgemerkt dat geen garantie kan worden gegeven dat dit ook de bovengrens is van de kosten die aan het onderzoek zijn verbonden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat mogelijk niet kan worden volstaan met een registeronderzoek.
16. Bij de te geven eindbeschikking zal door het hof een definitieve beschikking worden gegeven met betrekking tot de kosten van het verificatieonderzoek.
17. Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen om bezwaren tegen de vaststelling van het voorschot in de kosten van het verificatieonderzoek binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking schriftelijk en gemotiveerd aan het hof kenbaar te maken. Indien het hof binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking geen schriftelijke en gemotiveerde bezwaren van (één van de) partijen heeft ontvangen, gaat het hof ervan uit dat er geen bezwaar bestaat tegen de hoogte van het voorschot.
18. Het hof wijst partijen erop dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door het Ministerie. Wanneer de medewerking wordt geweigerd, kan het hof daaruit de gevolgtrekking maken die het hof geraden acht en zal het hof op basis van de huidige stukken, een beslissing nemen. Hetzelfde geldt voor het niet betalen van het voorschot binnen de daarvoor gestelde termijn.
19. Het hof zal de man gelasten om binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking de gelegaliseerde Engelstalige documenten, vergezeld van de originele documenten in het Farsi, aan het hof te doen toekomen. Het verificatieonderzoek kan namelijk slechts worden uitgevoerd op basis van documenten in het Farsi met de bijbehorende vertaling in de Engelse taal. Het hof verzoekt de man daarbij met potlood in Romeinse cijfers aan te duiden welke stukken bij elkaar horen.
20. Indien niet gebleken is van bezwaren van partijen zoals bedoeld in de rechtsoverwegingen 7, 13 en 17 - zal het hof deze documenten ter verificatie aanbieden aan het Ministerie.
21. In afwachting van de resultaten van het verificatieonderzoek, dat volgens de brief van het Ministerie van 6 juni 2012 zes maanden tot een jaar - en in sommige gevallen nog langer - in beslag kan nemen, zal het hof de behandeling aanhouden tot 1 juli 2013. Zulks neemt natuurlijk niet weg dat indien het Ministerie eerder verslag van zijn bevindingen kan doen, de behandeling zal worden hervat.
22. Zodra de resultaten van het verificatieonderzoek bij het hof binnen zijn, zal het hof deze aan partijen doen toekomen en hen in de gelegenheid stellen zich schriftelijk uit te laten over de resultaten van het onderzoek, waarna de zaak op een nader te bepalen zitting opnieuw zal worden behandeld.
23. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als volgt.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
verstaat dat het hof de geboorteakte van de man niet ter verificatie aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal aanbieden;
stelt partijen in de gelegenheid om zich - indien gewenst - binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking schriftelijk en gemotiveerd uit te laten over de beslissing van het hof om de geboorteakte van de man niet ter verificatie aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan te bieden;
draagt de man op om binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking de gelegaliseerde geboorteakte van de man aan het hof te doen toekomen;
benoemt tot deskundige het Ministerie van Buitenlandse Zaken, gevestigd te 's-Gravenhage aan de Bezuidenhoutseweg 67, teneinde een verificatieonderzoek in te stellen ten aanzien van de in rechtsoverweging 9. genoemde documenten, en daarvan schriftelijk bericht uit te brengen aan de hand van de in de aan deze beschikking gehechte (concept)brief aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken geformuleerde onderzoeksvraag met bijbehorende toelichting;
bepaalt dat partijen bezwaren tegen of aanvullingen op de door het hof geformuleerde onderzoeksvraag met bijbehorende toelichting binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking schriftelijk en gemotiveerd aan het hof kenbaar dienen te maken;
benoemt mr. A.H. Garos tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich door tussenkomst van de griffie dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken, indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
bepaalt het voorschot van de deskundige op € 5.000,-;
stelt partijen in de gelegenheid om zich - indien gewenst - binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking schriftelijk en gemotiveerd uit te laten over de hoogte van dit voorschot;
bepaalt dat de man dit voorschot binnen vier weken na heden ter griffie zal deponeren door overmaking op rekeningnummer 56 99 90 637 ten name van gerechtshof Leeuwarden, Postbus 1701, 8901 CA Leeuwarden, onder vermelding van "deskundigenkosten, zaaknummers 200.084.728 en 200.086.783";
draagt de man op om binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking de te verifiëren, gelegaliseerde Engelstalige documenten aan het hof te doen toekomen, vergezeld van de documenten in de Farsi taal, waarna het hof - indien niet gebleken is van bezwaren van partijen zoals bedoeld in de rechtsoverwegingen 7, 13 en 17 - deze documenten, nadat het voorschot is gedeponeerd, ter verificatie zal aanbieden aan het Ministerie;
bepaalt dat de zaak na ontvangst van de resultaten van het verificatieonderzoek zal worden behandeld op een nader te bepalen zitting en dat partijen daaraan voorafgaand in de gelegenheid zullen worden gesteld om zich schriftelijk uit te laten over de resultaten van het verificatieonderzoek;
houdt iedere beslissing, daaronder begrepen de definitieve beslissing over de kosten van het deskundigenonderzoek, aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, G.M. van der Meer en H. van Lokven-van der Meer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 17 juli 2012 in bijzijn van de griffier.