ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6178
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep kort geding
- K. Makkinga
- G. van Rijssen
- R.A. van der Pol
- Rechtspraak.nl
Geldvordering en spoedeisend belang in kort geding
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep in kort geding met betrekking tot een geldvordering. De appellant, een ondernemer, had negen facturen ontvangen van de geïntimeerde, een boekhoudkundig dienstverlener, voor een totaalbedrag van € 11.813,48. De appellant had slechts de eerste twee facturen voldaan, terwijl de overige facturen onbetaald waren gebleven, ondanks herhaalde sommaties. De geïntimeerde vorderde betaling van het openstaande bedrag in kort geding, waarbij zij stelde dat er sprake was van spoedeisend belang omdat de appellant zijn activiteiten had overgebracht naar een B.V., wat het innen van de vordering bemoeilijkte.
Het hof beoordeelde de spoedeisendheid van de vordering aan de hand van de voorwaarden die zijn gesteld in de rechtspraak. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde niet voldoende had onderbouwd waarom er sprake was van spoedeisend belang. De enkele stelling dat de appellant zijn activiteiten had overgebracht naar een B.V. was onvoldoende om aan te tonen dat het innen van de vordering moeilijker was geworden. Bovendien was er geen concrete onderbouwing voor de stelling dat de geïntimeerde het geld nodig had voor haar bedrijf.
Het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet had aangetoond dat er sprake was van een voldoende spoedeisend belang, waardoor de vordering niet kon worden toegewezen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de gevraagde voorziening af, met veroordeling van de geïntimeerde in de kosten van de procedure in zowel eerste aanleg als in hoger beroep.