ECLI:NL:GHLEE:2012:BX5437

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.106.219/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwillige uithuisplaatsing van een minderjarige zonder noodzakelijke rechterlijke machtiging

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om de vrijwillige uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De ouders, appellanten in deze procedure, hebben in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Groningen van 3 april 2012 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] was verlengd. De ouders stelden dat de uithuisplaatsing bij de oma van [de minderjarige] vrijwillig was en dat een rechterlijke machtiging derhalve niet noodzakelijk was. De rechtbank had eerder de termijn van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor dag en nacht vastgesteld.

Tijdens de zitting heeft de advocaat van de ouders, mr. M.M. Mok, zijn bezwaren geuit tegen de herstelbeschikking van de rechtbank. De ouders voerden aan dat de uithuisplaatsing met toestemming van de gezinsvoogd was gebeurd en dat er geen noodzaak was voor een rechterlijke machtiging. De William Schrikker Jeugdbescherming (WSJ), geïntimeerde in deze zaak, stelde echter dat een machtiging noodzakelijk was voor de rechtszekerheid en om de ouders recht te geven op bepaalde kostenvergoedingen.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] inderdaad vrijwillig was. De ouders hadden in goed overleg met de oma besloten dat [de minderjarige] bij haar zou wonen, en deze beslissing werd door hen ondersteund. Het hof oordeelde dat er geen noodzaak was voor een rechterlijke machtiging, en dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] gehandhaafd bleef. Het hof heeft het verzoek van WSJ tot verlenging van de uithuisplaatsing afgewezen en de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze bestreden was.

Uitspraak

Beschikking d.d. 24 juli 2012
Zaaknummer 200.106.219
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[vader] en [moeder],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat mr. M.M. Mok, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
William Schrikker Jeugdbescherming,
gevestigd te Diemen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: WSJ,
Belanghebbende:
[oma],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de oma.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 3 april 2012 (zaaknummer 132320/ JE RK 12-150), hersteld bij beschikking van 31 mei 2012, heeft -voor zover hier van belang- de rechtbank Groningen de termijn van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige]), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], met ingang van 8 april 2012 met een jaar verlengd, alsmede de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor dag en nacht verlengd, met ingang van 8 april 2012 voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 3 mei 2012, hebben de ouders verzocht de beschikking van 3 april 2012 te vernietigen (het hof leest:) voor zover het de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing betreft en opnieuw beslissende het verzoek van WSJ tot het verlengen van een machtiging uithuisplaatsing in het gezin van de oma af te wijzen.
Van de zijde van WSJ is geen verweerschrift binnengekomen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 9 mei 2012 van de Raad voor de Kinderbescherming, een brief van 14 mei 2012 met bijlagen, een brief van 15 juni 2012 met bijlage en een brief van 20 juni 2012 met bijlagen van mr. Mok.
Ter zitting van 28 juni 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de ouders, bijgestaan door mr. Mok, de oma en namens WSJ de heer [X].
De beoordeling
Procedureel
1. Ter zitting heeft mr. Mok zijn bezwaren geuit tegen de door de rechtbank afgegeven herstelbeschikking van 31 mei 2012, waarin op verzoek van WSJ het dictum van de beschikking is aangepast (van 'in een voorziening voor pleegzorg' naar 'in een voorziening voor dag en nacht').
2. Het hof is van oordeel dat voor zover namens de ouders is geklaagd over de wijze van totstandkomen van de bestreden beschikking zij geen belang hebben bij behandeling van die klacht. Immers, de ouders hebben thans in hoger beroep de zaak in zijn geheel ter beoordeling aan het hof voorgelegd en zijn in de gelegenheid gesteld hun inhoudelijke bezwaren tegen de beschikking van 3 april 2012, hersteld bij beschikking van 31 mei 2012, kenbaar te maken. Voorts strekt de procedure in hoger beroep er mede toe eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren.
De overwegingen
3. Partijen verschillen van mening over de vraag of in de onderhavige zaak een rechterlijke machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is. De ouders hebben aangevoerd dat die noodzaak ontbreekt omdat [de minderjarige] vrijwillig en met toestemming van de gezinsvoogd is geplaatst bij de oma. WSJ heeft ter zitting verweer gevoerd en heeft als argumenten voor een rechterlijke machtiging onder meer genoemd dat WSJ de uithuisplaatsing graag geformaliseerd wil zien omdat WSJ daardoor meer mogelijkheden heeft (bijvoorbeeld indien de ouders het in de toekomst ergens niet mee eens zijn en ten aanzien van het aangevraagde onderzoek van [de minderjarige]) en het duidelijkheid voor [de minderjarige] meebrengt. Voorts heeft WSJ aangegeven dat een machtiging ook in het belang van de ouders kan zijn omdat zij dan recht hebben op bepaalde kostenvergoedingen.
4. De ouders hebben ter zitting aangegeven graag meer informatie te willen over eventuele kostenvergoedingen die in het kader van een machtiging tot uithuisplaatsing mogelijk zouden zijn en dat zij op basis van die informatie dan kunnen beslissen of zij het beroep wel of niet willen handhaven.
5. Bij fax van 6 juli 2012 heeft mr. Mok aangegeven dat WSJ tijdens een gesprek uitleg aan de ouders heeft gegeven over vergoedingen, maar dat het gesprek geen aanleiding is geweest voor de ouders om het hoger beroep in te trekken.
6. Het hof overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat uithuisplaatsing van een minderjarige uitsluitend geschiedt krachtens artikel 1:261 BW, derhalve niet zonder een door de kinderrechter aan de gezinsvoogdij-instelling verleende machtiging als in dat artikel voorgeschreven, behoudens ingeval van vrijwillige uithuisplaatsing door de met gezag belaste ouder zonder bezwaar van de instelling. Gebleken is dat de ouders op eigen initatief en in goed overleg met de oma hebben besloten om [de minderjarige] bij haar te laten wonen. Zij staan ook nog steeds achter deze beslissing en het gaat ook goed met [de minderjarige] bij oma.
7. Gelet op het bovenstaande en nu onweersproken is gebleven dat de minderjarige door de met het gezag belaste ouders vrijwillig en met toestemming van de instelling bij oma is geplaatst, is er naar het oordeel van het hof sprake van een vrijwillige uithuisplaatsing en is een machtiging als bedoeld in artikel 1:261 BW niet noodzakelijk. Hetgeen WSJ nog ter onderbouwing van de noodzaak van een machtiging heeft aangevoerd acht het hof onvoldoende om anders te beslissen. Voorts is nog van belang dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] gehandhaafd blijft en dat mochten er in de toekomst problemen ontstaan rond de vrijwillige uithuisplaatsing van [de minderjarige], WSJ -indien noodzakelijk- een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing kan verzoeken. Het hof zal het inleidend verzoek van WSJ afwijzen.
Slotsom
8. Gelet op voorgaande zal het hof als volgt beslissen.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking voor zover bestreden;
en in zoverre opnieuw beslissende:
wijst het inleidend verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, voorzitter, J.G. Idsardi en D. van Emden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 24 juli 2012 in bijzijn van de griffier.