ECLI:NL:GHLEE:2012:BX4239

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.086.736/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Persoonlijke aansprakelijkheid van stichtingsbestuurders bij voortijdige ontbinding van de stichting

In deze zaak gaat het om de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuursleden van de stichting "Racing Team Drenthe" (RTD) voor de schulden van de stichting na de ontbinding ervan. Logo Products v.o.f. heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de bestuursleden, omdat zij van mening was dat deze onrechtmatig hadden gehandeld door de stichting voortijdig te ontbinden zonder voldoende zorg te dragen voor de afwikkeling van de schulden. De rechtbank Assen had in eerdere vonnissen geoordeeld dat RTD een bedrag van € 7.140,- aan Logo moest betalen, maar de bestuursleden hebben de stichting op 31 maart 2009 ontbonden, kort na het vonnis van de rechtbank. Logo stelde dat de bestuursleden niet hadden gezorgd voor een adequate vereffening van de stichting en dat zij hierdoor schade had geleden.

Het hof heeft vastgesteld dat de bestuursleden onvoldoende tijd hebben genomen om te onderzoeken of er mogelijkheden waren om de schulden aan Logo te voldoen. Bovendien hebben zij nagelaten om Logo te informeren over een transactie waarbij een racemotorfiets van de stichting was verkocht, wat de verhaalsmogelijkheden voor Logo heeft benadeeld. Het hof oordeelde dat de besluiten tot ontbinding en vereffening van de stichting overhaast en onzorgvuldig waren genomen. De bestuursleden zijn persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de schade die Logo heeft geleden door hun handelen en nalaten. Het hof heeft het eindvonnis van de rechtbank vernietigd en Logo in het gelijk gesteld, waarbij de bestuursleden hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag aan Logo, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

Arrest d.d. 19 juni 2012
Zaaknummer: 200.086.736/01
GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
de vennootschap onder firma Logo Products v.o.f.,
gevestigd te Sevenum,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Logo,
advocaat: mr. B.C. Doolaard,
tegen
1. [geïntimeerde sub 1],
wonende te [woonplaats], gemeente [X],
2. [geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [geïntimeerde sub 3],
wonende te [woonplaats],
4. [geïntimeerde sub 4],
wonende te [woonplaats], gemeente [X]
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. M.J.P. Leenders.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 27 januari 2010 en 6 oktober 2010 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploten van 4 januari 2011 heeft Logo hoger beroep ingesteld van genoemde vonnissen met dagvaarding van [geïntimeerden] tegen de zitting van 10 mei 2011. Vervolgens is, met betrekking tot de in de exploten vervatte aanzeggingen, een herstelexploot uitgebracht. Bij memorie van grieven heeft Logo veertien grieven aangevoerd. [geïntimeerden] hebben de grieven bij memorie van antwoord bestreden. Daarna hebben partijen nog een akte genomen. Ten slotte hebben zij de stukken aan het hof overgelegd voor arrest.
De beoordeling
1. In hoger beroep kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
(i) “Racing Team Drenthe” – verder: RTD - was een stichting die zich volgens de statuten ten doel stelde: “het verlenen van ondersteuning in de meest ruime zin, zowel in natura als met liquide middelen, van de activiteiten van een motorraceteam en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt en daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in der ruimste zin des woords”.
Dit doel trachtte de stichting, eveneens volgens de statuten, te verwezenlijken “door het werven van sponsors, donateurs en andere begunstigers, het bijeenbrengen van sponsor- en andere gelden ten behoeve van het team, alsmede het verrichten van activiteiten om deelname van het team aan wedstrijden en/of andere evenementen mogelijk te maken”.
(ii) [geïntimeerden] waren bestuursleden van deze stichting.
(iii) Logo heeft tezamen met een derde ([Laserservice S]) in 2005 van RTD een racemotorfiets en daarbij behorende onderdelen gekocht. Logo en [S] hebben toen tezamen 2/3 gedeelte van de koopsom aan RTD voldaan, dat wil zeggen (ieder) € 13.486,67 inclusief BTW.
(iv) In of omstreeks maart 2006 is deze koopovereenkomst in overleg tussen de betrokken partijen ontbonden; daarbij werd afgesproken dat de wederzijdse prestaties ongedaan zouden worden gemaakt. RTD deed in verband daarmee aan zowel Logo als [S] een creditfactuur tot het beloop van de onder (iii) genoemde bedragen toekomen.
(v) Op grond van het voorgaande heeft RTD in oktober 2006 aan [S] het door haar betaalde bedrag geretourneerd. Aan Logo heeft zij (in juni 2006) een bedrag van € 6.346,67 terugbetaald. Het restant ad
€ 7.140,- achtte RTD zich niet verschuldigd; zij stelde ook een tegenvordering op Logo te hebben.
(vi) Logo heeft vervolgens RTD tot betaling van laatstgenoemd bedrag in rechte aangesproken. Bij tussenvonnis d.d. 26 maart 2008 heeft de rechtbank Assen aan RTD een bewijsopdracht verstrekt. Bij eindvonnis d.d. 25 februari 2009 heeft de rechtbank geoordeeld dat RTD niet was geslaagd in het haar opgedragen bewijs en haar veroordeeld tot betaling aan Logo van het bedrag van € 7.140,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en met proceskosten. Daarbij werd de in reconventie door RTD ingestelde vordering afgewezen; ook in de proceskosten daarvan werd RTD veroordeeld. Genoemde vonnissen zijn in kracht van gewijsde gegaan.
(vii) Het bestuur van RTD heeft vervolgens op 31 maart 2009 het besluit genomen de stichting te ontbinden en te vereffenen. Op 20 april 2009 is in het handelsregister aangetekend dat “de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 31-03-2009”.
2. Logo houdt [geïntimeerden] jegens haar hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag dat haar ingevolge genoemd eindvonnis van de rechtbank Assen toekomt. In dit proces vordert zij [geïntimeerden] te dier zake te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 11.927,01, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft deze vordering bij het thans bestreden vonnis afgewezen en Logo in de proceskosten veroordeeld.
3. Aan haar vordering legt Logo ten grondslag dat [geïntimeerden] jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld door – kort samengevat – er niet voor te zorgen dat RTD haar schuld aan Logo betaalde en door zonder voldoende grond tot ontbinding en vereffening van de stichting over te gaan. Zij voert aan dat er bij de bestuursleden betalingsonwil bestond en geen betalingsonmacht bij RTD. Aan de bestuursleden is volgens haar een persoonlijk en ernstig verwijt van hun handelen te maken, zodat zij (hoofdelijk) jegens Logo voor de door laatstgenoemde schade, bestaande in het door RTD onbetaald gelaten bedrag, aansprakelijk zijn. Deze stelling heeft Logo in eerste aanleg en ook door middel van haar in hoger beroep aangevoerde grieven verder uitgewerkt en toegelicht. Met haar grieven legt zij het geschil in volle omvang aan het hof voor.
4. Tegen het (comparitie)vonnis van 27 januari 2010 zijn geen grieven aangevoerd, zodat Logo in haar beroep daartegen niet kan worden ontvangen.
5. Het hof zal thans eerst ingaan op de gang van zaken rond de ontbinding en vereffening van de stichting.
Blijkens de daarvan opgemaakte en zich onder de stukken bevindende notulen hebben [geïntimeerden], als bestuursleden van de stichting RTD, op 31 maart 2009 – dat wil zeggen ongeveer een maand nadat de rechtbank Assen het onder 1 (vi) genoemde eindvonnis had gewezen – besloten de stichting te ontbinden en te vereffenen. Dit besluit werd, naar in de notulen is vermeld, genomen vanwege de constatering “dat het vermogen van de stichting onvoldoende was en dat met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit het vonnis d.d. 25 februari 2009 van de rechtbank Assen, het doel van de stichting niet meer kon worden bewerkstelligd”. Krachtens de statuten diende de vereffening te geschieden door het bestuur zelf. Tevens besloten de bestuursleden toen het [het accountantskantoor] te benaderen teneinde de nodige stukken ten behoeve van de vereffening op te maken. Ten slotte werd besloten dat binnen een termijn van zes weken een nieuwe bestuursvergadering zou worden gehouden “waarop de wijze van vereffening op de agenda zal staan”. Vervolgens heeft op 20 april 2009 de hierboven onder 1 (vii) bedoelde inschrijving in het handelsregister plaatsgevonden. Deze inschrijving houdt in dat er geen baten meer waren met ingang van 31 maart 2009, waaruit – gelet op artikel 2: 19 BW lid 4 – volgde dat geen vereffening nodig was en de stichting terstond ophield te bestaan.
6. Het hof maakt bij deze gang van zaken de volgende kanttekeningen.
- Het doel van de stichting zou zij, zo blijkt uit het hierboven onder 1 (i) geciteerde gedeelte van haar statuten, trachten te bereiken door het verwerven van fondsen bij “sponsors, donateurs en andere begunstigers”. Uit de door haar vervaardigde jaarverslagen blijkt dat zij er in de voorgaande jaren op die wijze in was geslaagd substantiële, de vordering van Logo ruimschoots overtreffende, bedragen te vergaren en zij heeft onvoldoende gesteld en evenmin is gebleken dat dit in 2009 en volgende jaren niet meer mogelijk zou zijn. Het tegendeel is voldoende aannemelijk, nu – naar onbestreden is – een groot deel van de sponsors zich heeft verbonden aan een nieuw raceteam, waarin eenzelfde coureur als voorheen in RTD blijkbaar een prominente rol vervulde. Daaraan doet niet af dat deze sponsors, zoals [geïntimeerden] aanvoeren maar Logo betwist, mogelijk enige tijd van een bijdrage zijn vrijgesteld of hebben afgezien.
- De ontbinding- en vereffeningbesluiten houden in dat er “onvoldoende” baten waren om het doel van de stichting te verwezenlijken en niet dat er geen baten meer aanwezig waren. Ook in dit proces spreken [geïntimeerden] op meerdere plaatsen van “onvoldoende baten”. Dit betekent dat er nog wel baten waren, zodat een vereffening – waartoe trouwens besloten was – wel degelijk behoorde plaats te vinden. Het hof constateert in dit verband dat [geïntimeerden] niet heeft doen blijken van het inschakelen van het bij het besluit van 31 maart 2009 genoemde accountantskantoor en evenmin van het plaatsgevonden hebben van de daarbij in het vooruitzicht gestelde nadere bestuursvergadering, ter gelegenheid waarvan over de wijze van vereffening zou worden gesproken.
- Logo heeft onbestreden gesteld dat RTD een website had en dat het raceteam, waarvan hierboven sprake is, zich van vrijwel dezelfde website bedient. Niet valt in te zien dat aan (de rechten op) deze website geen vermogenswaarde viel toe te kennen, zodat ook hier sprake moet zijn geweest van een bate.
7. Wellicht beschikte RTD in het voorjaar van 2009 over onvoldoende liquide middelen om toen dadelijk de vordering van Logo te voldoen. Gelet echter op haar bron van inkomsten – sponsors etc. – betekende dit niet dat er geen uitzicht bestond om haar schuldeiser Logo te bevredigen. [geïntimeerden] hebben niet gesteld en evenmin is gebleken dat RTD enig voorstel aan Logo heeft gedaan om genoegen te nemen met latere of eventueel gedeeltelijke betaling. Evenmin hebben [geïntimeerden] aangevoerd dat zij in bedoelde periode een poging hebben gedaan van de aan RTD verbonden sponsors etc. eerdere of extra steun te ontvangen. In plaats daarvan hebben zij besloten de stichting dadelijk te ontbinden – in de woorden van Logo: te “laten klappen” -.
8. Voorts geldt het volgende.
Uit de door [geïntimeerden] bij memorie van antwoord overgelegde koopakte blijkt dat RTD in de loop van 2008 een racemotorfiets - volgens [geïntimeerden] het enige vermogensobject van RTD – tegen een prijs van € 35.000,- heeft verkocht aan de vennootschap [B.V. Q] Deze vennootschap was volgens [geïntimeerden] “een onderneming van [Q]”, waarmee blijkens de koopakte bedoeld is mevrouw [Q]. In welke relatie zij staat tot geïntimeerde sub 1 vermelden [geïntimeerden] niet. Volgens [geïntimeerden] is de koopsom niet in de kas van RTD gevloeid, maar verrekend met een deel van een vordering van genoemde vennootschap. Het restant van de betreffende vordering heeft de vennootschap afgeboekt, aldus [geïntimeerden]. Bij deze vennootschap gaat het volgens [geïntimeerden] om de enige andere crediteur die RTD in die tijd had.
Het hof constateert in de eerste plaats dat bedoelde racemotorfiets niet als actief in de door [geïntimeerden] overgelegde jaarstukken is vermeld, hetgeen over de betrouwbaarheid van die stukken te denken geeft.
Voorts vloeit uit de (gestelde) omstandigheid dat de koopprijs is verrekend met een door de koper aan RTD verschuldigd bedrag, voort dat voor de andere crediteuren van RTD een geringere verhaalsmogelijkheid overbleef, zodat deze andere crediteuren – in dit geval volgens [geïntimeerden] dus uitsluitend Logo - zijn benadeeld.
Naar het oordeel van het hof hadden [geïntimeerden], zeker toen zij het besluit tot ontbinding namen, aan Logo als de enig overgebleven crediteur van RTD, op dit punt opening van zaken moeten geven, aldus (ook) op die manier rekening en verantwoording afleggende van haar standpunt dat in RTD geen of onvoldoende baten aanwezig waren om de vordering van Logo te voldoen. Logo zou dan, na kennisneming van de onderhavige transactie, zich hebben kunnen beraden over het inroepen van de nietigheid daarvan. Ten tijde van de ontbinding van RTD zou Logo, bij het inroepen van die nietigheid – indien, naar niet onwaarschijnlijk voorkomt, mevrouw [Q] in een relatie tot geïntimeerde sub 1 stond als bedoeld in artikel 3: 46 BW lid 1 onder 5° - nog hebben kunnen profiteren van het neergelegde wettelijk vermoeden dat de wetenschap van benadeling zowel bij RTD als bij [B.V. Q] aanwezig was. [geïntimeerden] hebben Logo over deze transactie echter tot aan de memorie van antwoord in het ongewisse gelaten, zodat Logo niet behoorlijk de kans heeft gekregen daarop adequaat te reageren.
9. Het hof komt op grond van hetgeen hierboven onder 6 tot en met 8 is overwogen tot het oordeel dat de ontbinding- en vereffeningbesluiten onder de geschetste omstandigheden als overijld en te lichtvaardig moeten worden beschouwd en bovendien niet correct zijn uitgevoerd. [geïntimeerden] hadden meer tijd kunnen en behoren te nemen om na te gaan of door sponsors, donateurs en andere begunstigers binnen redelijke termijn fondsen zouden kunnen worden verstrekt, waarmee Logo geheel of gedeeltelijk zou kunnen worden voldaan. Ook hadden zij aan Logo, de enig overgebleven crediteur, onder het geven van opening van zaken kunnen verzoeken met enig uitstel van of met gedeeltelijke betaling genoegen te nemen. In plaats daarvan hebben zij, zonder het nemen van enige actie als hiervoor bedoeld, met het besluit van 31 maart 2009 het einde van de stichting ingeluid. Dat door het nemen van enige extra tijd de stichting enig nadeel zou lijden, valt niet in te zien en hebben [geïntimeerden] ook niet aangevoerd. Uit de overgelegde jaarstukken blijkt niet dat de stichting (vaste) lasten had, waardoor de schuldenlast zou kunnen verergeren.
Tevens hebben [geïntimeerden], zoals gezegd, nagelaten Logo in te lichten over de transactie met betrekking tot de aan [B.V. Q] overgedragen racemotorfiets. Van dit alles is aan [geïntimeerden] een persoonlijk en ernstig verwijt te maken. Zij hebben door hun voormeld handelen en nalaten onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens Logo gehandeld. Logo heeft door genoemd handelen en nalaten van [geïntimeerden] schade geleden. Zij heeft haar vordering, naar ook voor [geïntimeerden] duidelijk was, hierdoor niet meer op RTD kunnen verhalen. De schade van Logo is te begroten op het bedrag dat de inzet van dit proces vormt, te weten het bedrag van haar vordering op RTD, vermeerderd met rente en kosten.
10. Het voorgaande betekent dat de grieven, in zoverre als hiervoor aangegeven, gegrond zijn en voor het overige geen bespreking behoeven. Het eindvonnis van de rechtbank zal worden vernietigd en de vordering van Logo wordt, behoudens ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten, alsnog toegewezen. Voor die kosten geldt dat [geïntimeerden] reeds bij conclusie van antwoord hebben betwist dat deze voor vergoeding in aanmerking komen, terwijl Logo haar vordering te dier zake niet voldoende heeft onderbouwd.
Het hof passeert het bewijsaanbod van [geïntimeerden] nu het geen betrekking heeft op voldoende specifieke feiten die, gelet op hetgeen het hof in het voorgaande reeds heeft beslist, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
De beslissing
Het hof:
verklaart Logo niet-ontvankelijk in haar beroep tegen het (comparitie)vonnis van 27 januari 2010;
vernietigt het eindvonnis van 6 oktober 2010 en, opnieuw recht doende:
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk, aldus dat betaling van de een de anderen voor dat deel bevrijdt, aan Logo tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 11.927,01, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6 : 119 BW vanaf 11 maart 2009 tot de dag der voldoening;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties, aan de zijde van Logo begroot:
voor de eerste aanleg tot aan het vonnis van 6 oktober 2010 op een bedrag van
€ 1.320,= en in hoger beroep tot op heden op een bedrag van € 2.066,=;
verklaart vorenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, H.Warnink en R.F. Groos en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.