De verdere beoordeling
1. Zoals reeds overwogen in het tussenarrest van 12 oktober 2010 moet in dit hoger beroep worden uitgegaan van de feiten zoals die in het tussenvonnis van 27 augustus 2008 door de kantonrechter zijn vastgesteld. Tezamen met hetgeen in hoger beroep, als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, als vaststaand heeft te gelden komt het op het volgende neer:
- [appellante] huurde tot 3 mei 2005 een aantal horecabedrijven op het recreatiepark “Ermerstrand” te Erm van Ermerzand BV. De oorspronkelijke huurovereenkomst is gesloten op 1 september 1996 en daaraan is op 11 april 2003 een allonge toegevoegd.
- Per 3 mei 2005 is Ermerstrand de opvolgend verhuurder van het recreatiepark geworden.
- In artikel 4 van de huurovereenkomst is het volgende bepaald: 4.1 De betalingsverplichting van de huurder bestaat uit - zijnde 20 % van de omzet met echter een maximum van f 60.000,00 - bij het break-even point bedraagt de vergoeding 10 % van de omzet. 4.2 De vergoeding voor bijkomende leveringen en diensten wordt bepaald overeenkomstig artikel 11 van de algemene bepalingen en op deze vergoeding wordt een systeem van voorschotbepalingen met latere verrekening toegepast zoals daar is aangegeven. 4.3 De huurprijs en het voorschot op de vergoeding voor bijkomende leveringen en diensten en de omzetbelasting zijn bij vooruitbetaling verschuldigd, steeds voor of op de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft. 4.4 Per betaalperiode van drie maand(en) bedraagt:
- de kwartaalomzet - het voorschot op de vergoeding voor bijkomende leveringen en diensten f 2.500,00
- Artikel 10 (10.1 tot en met 10.12) van de huurovereenkomst bevat bijzondere bepalingen, onder meer omtrent het onderhoud (voor wiens rekening?), het gebruik van het terrein en de parkeerplaatsen en het exclusieve recht van huurder ten aanzien van de verkoop van drank en horeca-artikelen voor het hele terrein, behoudens de kampwinkel (waarvan de exploitant enkel de campinggasten en chaletbewoners mag bedienen).
- Ermerstrand heeft de huurovereenkomst met [appellante] vrijwel direct nadat zij opvolgend verhuurster was geworden, opgezegd wegens dringend eigen gebruik. Deze opzegging is zonder effect gebleven omdat dwingendrechtelijke bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek daaraan in de weg stonden.
- Ermerstrand exploiteert op het recreatiepark een grote horecagelegenheid ("Cantina Mexicana" en "Beach Bar") gelegen nabij de camping. Deze horecagelegenheid mocht op basis van de tussen partijen gesloten overeenkomst enkel worden aangewend om campinggasten en chaletbewoners te bedienen.
- In het vroege voorjaar van 2006 heeft Ermerstrand [appellante] in kort geding gedagvaard en in conventie gevorderd [appellante] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, tot betaling van achterstallige huur en energiekosten en tot het geven van inzage in haar boekhouding. In reconventie heeft [appellante] vorderingen ingesteld op basis van de aan haar toekomende exclusieve rechten. Bij vonnis d.d. 15 maart 2006 zijn de vorderingen van Ermerstrand afgewezen en is aan Ermerstrand verboden de organisatie door [appellante] van het beachvolleybaltoernooi op welke wijze dan ook te belemmeren en is Ermerstrand gelast een door haar ingediende vergunningaanvraag (inzake het organiseren van evenementen) in te trekken op straffe van verbeurte van een dwangsom.
- Partijen hebben vervolgens getracht nadere afspraken te maken met betrekking tot de exploitatie van het recreatiepark. Dat heeft geleid tot een op 26 mei 2006 door partijen ondertekende Intentieverklaring Evenementen (productie 3 bij de conclusie van antwoord/eis in reconventie), waarin wordt bepaald dat partijen 4 grote evenementen op het recreatiepark, waarvoor vergunnig is verleend, gezamenlijk zullen organiseren en dat op basis van 50/50 een verdeling van de kosten en baten zal plaatsvinden met de afspraak dat de omzetten van de evenementen buiten de berekening van de pacht-/huurafdrachten worden gehouden.
- [appellante] hield zich, naast haar activiteiten op het terrein van Ermesrstrand ook bezig met het organiseren van feesten of de catering daarvan, buiten het terrein van Ermerstrand.
- Op 16 april 2007 hebben partijen een verklaring ondertekend (productie 4 bij de conclusie van antwoord/eis in reconventie) waarin is vastgelegd dat Ermerstrand aan [appellante] ter zake van evenementen 2005-2006 een bedrag verschuldigd is ad € 24.139,57.
- In het voorjaar van 2007 traden er nieuwe spanningen op tussen partijen, onder meer omdat Ermerstrand met een concurrerende drankleverancier in gesprek was ook voor wat betreft de door [appellante] geëxploiteerde horeca gelegenheden, hetwelk ertoe heeft geleid dat [appellante] Ermerstrand op
29 juni 2007 in kort geding heeft gedagvaard en gevorderd dat Ermerstrand de exclusieve rechten van [appellante] op de horeca-exploitatie zal respecteren. Partijen hebben vervolgens ter zitting een schikking (productie 9 bij de conclusie van antwoord/eis in reconventie) getroffen.
- Bij vonnis d.d. 6 februari 2008 is Ermerstrand in een volgend kort geding veroordeeld om binnen drie keer 24 uur de stroomvoorziening te herstellen. Op 9 februari 2008 werd de stroomvoorziening hersteld.
- Bij eindvonnis d.d. 11 maart 2009 heeft de kantonrechter onder meer de huurovereenkomst ontbonden en [appellante] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis. Het vonnis is aan [appellante] betekend. Ermerstrand heeft op 23 maart 2009 alle nutsvoorzieningen ten behoeve van het gehuurde afgesloten. [appellante] heeft vervolgens op 23 maart 2009 haar activiteiten op en in het gehuurde gestaakt en op 3 april 2009 was de ontruiming voltooid.