De getuige/deskundige [getuige/deskundige 2] heeft het volgende verklaard:
"Ik ben werkzaam bij atelier voor restauratie en research van schilderijen (hierna: ARRS). Dit is mijn eigen bedrijf. Hierbij zijn twee vennoten. Bij dit bedrijf zijn verder geen mensen in dienst. Mijn collega is kunsthistorica en restaurator.
25 Jaar geleden ben ik opgeleid door [Y] in de pictologie. Onder meer door het volgen van studies bij onderzoeksinstituten heb ik dit bijgehouden. Wanneer wij nu schilderijen op echtheid onderzoeken doen wij dit middels kennis van een kunsthistoricus, een restaurator en een chemisch onderzoeker. De uitkomst kan valsheid en authenticiteit zijn. Soms zijn er ook 'grijze' gebieden.
Voor de opleiding van [Y] was ik opgeleid tot reclametekenaar. Daarna heb ik een opleiding gedaan tot schilderijen restaurator. Dit is vandaag de dag een postacademische opleiding. In mijn tijd was die opleiding nog niet begonnen.
Wat betreft de opleiding pictologie, dit gaat via publicaties. In Nederland is dit geen erkende opleiding. In de Verenigde Staten wel.
Mijn deskundigheid blijkt onder meer uit mijn betrokkenheid bij een onderzoek van diverse schilderijen van Edouard Manet, welke tot een publicatie hebben geleid. Ik kan ook noemen het Ten Brugge project, een onderzoek naar de verkleuring van schilderijen, welke tot een tv-programma heeft geleid. Verder ben ik betrokken geweest bij diverse publicaties bij wetenschappelijk erkende tijdschriften als Science en Nature.
Ik ben bij de keuze van de te onderzoeken schilderijen betrokken geweest. Er werd een veelheid van schilderijen aangeboden, maar we hebben een selectie moeten maken. De keuze voor Altinks is mede ingegeven door een wat verder reikend onderzoeksbelang. Ik ben namelijk betrokken bij een project om alle Altinks door te lichten. Aan de hand van stralingsgegevens uit 1945 van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki denken wij te kunnen vaststellen of een schilderij van voor of na die datum valt te dateren. Ook is gelet op het feit dat één van de betwiste Altinks eerder op een veiling was aangeboden, en dat deze gedateerd was. We hebben voor wat betreft de onbetwiste Altinks in ieder geval ook gezocht naar een schilderij met dezelfde datering. We hebben voor ons onderzoek de XRF identificatietechniek gebruikt. Dit is een non-destructief en herhaalbaar onderzoek waarbij op de computer de meetgegevens vallen uit te lezen. Op de vraag waar ik mijn deskundigheid met betrekking tot het interpreteren van dit soort gegevens vandaan heb antwoord ik dat de desbetreffende leverancier ons destijds bij het aanbieden van de apparatuur ook een cursus heeft aangeboden welke door mij is gevolgd. Bij ons onderzoek speelt de opbouw van een werk een belangrijke rol. Ook is van belang of er verfresten ontbreken omdat dan op die plek de grondering kan worden onderzocht zonder tot destructie te hoeven overgaan. Ons onderzoek is gestart met het schilderij 'Pique de Luc'. Bij het XRF onderzoek viel direct al op dat er is gewerkt met drie soorten 'wit' en dat er siccatieven zijn gebruikt. Het gebruik van drie soorten wit door elkaar (loodwit, zinkwit en titaniumwit) is opvallend omdat dat veel wordt gedaan door vervalsers teneinde craquelure patronen te bevorderen. Een academisch gevormde schilder als Altink zou zoiets nooit doen. Omdat hij weet dat de drie soorten wit elkaar tegenwerken. Bij een normaal schilderij treedt pas craquelure op na 60 tot 80 jaar. Bij het gebruik van drie soorten wit aangevuld met overmatig gebruik van siccatieven, eventueel nog aangevuld met verwarming of verhitting van het werk kan craquelé al na een paar uren ontstaan. Wij noemen dat de artificiële craquelure. Op uw vraag of wij bij de selectie van de schilderijen ook hebben gelet op het gebruikte medium antwoord ik dat het gebruik van het medium niet doorslaggevend is voor de resultaten van dit onderzoek. De keuze van het schilderij van [geïntimeerden] is mede ingegeven door het feit dat het ook om een groot werk gaat waarin 'water' voorkomt. Als u een blik op dat schilderij werpt kan het niet anders dan dat u mijn mening deelt dat het om een 'koud' schilderij gaat. De twee onbetwist originele werken zijn met 'warmte' en 'vuur' geschilderd. Navolgers zitten in een keurslijf. De originele schilder is veel vrijer. Alvorens ons onderzoek te starten hebben wij de werken met ultraviolet en infrarood licht onderzocht om vast stellen welke plekken origineel waren en waar het schilderij naderhand is geretoucheerd. Wij troffen bijna geen retouches aan zodat nagenoeg het hele oppervlak voor onderzoek beschikbaar was. Er vindt ook voorafgaand aan het onderzoek een selectie op het oog plaats. Een ervaren restaurator ziet op het oog waar gewerkt is met krachtige pigmenten (colorance). Er is daar maar heel weinig pigment gebruikt hetgeen is aangevuld met vullers. Juist die vullers zijn door ons qua samenstelling goed te meten en de samenstelling daarvan zal in de regel niet door de verffabrikant bekend worden gemaakt.
Wij hebben zoals in ons rapport is aangekondigd nader onderzoek verricht met behulp van 'Micro Raman Spectroscopy'. Met die onderzoeksmethode schud je als het ware bepaalde pigmenten wakker die je vervolgens kunt onderzoeken. Het onderzoek is niet destructief maar het stelt je wel in de gelegenheid om bepaalde stoffen te determineren. Wij hebben dit onderzoek voor wat betreft de schilderijen 'Piquec de Luc' en 'Het Reitdiep' en het schilderij 'Zeegezicht bij Cros de Cagne' laten verrichten in Londen. Daarbij is voor wat betreft het schilderij 'Pique de Luc' naar voren gekomen dat daarin een gele verfstof voorkomt die sedert 1978 door Talens wordt gebruikt in haar verf met de merknaam 'irgazin' in de serie Rembrand Oil colors. De chemische beschrijving is tetra chloride iso indoline. Voor 1978 werd die stof niet gebruikt in verf. Wij hebben deze stof overigens niet in het schilderij 'het Reitdiep' aangetroffen. Op de vraag of ons onderzoek, wat immers gebaseerd is op een aantal metingen per schilderij, representatief is antwoord ik volmondig met 'ja'.
Op de vragen van de heer Schonveld antwoord ik als volgt. Het klopt dat er in de twee schilderijen van Altink die als betwist worden aangemerkt op een aantal punten drie soorten wit zijn gemeten maar dat er ook punten zijn waar maar één soort wit is gemeten. Dat kan zijn veroorzaakt door het feit dat we daar de gronding niet hebben kunnen meten en dat er enkel in de bovenlaag één soort wit is gebruikt. De heer Schonveld wijst mij erop dat het onderzoek naar het schilderij Pique de Luc op de punten twee en drie tot een zelfde uitkomst in waarde heeft geleid terwijl er bij het ene punt sprake is van drie soorten wit en bij het andere punt van oranje. Het spectrum van beide metingen is identiek. Ik vind dat op zich niet merkwaardig maar ik zeg u toe nader onderzoek op dit punt te zullen doen en de bevindingen daarvan in mijn aanvullende rapportage op te nemen. Ik ben niet op de hoogte gesteld van de onderzoeksresultaten van het gerechtelijk laboratorium uit 1992. Er is mij verteld dat van de zijde van [geïntimeerden] die gegevens niet zijn vrijgegeven.
In aanvulling op wat ik hiervoor heb verklaard wil ik nog aangeven dat wij in de schilderijen Piqué de Luc, het Reitdiep en de [geïntimeerden] op diverse plaatsen een spectrum hebben gemeten met exotische elementen zoals Nibium, iets wat we op de als authentiek erkende schilderijen niet hebben aangetroffen."