ECLI:NL:GHLEE:2012:BX1961

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.081.240/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweerder in hoger beroep verwerpt beroep op verrekening in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van Dok-Hoist Zand-, Overslag- en Kraanbedrijf B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De zaak betreft een geschil over betaling van facturen en de mogelijkheid van verrekening. De rechtbank had de vordering van de appellante, [appellante], toegewezen, maar Dok-Hoist betwistte deze vordering met een beroep op verrekening. Het hof oordeelde dat het beroep op verrekening niet voldoende was onderbouwd door Dok-Hoist, waardoor de rechtbank in haar oordeel werd bevestigd. Het hof stelde vast dat de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank niet waren betwist en dat de leveringsvoorwaarden, die verrekening uitsluiten, van toepassing waren. Het hof concludeerde dat de appellante recht had op betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente. De uitspraak van de rechtbank werd bekrachtigd, en Dok-Hoist werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof benadrukte dat de stellingen van Dok-Hoist niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen bewijs was voor openstaande facturen die niet betaald waren. De zaak illustreert de noodzaak voor partijen om hun vorderingen en verweren goed te onderbouwen in civiele procedures.

Uitspraak

Arrest d.d. 10 juli 2012
Zaaknummer 200.081.240/01
(zaaknummer rechtbank: 101292 / HA ZA 09-1154)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Dok-Hoist Zand-, Overslag- en Kraanbedrijf B.V.,
gevestigd te Dokkum, gemeente Dongeradeel,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Dok-Hoist,
advocaat: mr. J.V. Knegerting, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[appellante],
gevestigd te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. D.J. Rijnbout, kantoorhoudende te Houten.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 29 november 2011 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Nadat de zaak ingevolge voormeld arrest van 29 november 2011 naar de rol was verwezen, heeft Dok-Hoist een akte genomen en daarbij producties in het geding gebracht.
[appellante] heeft daarop een antwoordakte genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest. Het hof heeft geconstateerd dat in het procesdossier van Dok-Hoist bij de het geding inleidende dagvaarding de door [appellante] overgelegde Leverings-voorwaarden Verticaal Transport ontbreken.
De verdere beoordeling
Met betrekking tot de feiten
1. Tegen de door de rechtbank in r.o. 2. (2.1. tot en met 2.4.) van het beroepen vonnis vastgestelde feiten is geen grief gericht, zodat deze feiten tussen partijen ook in hoger beroep vaststaan. Het hof zal deze feiten hier herhalen aangevuld met enige feiten die tussen partijen tevens als vaststaand hebben te gelden.
1.1. Partijen hebben over en weer in opdracht en voor rekening van elkaar werkzaamheden verricht waarbij diverse wegterreinkranen en/of (mobiele) torenkranen op diverse locaties zijn ingezet.
1.2. Op deze werkzaamheden zijn de Leveringsvoorwaarden Verticaal Transport van toepassing. In deze voorwaarden is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen:
"11 Betaling
1. Betaling dient binnen 30 na factuurdatum in Nederlandse valuta of in Euro's te geschieden ofwel à contant ten kantore van de opdrachtnemer ofwel op een door de opdrachtnemer aan te wijzen bankrekening. Bij betaling per bank geldt als datum van betaling de datum van creditering van de betreffende rekening.
2. Verrekening of inhouding op facturen, op welke grond dan ook is niet toegestaan.
3. Bij niet-tijdige betaling (daaronder begrepen betaling van enige termijn) is de opdrachtgever van rechtswege in verzuim. Met ingang van de dag, volgende op het verstrijken van de betalingstermijn is de opdrachtgever, zonder dat daartoe enige ingebrekestelling zal zijn vereist, een rentevergoeding van 1,5% per maand, gedeelte van de maand daaronder begrepen, over het openstaande bedrag verschuldigd.
4. Indien de opdrachtgever in verzuim is, komen, na schriftelijke ingebrekestelling door de opdrachtnemer, voorts te zijnen laste alle schaden en kosten, zowel gerechtelijke als buitengerechtelijke op de vordering vallende.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn tenminste gelijk aan het door de Nederlandse Orde van Advocaten geadviseerde incassotarief over het verschuldigde bedrag. Onder de gerechtelijke kosten zijn begrepen de kosten van rechtskundige bijstand.
5. …"
1.3. [appellante] heeft gedurende het tijdvak van 17 maart 2005 tot en met 16 december 2008 in totaal voor een bedrag van € 19.072,29 ([appellante]) dan wel € 19.071,79
(Dok-Hoist) aan facturen aan Dok-Hoist verzonden. De eerste elf facturen zijn door Dok-Hoist per bank voldaan. De overige facturen die [appellante] tot en met 2007 aan Dok-Hoist heeft verzonden, zijn door verrekening voldaan. Gedurende de periode van 22 maart 2008 tot en met 16 november 2008 heeft [appellante] voor door haar verrichte werkzaamheden voor een bedrag van € 10.719,04 aan Dok-Hoist gefactureerd.
1.4. Dok-Hoist heeft, nadat [appellante] haar vordering ter incasso uit handen had gegeven, een bedrag van € 3.340,00 betaald. [appellante] heeft dit bedrag in mindering gebracht op respectievelijk de openstaande bedragen aan kosten, de verschenen rente en ten slotte de hoofdsom. Het rentedragend bedrag als bedoeld in artikel 6:119a lid 3 BW is door [appellante] vervolgens berekend op € 7.914,18.
1.5. Partijen zijn mondeling overeengekomen dat het verrekenen van facturen is toegestaan.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. [appellante] heeft betaling gevorderd van het bedrag van € 11.100,45 te vermeerderen met primair de contractuele rente van 1,5% per maand en subsidiair de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 7.914,18.
2.1. Dok-Hoist heeft de vordering met een beroep op verrekening betwist.
2.2. Omdat de rechtbank van oordeel was dat Dok-Hoist de door haar gestelde verrekening onvoldoende inzichtelijk had gemaakt, heeft zij de vordering als verder niet betwist toegewezen met dien verstande dat de vordering ter zake van de incassokosten tot een lager bedrag dan gevorderd is toegewezen. Dok-Hoist is in de kosten van de procedure veroordeeld.
Met betrekking tot de grieven
3. Dok-Hoist is met één grief opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat zij (Dok-Hoist) het door haar gedane beroep op verrekening niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt.
4. Partijen hebben ter onderbouwing van hun respectieve stellingen facturen en overzichten overgelegd. Zij zijn het erover eens dat [appellante] gedurende de periode van 17 maart 2005 tot en met 16 december 2008 voor een totaalbedrag van
€ 19.072.29 ([appellante]) dan wel € 19.071.79 (Dok-Hoist) aan facturen aan Dok-Hoist heeft verzonden. Nu Dok-Hoist op het door [appellante] genoemde bedrag niet is teruggekomen, gaat het hof ervan uit dat het door [appellante] genoemde bedrag correct is berekend. Anders dan [appellante] in het geding in eerste aanleg heeft gesteld, is zij er in haar stellingen in hoger beroep ook vanuit gegaan dat Dok-Hoist in totaal een bedrag van € 11.693,25 in mindering op de facturen heeft voldaan. In dit bedrag is begrepen het op 29 mei 2009 door Dok-Hoist betaalde bedrag van € 3.340,00
(r.o. 1.4.). Aldus dient Dok-Hoist ter zake van niet betaalde facturen nog een bedrag van € 7.379,04 aan [appellante] te voldoen.
5. Tussen partijen staat verder vast dat Dok-Hoist van 2004 tot en met 2008 voor een bedrag van ongeveer € 176.000,00 aan [appellante] heeft gefactureerd. Omdat in de procedure niet steeds hetzelfde bedrag wordt genoemd, is het exacte bedrag niet komen vast te staan. In dit bedrag van € 176.000,00 is geen rekening gehouden met de tevens door Dok-Hoist aan [appellante] in rekening gebrachte kredietbeperking. Deze kredietbeperking hield in dat Dok-Hoist in de factuur een bedrag gelijk aan 2% van het factuurbedrag (exclusief btw) bij [appellante] in rekening bracht, welk bedrag [appellante] niet behoefde te voldoen indien zij de factuur binnen 30 dagen na factuurdatum betaalde.
6. Dok-Hoist heeft gesteld dat [appellante] haar een bedrag van € 171.782,51 heeft betaald zodat nog een bedrag van € 4.893,08 aan onbetaalde facturen openstaat.
Dok-Hoist heeft voorts gesteld dat zij ten laste van [appellante] recht heeft op een bedrag van € 3.548,00 aan rente voor wat betreft wel, maar te laat betaalde nota´s en op een bedrag ad € 7.907,00 aan rente ter zake van niet betaalde nota´s. In totaal heeft Dok-Hoist een vordering van € 16.438,08 op [appellante], stelt zij. Bij de berekening van deze vordering is met de kredietbeperking geen rekening gehouden. Indien daarmee wel rekening wordt gehouden is haar vordering hoger, aldus Dok-Hoist.
7. Nu [appellante] gemotiveerd heeft betwist dat partijen zijn overeengekomen dat
Dok-Hoist bij een betaling na 30 dagen factuurdatum recht kon doen gelden op een kredietbeperking als hiervoor omschreven en Dok-Hoist haar stellingen op dit punt niet nader heeft onderbouwd, kan naar het oordeel van het hof bij de beantwoording van het onderhavige geschil geen rekening worden gehouden met de door Dok-Hoist in rekening gebrachte kredietbeperking.
8. [appellante] heeft betwist dat er nog facturen van Dok-Hoist openstaan. Alle facturen zijn hetzij door contante betaling dan wel door middel van verrekening voldaan. Eind 2008 moest [appellante] nog een tweetal facturen met factuurdatum 6 november 2008 en met een totaalbedrag van € 893,55 aan Dok-Hoist voldoen. Dit bedrag heeft zij op 20 januari 2009 betaald, aldus [appellante].
9. Partijen hebben weliswaar allerlei overzichten en berekeningen overgelegd en bedragen hebben genoemd, maar alleen op grond van deze overzichten is het voor het hof niet mogelijk om na te gaan of en zo ja welke nota´s van Dok-Hoist nog openstaan. Partijen hadden daartoe specifiek dienen aan te geven welke factuur op welke datum is voldaan. Het hof heeft verder geconstateerd dat de stellingen van Dok-Hoist niet altijd eenvoudig te begrijpen zijn, omdat zij in haar stellingen ten aanzien van genoemde betaling van € 3.340,00 niet eenduidig is. De stellingen van Dok-Hoist ten aanzien van deze betaling corresponderen namelijk niet altijd met de door haar overgelegde overzichten. Nu [appellante] gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van nog openstaande facturen van Dok-Hoist, volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen dat er in dit geding niet van kan worden uitgegaan dat Dok-Hoist nog een vordering op [appellante] heeft ter zake van niet-betaalde facturen.
10. [appellante] heeft over de uit 2008 openstaande facturen rente gevorderd.
11. Dok-Hoist heeft eveneens aanspraak op de wettelijke rente gemaakt, maar niet alleen over de facturen die volgens Dok-Hoist nog openstaan, maar ook over alle facturen die zij sinds 2004 aan [appellante] heeft gezonden en die door [appellante] te laat zijn betaald. Dok-Hoist heeft in dat kader een aantal berekeningen overgelegd.
Dok-Hoist heeft in een reactie op het verweer van [appellante] te dezer zake aangevoerd dat [appellante] niet behoefde te worden aangemaand, omdat zij op grond van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden bij te late betaling een rentevergoeding verschuldigd is geworden.
12. [appellante] heeft betwist aan Dok-Hoist nog een rentevergoeding verschuldigd te zijn en daartoe aangevoerd dat zij dienaangaande nimmer is aangemaand. Dok-Hoist heeft pas medio december 2008 op een rentevergoeding aanspraak gemaakt, nadat [appellante] haar vordering op Dok-Hoist ter incasso uit handen had gegeven. Dok-Hoist kan echter geen aanspraak maken op een rentevergoeding van facturen die al betaald zijn, aldus [appellante].
13. Dok-Hoist heeft niet betwist dat zij voor medio december 2008 nimmer op betaling van een rentevergoeding heeft aangedrongen zodat van de juistheid van deze stelling van [appellante] moet worden uitgegaan. Nu [appellante] gemotiveerd heeft betwist dat het Dok-Hoist vrij staat om over reeds jaren geleden door [appellante] betaalde rekeningen alsnog rente te vorderen en partijen daarover onvoldoende met elkaar het debat hebben gevoerd, kan er in dit geding niet van worden uitgegaan dat en zo ja tot welk bedrag Dok-Hoist een vordering ter zake van verschenen rente op [appellante] heeft.
14. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de kantonrechter het door Dok-Hoist gedane beroep op verrekening, mede gelet op het bepaalde in art. 6:136 BW, op goede gronden heeft verworpen.
Grief 1 faalt derhalve.
De slotsom.
15. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van Dok-Hoist als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep. Het geliquideerd salaris van de raadsman van [appellante] zal worden begroot op 1,5 naar tariefgroep 2. De vorderingen van [appellante] ter zake van de rente over de proceskosten en de nakosten kunnen als niet betwist worden toegewezen, als geformuleerd in het dictum.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Dok-Hoist in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [appellante] tot aan deze uitspraak op € 649,00 aan verschotten en € 1.341,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaats vindt - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Dok-Hoist in de nakosten van de procedure begroot op € 131,00 zonder betekening of een bedrag van € 199,00 met betekening te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na betekening van dit arrest.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, H. de Hek en M.C.D. Boon-Niks en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 10 juli 2012 in bijzijn van de griffier.