De beoordeling
De feiten
1. Nu de kantonrechter slechts één feit heeft vastgesteld, zal het hof de feiten zelfstandig vaststellen. Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist en mede gelet op de overgelegde en niet betwiste producties, het volgende vast.
1.1 [appellant 1], destijds op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [appellante 2], was in 2004 eigenaar van de in aanbouw zijnde, niet bewoonde woning aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), waarop Rabobank Eemnes een hypotheekrecht had. In 2004 heeft deze bank de kredietovereenkomst met [appellant 1] opgezegd en kenbaar gemaakt de woning executoriaal te willen verkopen.
1.2 [appellant 1] heeft de woning en naastgelegen land op 11 februari 2005 verkocht en bij aktes van 3 maart 2005, waarin is vermeld dat het verkochte "in huur bij verkoper" is, geleverd aan [geïntimeerde]. De koopprijs van € 385.000,- is aangewend ter bestrijding van de overdrachtskosten, aflossing van de hypotheekschuld en vrijgave van inmiddels gelegde beslagen, waarna een schuld resteerde van € 59.930,84.
1.3 [geïntimeerde] heeft voorts via zijn vennootschap onder firma Financieel Adviesbureau [geïntimeerde] (hierna: de VOF) nog leningen verstrekt aan [appellant 1], Beheer en Exploitatiemaatschappij [appellant 1] [woonplaats] B.V (hierna: [appellant 1] BV) en Friesland Houtbouw & Installatiebedrijf B.V. i.o. (van welke twee vennootschappen [appellant 1] bestuurder was) ter hoogte van € 50.000,- en
€ 44.782,79 in hoofdsom, waarvan in maart 2005 schuldbekentenissen zijn opgemaakt en ondertekend. Anders dan op de eerstgenoemde lening diende op de tweede lening maandelijks te worden afgelost en wel met minimaal € 3.000,- per maand.
Daarnaast heeft [geïntimeerde], zoals hij onweersproken heeft gesteld bij conclusie na enquête onder 10, nog diverse schulden van [appellant 1] of diens bedrijven betaald, welke zijn opgenomen in een vanaf februari 2005 bijgehouden schuldoverzicht, door partijen ook rekening-courantoverzicht genoemd.
1.4 Op 9 februari 2005 hebben [geïntimeerde] als verhuurder en [appellant 1] als huurder een huurovereenkomst ondertekend waarbij [appellant 1] met ingang van 15 februari 2005 voor de duur van een jaar huurder werd van de onder 1.2 bedoelde zaken tegen een huurprijs van € 1.600,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen uiterlijk op de eerste dag van iedere maandelijkse huurperiode die zou lopen van de 15e tot de 15e. In de transportaktes is aan [appellant 1] het recht van eerste koop toegekend, welk recht onder meer vervalt bij een huurachterstand van meer dan twaalf maanden.
1.5 De woning is tot begin 2006 niet bewoond geweest. [appellant 1] woonde aanvankelijk, met [appellante 2] en kinderen, in de woning aan [adres], eigendom van [appellant 1] B.V. Hij is op enig moment feitelijk gaan samenwonen met [nieuwe partner] in [woonplaats] en was voornemens om na echtscheiding van [appellante 2] met [nieuwe partner] de woning aan [adres] te betrekken.
1.6 Rond Kerstmis 2005 heeft [geïntimeerde] betaling van de huurachterstand geëist en aangekondigd dat hij anders de huurovereenkomst zou opzeggen en de woning zelf zou gaan bewonen.
1.7 Omstreeks februari/maart 2006 heeft [appellant 1] enige verbouwingen in de woning verricht en daarin een keuken laten plaatsen die hij reeds in 2004 bij Tulp Keukens B.V. had gekocht. Het nog aan Tulp verschuldigde bedrag voor die keuken is met een spoedoverboeking op 7 maart 2005 door [geïntimeerde] betaald en, vermeerderd met de kosten voor de spoedoverboeking, als schuld van [appellant 1] ter hoogte van € 20.576,90 in rekening-courant geboekt.
1.8 Vervolgens heeft [appellant 1] zonder overleg met [geïntimeerde] de woning in gebruik gegeven aan [appellante 2] die daar met enkele kinderen is gaan wonen.
1.9 Met een op (datum onleesbaar- hof) juni 2006 uitgebrachte sommatiedagvaarding heeft [geïntimeerde] [appellanten] gesommeerd tot betaling van € 26.243,45 aan achterstallige huur met wettelijke rente, berekend tot en met 15 juni 2006, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten, en hen tegen 30 juni 2006 gedagvaard tot ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, betaling van de huurachterstand en vergoeding voor gebruik tot ontruiming, met incassokosten.
1.10 In een andere procedure, tussen de VOF als eiseres en [appellant 1] alsmede [appellant 1] BV als gedaagden, heeft de rechtbank Leeuwarden bij vonnis van 28 februari 2007 gedaagden veroordeeld tot betaling van € 121.941,60 (voor de onder 1.3 bedoelde geleende bedragen met vervallen rente en een bedrag van € 18.069,05 voor een deel van de in rekening-courant geboekte andere schulden van [appellant 1]), zulks met rente. Dit vonnis heeft inmiddels kracht van gewijsde.
1.11 [appellant 1] en [appellant 1] BV zijn op 28 juni 2007 in staat van faillissement verklaard. De faillissementen zijn op 9 juni 2009 opgeheven bij gebrek aan baten.
1.12 Gedurende het faillissement heeft de curator een boedelactief verkocht (een woning aan [adres]), waarvan de opbrengst, blijkens de afrekening die bij memorie van grieven is overgelegd, mede is aangewend ter voldoening aan het veroordelende vonnis als bedoeld onder 1.10.