ECLI:NL:GHLEE:2012:BW9836

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.075.963-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van appellant wegens dagvaarding van niet-bestaande rechtspersoon

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 26 juni 2012, is appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering omdat hij een niet-bestaande rechtspersoon, Brunel Engineering B.V., heeft gedagvaard. De appellant, die in eerste aanleg eiser in conventie en gedaagde in reconventie was, had een arbeidsgeschil met zijn formele werkgever, Brunel Nederland B.V. Tijdens de procedure heeft de appellant aangevoerd dat Brunel Nederland zich als procespartij beschouwde en dat er een minnelijke regeling was getroffen die de voortzetting van de procedure bij het Gerechtshof mogelijk maakte. Echter, het hof oordeelde dat de appellant niet de juiste partij had gedagvaard, wat leidde tot zijn niet-ontvankelijkheid.

De zaak begon met een verzoek van Brunel Nederland tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dat door de kantonrechter werd behandeld. De appellant had in zijn akte gesteld dat Brunel Nederland zich als wederpartij beschouwde, maar het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de appellant om rectificatie had verzocht om Brunel Engineering te vervangen door Brunel Nederland. Het hof concludeerde dat de appellant op geen enkel moment in de procedure om rectificatie had verzocht, wat leidde tot de beslissing dat hij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vorderingen.

De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis en veroordeelde de appellant in de kosten van het geding in beide instanties. De kosten werden begroot op € 900,00 voor de advocaat in eerste aanleg en € 1.158,00 in hoger beroep, naast de verschotten. Het hof benadrukte dat de appellant had geweten wie zijn formele werkgever was en dat het niet mogelijk was om een niet-bestaande vennootschap te dagvaarden.

Uitspraak

Arrest d.d. 26 juni 2012
Zaaknummer 200.075.963/01
(zaaknummer rechtbank: 382223 CV EXPL 08-15100)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. H.M. Eijking, kantoorhoudende te Laren,
tegen
Brunel Engineering B.V.,
kantoorhoudende te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Brunel Engineering,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 11 oktober 2011 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Nadat in genoemd arrest de zaak naar de rol was verwezen, is door [appellant] een akte uitlating met producties genomen, waarop door Brunel Engineering is gereageerd.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
De omvang van het hoger beroep
Gelet op het petitum van de appeldagvaarding en het gegeven dat geen grieven zijn gericht tegen de in reconventie door de kantonrechter gegeven beslissing, moet het ervoor worden gehouden dat het appel enkel is gericht tegen het vonnis van 16 juni 2010 voor zover in conventie gewezen.
De ontvankelijkheid van [appellant] in hoger beroep
1. [appellant] heeft overgelegd een proces-verbaal van de in eerste aanleg op
9 maart 2009 gehouden zitting alsmede het proces-verbaal van de bij de kantonrechter te Apeldoorn gehouden zitting d.d. 28 april 2011 alwaar het verzoek van Brunel Nederland B.V. (hierna: Brunel Nederland) tot ontbinding van de tussen haar en [appellant] bestaande arbeidsovereenkomst op grond van
art. 7:685 BW is behandeld. [appellant] wijst er in zijn akte op dat partijen in de 7:685-procedure een minnelijke regeling zijn overeengekomen "met dien verstande dat de tussen partijen lopende procedure bij het Gerechtshof te Leeuwarden zal worden uitgeprocedeerd met behoud van het recht op cassatie." Uit deze zinsnede blijkt duidelijk dat Brunel Nederland zichzelf als procespartij in de onderhavige procedure beschouwt, aldus [appellant]. In elk geval heeft Brunel Nederland volgens [appellant] redelijkerwijs kunnen en moeten begrijpen dat zij is gedagvaard en als de wederpartij van [appellant] in deze procedure heeft te gelden. [appellant] heeft verder aangevoerd dat de kantonrechter tijdens de zitting van 9 maart 2009 uitvoerig met partijen heeft besproken wie als procespartij van [appellant] heeft te gelden en dat Brunel Nederland expliciet te kennen heeft gegeven dat zij zichzelf als in rechte betrokken beschouwde. Brunel Nederland heeft zich nadien ook zo gedragen door aan de veroordeling uit het vonnis in eerste aanleg jegens [appellant] te voldoen. [appellant] wijst verder op de in dezen van belang zijnde jurisprudentie. Ook voert [appellant] aan dat zij het verweer niet goed begrijpt. Mocht het verweer slagen, dan zal Brunel Nederland gedagvaard worden met als enig gevolg een enorme vertraging in de beslechting van het geschil.
2. Brunel Engineering heeft haar verweer gehandhaafd en daartoe aangevoerd dat het feit dat het haar van meet af aan duidelijk is geweest dat [appellant] de procedure tegen de formele werkgever is gestart, onverlet laat dat [appellant] een niet bestaande partij heeft gedagvaard. Om die reden dient [appellant] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering en haar vordering in hoger beroep. De door [appellant] aangehaalde jurisprudentie ziet op geheel andere situaties dan de onderhavige. Er is in deze zaak geen sprake van een vergissing of een verschrijving. [appellant] wist wie zijn formele werkgever was, te weten Brunel Nederland.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] met het aanhangig maken van de procedure heeft bedoeld zijn werkgever in rechte aan te spreken. Evenmin is in geschil dat [appellant] met het dagvaarden van Brunel Engineering een niet bestaande vennootschap heeft gedagvaard. Uit het proces-verbaal van de zitting van 9 maart 2009 blijkt dat het daarop toegespitste verweer van Brunel Engineering aan de orde is geweest. Uit het proces-verbaal blijkt echter niet dat [appellant] tijdens de zitting om rectificatie heeft verzocht in dier voege dat in plaats van Brunel Engineering Brunel Nederland wordt gelezen. Ook in de kop van de nadien door [appellant] genomen akte heeft [appellant] volhard in het gebruik van de naam 'Brunel Engineering'. Nu [appellant] op geen enkele moment in de procedure in eerste aanleg om rectificatie heeft verzocht en dat ook in de appelprocedure niet heeft gedaan, dient hij in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard. De zinsnede "met dien verstande dat de tussen partijen lopende procedure bij het Gerechtshof te Leeuwarden zal worden uitgeprocedeerd met behoud van het recht op cassatie" in de tussen partijen overeengekomen minnelijke regeling, maakt niet dat tot een andersluidend oordeel moet worden gekomen. Gesteld noch gebleken is immers dat Brunel Nederland daarmee van genoemd verweer afstand heeft gedaan. Dit blijkt ook niet uit het proces-verbaal van de zitting van 9 maart 2009. Feiten en/of omstandigheden die tot een andersluidend oordeel moeten leiden, zijn gesteld noch gebleken. Ook het feit dat Brunel Nederland aan de in het beroepen vonnis uitgesproken veroordeling heeft voldaan, maakt niet dat tot een andersluidend oordeel moet worden gekomen. Het staat immers vast dat Brunel Nederland de werkgever van [appellant] is en het kan de niet bestaande vennootschap niet worden tegengeworpen dat de formele werkgever zich heeft gedragen overeenkomstig een in feite tegen haar gerichte veroordeling.
4. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de door [appellant] tegen het beroepen vonnis aangevoerde grieven geen verdere behandeling behoeven.
De slotsom
5. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd en [appellant] dient alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vorderingen.
6. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Het geliquideerd salaris van de advocaat van Brunel Engineering zal in eerste aanleg worden gesteld op 3 punten à
€ 300,00 per punt en in hoger beroep op 1 punt naar tariefgroep III.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen
en opnieuw rechtdoende:
verklaart [appellant] alsnog niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde Brunel Engineering:
in eerste aanleg op € 0,00 aan verschotten en € 900,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in hoger beroep op € 263,00 aan verschotten en € 1.158,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, J.H. Kuiper en
M.C.D. Boon-Niks en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 26 juni 2012 in bijzijn van de griffier.