ECLI:NL:GHLEE:2012:BW7509

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.089.397/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van vaderschap en kinderalimentatie in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om de vaststelling van het vaderschap van een man ten aanzien van een minderjarige, alsook de bijbehorende kinderalimentatie. De man, hierna aangeduid als 'de man', heeft geweigerd mee te werken aan de afname van DNA-materiaal, wat door het hof als een belangrijke factor wordt gezien in de beoordeling van het vaderschap. De vrouw, aangeduid als 'de vrouw', heeft wel DNA-materiaal afgestaan en heeft verzocht om een omgangsregeling tussen de man en het kind. Het hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen de beslissing aangehouden in afwachting van deskundigenonderzoek door Sanquin, maar dit onderzoek kon niet plaatsvinden omdat de man niet op kwam dagen voor de afname van het DNA.

Het hof oordeelt dat, nu het biologisch vaderschap in rechte vaststaat, de man vermoed wordt de verwekker van het kind te zijn, tenzij hij tegenbewijs kan leveren. De man heeft echter onvoldoende inzicht gegeven in zijn financiële situatie, waardoor het hof concludeert dat hij over voldoende draagkracht beschikt om de door de vrouw verzochte bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind te voldoen. De rechtbank heeft eerder een kinderalimentatie van € 250,- per maand vastgesteld, welke door het hof wordt bekrachtigd.

Wat betreft de omgangsregeling heeft het hof vastgesteld dat de man in het verleden onbetrouwbaar is geweest in zijn omgang met het kind. De vrouw heeft aangegeven open te staan voor een gestructureerde omgangsregeling, maar het hof wijst het verzoek van de vrouw om een omgangsregeling vast te stellen af, onder verwijzing naar de onbetrouwbaarheid van de man. De kosten van het deskundigenonderzoek, dat niet heeft plaatsgevonden, worden aan de man opgelegd, aangezien hij verantwoordelijk is voor het niet doorgaan van het onderzoek. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en bekrachtigd, en de man wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van het deskundigenbericht.

Uitspraak

Beschikking d.d. 15 mei 2011
Zaaknummer 200.089.397
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. F.H. Gart, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. H. van Marrum, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van de tussenbeschikking van 13 december 2011 wordt hierbij overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na voormelde tussenbeschikking is op de griffie van het hof ontvangen een brief met bijlage van 15 februari 2012 van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening (hierna: Sanquin).
Ter zitting van 19 april 2012 is de zaak opnieuw behandeld. Verschenen zijn de vrouw, bijgestaan door mr. Van Marrum, en namens de man mr. Gart. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ten overstaan van een andere samenstelling van het hof dan de samenstelling die de tussenbeschikking van 13 december 2011 heeft gegeven. De onderhavige eindbeschikking is door deze gewijzigde samenstelling gegeven.
De verdere beoordeling
1. Het hof heeft bij zijn tussenbeschikking van 13 december 2011 iedere beslissing aangehouden in afwachting van de resultaten van het door Sanquin te verrichten deskundigenonderzoek. Het deskundigenonderzoek is door het hof gelast ter beantwoording van de vraag of de man de biologische vader is van de minderjarige [kind], geboren [in 2005]
2. Bij de brief van 15 februari 2012 heeft Sanquin het hof bericht dat het niet mogelijk is om een rapport uit te brengen, nu de man - ondanks drie schriftelijke oproepen daartoe - niet naar het laboratorium van Sanquin is gekomen voor de afname van DNA-materiaal. De vrouw en [kind] hebben wel DNA-materiaal afgestaan.
3. Namens de man is ter zitting - zonder nadere motivering - verzocht om de zaak aan te houden. Het hof heeft dit aanhoudingsverzoek afgewezen, nu er naar het oordeel van het hof geen aanleiding is de zaak nog langer aan te houden.
4. Nu de man heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek van Sanquin, zal het hof daaraan - overeenkomstig de daartoe aan het hof in artikel 198 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toegekende bevoegdheid - de gevolgtrekking verbinden dat de man de biologische vader is van [kind].
De kinderalimentatie
5. Omdat het biologisch vaderschap in rechte vaststaat, wordt de man op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 26 juni 2009, LJN BH2250) vermoed tevens de verwekker van [kind] in de zin van artikel 1:394 BW te zijn, behoudens door hem te leveren tegenbewijs.
6. Naar het oordeel van het hof heeft de man zijn stelling dat hij niet de verwekker van [kind] is onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Hij heeft daartoe immers slechts aangevoerd dat de vrouw dit aan hem heeft verteld, hetgeen door de vrouw wordt betwist. Gelet op deze betwisting van de vrouw had het op de weg van de man gelegen om nader te motiveren uit welke concrete feiten en omstandigheden zou blijken dat hij niet de verwekker van [kind] is en tevens stukken hieromtrent in het geding te brengen. Nu de man dit heeft nagelaten, neemt het hof aan dat de man de verwekker van [kind] is. Hij is mitsdien onderhoudsplichtig voor [kind] op grond van artikel 1:394 BW, zodat het hof over zal gaan tot de beoordeling van de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind].
* De draagkracht van de man
7. Naar het oordeel van het hof heeft de man volstrekt onvoldoende inzicht gegeven in zijn financiële situatie om zijn draagkracht te kunnen beoordelen. De man stelt weliswaar dat hij geen vaste en substantiële inkomsten heeft, maar gelet op de gemotiveerde betwisting hiervan door de vrouw, had het op zijn weg gelegen om deze stelling conform het procesreglement met financiële stukken - zoals bijvoorbeeld een inkomensverklaring van de Belastingdienst - te onderbouwen. Nu de man hiertoe ruimschoots in de gelegenheid is geweest en hij dit toch heeft nagelaten, dient dit naar het oordeel van het hof voor zijn rekening en risico te blijven. Het hof zal er dan ook van uitgaan dat de man over voldoende draagkracht beschikt om de door de vrouw verzochte bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] van € 250,- per maand te voldoen. Gesteld noch gebleken is dat dit bedrag de behoefte van [kind] te boven zou gaan. De beschikking van de rechtbank zal derhalve worden bekrachtigd voor zover het de vastgestelde kinderalimentatie betreft.
8. De kosten van het deskundigenbericht
In de tussenbeschikking is bepaald dat de kosten van het onderzoek van Sanquin voorlopig voor rekening van 's Rijks kas komen. Nu het onderzoek niet is verricht, heeft Sanquin een bedrag van € 100,- in rekening gebracht voor de gemaakte kosten. Het hof zal bepalen dat deze kosten ten laste van de man komen, nu de man in deze de bewijslast draagt en het aan de man te wijten is dat het door hem voorgestane onderzoek geen doorgang heeft kunnen vinden.
De omgangsregeling
9. De vrouw heeft in eerste aanleg verzocht om een omgangsregeling tussen de man en [kind] vast te stellen, aangezien zij het belangrijk vindt dat [kind] contact heeft met haar vader. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat deze wens nog altijd onverkort bij de vrouw aanwezig is.
10. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de man in het verleden weliswaar zo nu en dan omgang met [kind] heeft gehad, maar dat hij hierin onberekenbaar was. Zo kwam hij volgens de vrouw de ene keer onaangekondigd langs, terwijl hij de andere keer een speciaal voor de omgang gemaakte afspraak niet nakwam. Het hof is met de vrouw van oordeel dat deze wijze van contact niet in [kind]'s belang kan worden geacht. Een kind van [kind]'s leeftijd heeft behoefte aan structuur waar het gaat om de omgang met haar vader en duidelijkheid ten aanzien van de rol die hij in haar leven speelt.
11. Nu de man heeft verzocht het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een omgangsregeling af te wijzen, zal het hof hier, gelet op hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 10, gevolg aan geven. Het hof wijst de man er in dit kader echter uitdrukkelijk op dat hij ingevolge het bepaalde in artikel 1:377a niet enkel een recht heeft op omgang met [kind], maar dat op hem tevens de verplichting rust tot omgang met zijn kind. Het afdwingen van deze verplichting is naar het oordeel van het hof onder de gegeven omstandigheden echter niet in [kind]'s belang.
12. De vrouw heeft ter zitting benadrukt dat zij nog altijd open staat voor het vaststellen van een gestructureerde omgangsregeling - volgens vaste afspraken - tussen [kind] en de man. Het hof heeft waardering voor deze opstelling van de vrouw en is ervan overtuigd dat er van de zijde van de vrouw alles aan is gedaan om in het belang van [kind] de omgang met de man te stimuleren. Gelet op het vorenstaande zal het hof echter niettemin het inleidend verzoek van de vrouw om een omgangsregeling vast te stellen afwijzen, onder vernietiging van de bestreden beschikking op dit punt.
Slotsom
13. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 23 maart 2011 waarvan beroep, voor zover het de daarin vastgestelde omgangsregeling betreft;
en in zoverre opnieuw beslissende:
wijst af het inleidende verzoek van de vrouw voor zover het de vaststelling van een omgangsregeling tussen de man en [kind] betreft;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 23 maart 2011 waarvan beroep voor het overige.
veroordeelt de man in de door Sanquin gemaakte kosten van € 100,- met betrekking tot het (niet voltooide) deskundigenbericht;
bepaalt dat de man voormeld bedrag dient te voldoen uiterlijk vier weken na heden door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.637 ten name van het Ministerie van Justitie te Leeuwarden onder vermelding van: "kosten deskundigenbericht zaaknummer 200.089.397";
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, voorzitter,
G.M. van der Meer en K.R. Kuiken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 15 mei 2012 in bijzijn van de griffier.