ECLI:NL:GHLEE:2012:BW7414

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.096.979/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partneralimentatie in het kader van schuldsanering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had op 26 oktober 2011 het verzoek van de man tot wijziging van de alimentatie ten gunste van de vrouw toegewezen, waarbij de bijdrage in de kosten van levensonderhoud met ingang van 1 juli 2011 op nihil werd gesteld. De vrouw verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en een bijdrage van € 222,-- bruto per maand vast te stellen, met terugwerkende kracht tot 14 juni 2011.

De partijen, die in 1976 met elkaar zijn gehuwd en in augustus 2006 zijn gescheiden, hebben beiden een advocaat ingeschakeld. Tijdens de zitting op 10 april 2012 is de zaak behandeld, waarbij de vrouw haar standpunt heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie. Het hof heeft vastgesteld dat er na de eerdere beschikking van 25 augustus 2009 een relevante wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden, wat een herbeoordeling rechtvaardigt.

Het hof heeft echter geconcludeerd dat de man, die onder de wettelijke schuldsaneringsregeling valt, niet over voldoende draagkracht beschikt om een alimentatiebijdrage te voldoen. De man heeft een vrij te laten bedrag van € 989,15 per maand, maar zijn besteedbare inkomen is lager dan de bijstandsnorm. Het hof heeft de ingangsdatum van de gewijzigde alimentatie vastgesteld op 1 juli 2011, zoals eerder door de rechtbank bepaald. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waardoor de man niet verplicht is om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te betalen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 29 mei 2012
Zaaknummer 200.096.979
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.M. Hoelen, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A. van der Veen, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 26 oktober 2011 (zaaknummer 114575 / FA RK 11-1450) heeft de rechtbank Leeuwarden het verzoek van de man tot wijziging van de beschikking van 25 augustus 2009 van het gerechtshof Leeuwarden toegewezen en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 juli 2011 op nihil gesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 10 november 2011, heeft de vrouw verzocht de beschikking van 26 oktober 2011 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de man aan de vrouw met ingang van 14 juni 2011 een bijdrage van € 222,-- bruto per maand dient te voldoen ofwel een bijdrage in goede justitie te bepalen, waarbij deze bijdrage telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te worden voldaan en te bepalen dat de eventuele kosten van tenuitvoerlegging van deze beslissing voor rekening van de man komen, voor zover deze door hem veroorzaakt worden.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 21 december 2011, heeft de man het verzoek bestreden en verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep dan wel dit af te wijzen als zijnde ongegrond dan wel als zijnde niet juist.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 10 april 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn partijen, beiden bijgestaan door hun advocaat.
Mr. Hoelen heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een door haar overgelegde pleitnotitie.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Partijen zijn [in 1976] met elkaar gehuwd. Het huwelijk is in augustus 2006 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 14 juni 2006 in de registers van de burgerlijke stand.
2. Het gerechtshof Leeuwarden heeft - bij beschikking van 25 augustus 2009 - de bijdrage van de man in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand bepaald op een bedrag van € 1.064,-- per maand.
3. Bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 14 juni 2011 is ten aanzien van de man de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken.
4. De man heeft de rechtbank - bij inleidend verzoekschrift van 23 augustus 2011, bij de rechtbank binnengekomen op 25 augustus 2011 - verzocht de beschikking van het gerechtshof Leeuwarden van 25 augustus 2009 te wijzigen in die zin dat de bijdrage van de man in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 juli 2011 dan wel met ingang van de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift op nihil wordt gesteld. De vrouw heeft daartegen geen verweer gevoerd.
5. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Het hoger beroep van de vrouw richt zich tegen deze beslissing.
De overwegingen
6. In hoger beroep is niet in geschil dat zich na de beslissing waarvan wijziging wordt verzocht - te weten: de beschikking van 25 augustus 2009 van het gerechtshof Leeuwarden - een relevante wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW heeft voorgedaan, hetgeen een hernieuwde beoordeling rechtvaardigt.
7. Het verzoek van de man tot wijziging van voornoemde beschikking is gegrond op de stelling dat hij in verband met de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling niet meer in staat is om de bij voornoemde beschikking vastgestelde bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw te voldoen. De man heeft verzocht de bijdrage met ingang van 1 juli 2011 op nihil te bepalen.
8. Het hof stelt voorop dat de onderhoudsplichtige op wie de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, in beginsel slechts kan beschikken over het door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag. Het vrij te laten bedrag is gelegen onder de bijstandsnorm. Behoudens bijzondere omstandigheden dient - blijkens vaste jurisprudentie - dan ook te worden aangenomen dat de onderhoudsplichtige op wie de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, niet over draagkracht beschikt om een onderhoudsbijdrage te voldoen, tenzij de rechter-commissaris het vrij te laten bedrag op een hoger bedrag heeft bepaald. Het hof merkt op dat de man - onweersproken - heeft gesteld dat er bij de bepaling van het vrij te laten bedrag geen rekening is gehouden met de bijdrage van de man in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw en het vrij te laten bedrag door de rechter-commissaris niet op een hoger bedrag is gesteld.
9. De vrouw is van mening dat het door de man te ontvangen vrij te laten bedrag als inkomen in de draagkrachtberekening van de man dient te worden opgenomen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het vrij te laten bedrag van de man € 989,15 per maand bedraagt. Hoewel de man ter zitting naar voren heeft gebracht dat zijn vrij te laten bedrag recentelijk is verlaagd, gaat het hof hieraan voorbij nu de man heeft nagelaten hieromtrent stukken in het geding te brengen. Het hof stelt vast dat, indien in de draagkrachtberekening van de man rekening wordt gehouden met het door de man te ontvangen vrij te laten bedrag van € 989,15, er bij de man geen draagkracht aanwezig is om een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw te voldoen. Immers, de bijstandsnorm voor een alleenstaande bedraagt - bij berekening van de draagkracht van de man met ingang van 1 juli 2011 - € 924,-- per maand, waarin een bedrag van € 210,-- aan woonlasten en een bedrag van € 45,-- aan premie ziektekostenverzekering zit verdisconteerd. Uitgaande van een premie ziektekostenverzekering van € 130,--, overstijgt het draagkrachtloos inkomen reeds daarom het besteedbaar inkomen van de man.
Ook bij toerekening van een groter deel van de woonlasten aan de echtgenote van de man - zoals door de vrouw betoogd - blijft er derhalve gelet op het vorenstaande bij de man geen draagkracht over om een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw te voldoen.
10. Voor zover de vrouw met haar stellingen bedoeld heeft te zeggen dat het vrij te laten bedrag van de man verhoogd dient te worden, merkt het hof op dat dit tot gevolg zal hebben dat de door de vrouw te ontvangen bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud naar algemene middelen zal vloeien, nu de vrouw een aanvullende uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand ontvangt van € 406,-- per maand. Het is, naar het oordeel van het hof, dan ook onwaarschijnlijk dat de rechter-commissaris toestemming zal verlenen voor een verhoging van het vrij te laten bedrag, aangezien dit ten koste zou gaan van de belangen van de schuldeisers en de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) mede dient ter bescherming van deze belangen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om de beslissing aan te houden teneinde de man in de gelegenheid te stellen de rechter-commissaris te verzoeken het vrij te laten bedrag op een hoger bedrag vast te stellen.
De ingangsdatum van de gewijzigde bijdrage van de man in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw
11. Hoewel de vrouw heeft verzocht de wijziging van de bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud te laten ingaan met ingang van 14 juni 2011, ziet het hof - mede gezien het vorenstaande - geen aanleiding om af te wijken van de door de rechtbank bepaalde ingangsdatum (te weten: 1 juli 2011).
Slotsom
12. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, voorzitter, A.H. Garos en I.A. Vermeulen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
29 mei 2012 in bijzijn van de griffier.