1.7. [geïntimeerden] hebben [appellant] bij exploot van 15 juni 2010 gedagvaard voor de zitting van de kantonrechter te [woonplaats] van 21 juli 2010.
1.8. [appellant] heeft op 17 juni 2010 een bedrag van € 2.100,00 aan [geïntimeerden] betaald en op 19 juli 2011 een bedrag van € 1.686,53.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. [geïntimeerden] hebben gevorderd [appellant] te veroordelen tot betaling van de te veel door hen betaalde huur ad € 3.786,53 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 maart 2009 en een bedrag van € 714,00 aan
buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Nadat [appellant] in totaal het bedrag van € 3.786,53 had betaald, hebben [geïntimeerden] hun vordering verminderd en hebben zij betaling gevorderd van het bedrag van € 181,14, zijnde de vanaf 15 april 2009 tot
17 juni 2010 verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juli 2010 en de buitengerechtelijke kosten ad € 714,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
2.1. [appellant] heeft in conventie de vordering betwist en in reconventie gevorderd [geïntimeerden] te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 1.805,60 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de conclusie werd genomen, zijnde 25 augustus 2010. [appellant] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerden] voor de door hen gebruikte kachels een vergoeding moeten betalen. Omdat [geïntimeerden] de tuin niet hebben onderhouden, heeft [appellant] aanmerkelijke kosten moeten maken om deze op te knappen. Ook hebben [geïntimeerden] een oude koelkast in de tuin achtergelaten die door [appellant] moest worden afgevoerd. [appellant] acht een vergoeding van € 50,00 per kamer, in totaal € 100,00 per maand, aan servicekosten voor het gebruik van de kachels, geiser, onderhoud tuin etc. reëel.
2.2. [geïntimeerden] hebben de vordering in reconventie betwist.
2.3. De kantonrechter heeft bij vonnis van 16 februari 2011 [appellant] in conventie veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 181,14 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2010. De vordering in conventie ter zake van de incassokosten is afgewezen evenals de vordering van [appellant] in reconventie. [appellant] is zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten veroordeeld.
De behandeling van de grieven
3. [appellant] is in grief I opgekomen tegen de overweging van de kantonrechter dat [geïntimeerden] op 4 juni 2010 gemachtigd waren de betalingsregeling (buiten-
gerechtelijk) te ontbinden. [appellant] voert aan dat dit niet is gebeurd. De gemachtigde van [geïntimeerden] heeft bij brief van 28 mei 2010 immers geschreven dat zij, de gemachtigde, de overeenkomst ontbindt. De gemachtigde had niet voor zich, maar in haar kwaliteit van vertegenwoordiger van [geïntimeerden] moeten ontbinden. Op 11 juni 2011 wist de gemachtigde dat op 16 juni 2011 € 2.100,00 en op of omstreeks 15 juli 2011 een bedrag van € 1.686,53 zou worden gestort. In haar brief van 14 juni 2011 eiste de gemachtigde: "Ik zal, indien u per omgaande bevestigt dat uw cliënt naast het restant van de hoofdsom, de wettelijke rente vanaf 23 maart 2009 ad € 191,08 als ook de incassokosten conform het liquidatietarief ad € 714,00 voldoet, voor 15 juli a.s., de deurwaarder instrueren niet tot betekening over te gaan." De in deze brief gevorderde incassokosten zijn blijkens het vonnis ten onrechte gevorderd. Door de "nieuwe" betalingsregeling was [appellant] niet meer vanaf 23 maart 2009 in verzuim, noch vanaf 15 april 2009. De rentevordering had dus moeten worden afgewezen.