ECLI:NL:GHLEE:2012:BW6448

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.094.710/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van zaken in hoger beroep met betrekking tot civiele vorderingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep van KTK B.V. tegen Bwaste International B.V. KTK had in eerste aanleg bij de rechtbank Zwolle-Lelystad een vordering ingesteld, die op 25 mei 2011 werd afgewezen. KTK vorderde in hoger beroep vernietiging van dit vonnis en betaling van een bedrag van € 87.760,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De zaak werd behandeld in het kader van een incident tot voeging, waarbij Bwaste verzocht om de onderhavige zaak te voegen met een andere procedure die aanhangig was bij het hof. Het hof oordeelde dat er inhoudelijk een aanmerkelijke samenhang tussen de zaken bestond en dat het in het belang van de proceseconomie was om de zaken te voegen. Het hof wees de incidentele vordering toe en compenseerde de kosten van het incident, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor uitlating over het verdere procesverloop. De uitspraak vond plaats op 15 mei 2012.

Uitspraak

Arrest d.d. 15 mei 2012
Zaaknummer 200.094.710/01
(zaaknummer rechtbank: 157722 / HA ZA 09-697)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in het incident tot voeging wegens connexiteit in de zaak van:
KTK B.V.,
gevestigd te Almelo,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: KTK,
advocaat: mr. J.H. van den Sigtenhorst, kantoorhoudende te Zutphen,
tegen
Bwaste International B.V.,
gevestigd te Deventer,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Bwaste,
advocaat: mr. J.R. Beversluis, kantoorhoudende te Deventer.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 2 december 2009 en 25 mei 2011 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector civiel recht, (hierna: de rechtbank).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 8 augustus 2011 is door KTK hoger beroep ingesteld van genoemd eindvonnis van 25 mei 2011 met dagvaarding van Bwaste tegen de zitting van 4 oktober 2011.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"(...) het vonnis door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 25 mei 2011 gewezen (...) tussen appellante als eiseres en geïntimeerde als gedaagde, te vernietigen en opnieuw rechtdoende geïntimeerde alsnog bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan appellante tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma ad € 87.760,00 (exclusief b.t.w.), te vermeerderen met een bedrag € 1.758,00 (inclusief b.t.w.) terzake buitengerechtelijke incassokosten, alsmede te vermeerderen met de wettelijke (handels-)vertragingsrente over € 87.760,00 (exclusief b.t.w.), te rekenen vanaf de dag der dagvaarding in prima, te rekenen tot aan de dag der algehele voldoening, dit alles met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding, daaronder begrepen de kosten in de eerste aanleg."
KTK heeft een memorie van grieven (met producties) genomen waarvan de conclusie luidt:
"(...) het vonnis door de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 25 mei 2011 (...) gewezen, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, geïntimeerde alsnog te veroordelen tot betaling van hetgeen appellante in prima van geïntimeerde heeft gevorderd, te vermeerderen met rente en kosten, daaronder begrepen de proceskosten in beide instantiën."
Bij memorie van antwoord tevens houdende incidentele vordering tot voeging met een andere procedure heeft Bwaste gevorderd dat de onderhavige zaak gevoegd wordt behandeld met het hoger beroep in de zaak tussen Rasenberg c.s. en de gemeente Leidschendam-Voorburg, bij het hof bekend onder nummer 200.094.714.
Bij memorie van antwoord in het incident heeft KTK zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest in het incident.
De beoordeling
in het incident
1. Het hier aan de orde zijnde incident, waarvan niet in geschil is dat het verzoek daartoe tijdig is gedaan, moet worden beoordeeld aan de hand van art. 222 Rv. Hierin is bepaald -voor zover in dit geval relevant- dat de voeging kan worden gevorderd van verknochte zaken die tegelijk voor dezelfde rechter aanhangig zijn.
2. De vraag waar het in dit incident om gaat is of procedures tussen verschillende partijen kunnen worden samengevoegd, alle belangen over en weer, waaronder die van de proceseconomie, in aanmerking nemend.
3. Het hof stelt vast dat er inhoudelijk een aanmerkelijke samenhang tussen de zaken bestaat. Teneinde het procesverloop in beide zaken beter op elkaar te kunnen afstemmen en mede gelet op het belang uiteenlopende beslissingen zoveel mogelijk te vermijden, beantwoordt het hof de hiervoor geformuleerde vraag bevestigend.
4. De conclusie luidt dat de incidentele vordering zal worden toegewezen. Door de voeging blijven de vorderingen hun zelfstandigheid overigens behouden
(HR 21 november 1997, LJN: ZC2500) en wordt de partij in de ene zaak niet automatisch partij in de andere zaak (HR 21 mei 1999, LJN: ZC2904).
5. Aangezien geen der partijen kan worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij, zullen de kosten van het incident worden gecompenseerd, in die zien dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen om voort te procederen.
De beslissing
Het gerechtshof:
in het incident:
voegt de hoofdzaak met de bij het hof aanhangige zaak met nummer 200.094.714 en compenseert de kosten van dit incident, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak:
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van dinsdag 12 juni 2012 voor uitlating voortprocederen (akte/pleidooi/arrest) door beide partijen.
Aldus gewezen door mrs. R.E. Weening, voorzitter, L. Groefsema en E.C. Smits, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 mei 2012 in bijzijn van de griffier.