ECLI:NL:GHLEE:2012:BW5230
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag; gevolgencriterium en de verplichtingen van de werkgever
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen, waarin de kantonrechter de vorderingen van de appellante, [appellante], heeft afgewezen. [appellante] vorderde een verklaring voor recht dat er sprake was van kennelijk onredelijk ontslag en een schadevergoeding van € 15.455,62. De kantonrechter oordeelde dat de bedrijfseconomische noodzaak voor het ontslag niet was bestreden en dat de werkgever, [geïntimeerde], niet onterecht had gehandeld bij het aanvragen van een ontslagvergunning bij het CWI. Het hof heeft de feiten uit de eerste aanleg herhaald en aangevuld, en zich vervolgens gebogen over de grieven van [appellante].
Het hof oordeelt dat de grieven van [appellante] voornamelijk gericht zijn tegen het oordeel van de kantonrechter over het gevolgencriterium. Het hof stelt vast dat de werkgever voldoende inspanningen heeft verricht om [appellante] te herplaatsen en dat de verwijten van [appellante] niet zijn onderbouwd. De werkgever heeft [appellante] geïnformeerd over vacatures en heeft haar aanbevolen bij andere ondernemers. Het hof concludeert dat de werkgever niet kan worden verweten dat zij onvoldoende heeft gedaan om [appellante] aan ander werk te helpen.
Daarnaast overweegt het hof dat het enkele feit dat [appellante] 51 jaar oud was en lange tijd bij [geïntimeerde] had gewerkt, niet voldoende is om het ontslag als kennelijk onredelijk te kwalificeren. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellante] af, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep.