ECLI:NL:GHLEE:2012:BW4752

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.081.468-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens strijd met procesreglement

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep van een vonnis van de rechtbank Groningen. De appellante, Credietmaatschappij 'De IJssel' B.V., had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 27 oktober 2010, maar haar memorie van grieven werd per fax ingediend, wat in strijd was met het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken. Het hof oordeelde dat De IJssel ruimschoots de tijd had gehad om haar grieven op de juiste wijze in te dienen, maar dit niet had gedaan. De door De IJssel aangevoerde omstandigheden, zoals plotselinge rugklachten en tijdgebrek, werden niet als voldoende bijzonder beschouwd om af te wijken van de procesregels. Het hof verklaarde De IJssel niet-ontvankelijk in haar hoger beroep, omdat zij geen grieven had ontwikkeld tegen het vonnis van de rechtbank en het vonnis niet in strijd was met het recht van openbare orde. Tevens werd De IJssel veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerde werden begroot op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en € 284,00 aan verschotten.

Uitspraak

Arrest d.d. 1 mei 2012
Zaaknummer 200.081.468/01
(zaaknummer rechtbank: 114018 / HA ZA 09-987)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Credietmaatschappij "De IJssel" B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: De IJssel,
advocaat: mr. M. Bakhuis, kantoorhoudende te Apeldoorn,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.G.H. Meijerink, kantoorhoudende te Assen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 27 oktober 2010 door de rechtbank Groningen, sector civielrecht (hierna: de rechtbank).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 26 januari 2011 is door De IJssel hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 15 februari 2011.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"(...) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het vonnis van de rechtbank Groningen d.d. 27 oktober 2010 (...) en vervolgens opnieuw rechtdoende bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest, geïntimeerde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan appellante te voldoen de som van € 10.073,23, te vermeerderen met de contractuele rente daarover vanaf 23 oktober 2009 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties. daarnaast vordert de appellante dat geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van de nakosten ten bedrage van respectievelijk € 131,00 zonder betekening en € 199,00 ingeval van betekening, indien en voor zover geïntimeerde niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een door het gerechtshof redelijk geachte termijn, aan het te dezen te wijzen arrest heeft voldaan."
[geïntimeerde] is op de eerst dienende dag niet verschenen in de procedure, waarna tegen haar verstek is verleend. Het verstek is gezuiverd doordat mr. Buisman, kantoorhoudende te Stadskanaal, zich op 15 maart 2011 voor [geïntimeerde] heeft gesteld.
De zaak stond vervolgens voor het nemen van de memorie van grieven door De IJssel, voor het eerst op de rol van 26 april 2011.
Voor het nemen van de memorie van grieven is uitstel verleend. Op de rol van 7 juni 2011 heeft De IJssel verwijzing van de zaak naar de parkeerrol gevraagd, waarop voor het dienen van grieven uitstel is verleend tot 10 juli 2012.
De zaak is in verband met een voorgenomen aanzegging akte niet dienen door de nieuwe advocaat van [geïntimeerde], mr. Meijerink, vervroegd op de rol gebracht op 6 maart 2012 (ambtshalve peremptoir). Op laatstgenoemde datum is niet van grieven gediend door De IJssel. Vervolgens is twee weken uitstel verleend (partij peremptoir) tot 20 maart 2012, waarbij [geïntimeerde] heeft gevraagd akte van niet dienen te verlenen ingeval geen memorie van grieven wordt genomen.
Op 20 maart 2012 heeft De IJssel per faxbericht een memorie van grieven (met producties) ingediend. De memorie van grieven is wegens strijd met de bepalingen van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) geweigerd. Het hof heeft de door [geïntimeerde] gevraagde akte niet dienen verleend.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De beoordeling
In art. 2.1 Lpr is bepaald dat (behoudens een hier niet relevante uitzondering) "een voor een roldatum bestemd processtuk uiterlijk op het inlevertijdstip ter griffie [wordt] ingediend door verzending per post of door afgifte aan de centrale balie. Per telefax ingediende processtukken worden niet in behandeling genomen." In weerwil van deze bepaling heeft De IJssel haar memorie van grieven per fax ingediend. De door mr. Bakhuis in zijn faxbericht van 20 maart 2012 geschetste omstandigheden (kort samengevat: plotseling opkomende rugklachten, tijdgebrek, traag reagerende cliënt, weerspannige collega-advocaat) kunnen - gelet op het hierboven geschetste verloop van de procedure - niet verhullen dat De IJssel ruimschoots tijd heeft gehad voor het formuleren van haar grieven, ook nadat de zaak op 6 maart 2012 vervroegd op de rol is geplaatst op verzoek van [geïntimeerde]. Dat De IJssel het niettemin op de laatste dag heeft laten aankomen en toen niet meer bij machte bleek om de memorie van grieven op de juiste, haar bekende wijze ter griffie in te dienen, komt dan ook geheel en al voor haar eigen rekening en risico. De geschetste omstandigheden zijn in ieder geval niet zo bijzonder dat onverkorte toepassing van art. 2.1 Lpr, gelet op de belangen van De IJssel maar ook op de belangen van [geïntimeerde], achterwege gelaten moest worden.
Nu De IJssel geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep en in aanmerking nemend dat het vonnis van de rechtbank van 27 oktober 2010 niet in strijd is met recht van openbare orde, zal De IJssel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep.
De IJssel moet in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal De IJssel dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep van De IJssel niet-ontvankelijk;
veroordeelt De IJssel in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en op € 284,00 aan verschotten.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, J.H. Kuiper en
M.C.D. Boon-Niks, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 1 mei 2012 in bijzijn van de griffier.