ECLI:NL:GHLEE:2012:BW4744
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kort geding tot afgifte van roerende zaken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een kort geding vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen, waarin de vordering van de geïntimeerde tot afgifte van roerende zaken door de appellant werd toegewezen. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 15 april 2011. De appellant vorderde onder andere dat het vonnis zou worden bekrachtigd, met de toevoeging dat afgifte van de roerende zaken op straffe van dwangsommen binnen twee dagen na betekening van het vonnis zou moeten plaatsvinden. De geïntimeerde, die in eerste aanleg eiseres was, vorderde dat de appellant werd veroordeeld tot afgifte van de in de dagvaarding opgesomde roerende zaken.
De feiten in deze zaak zijn als volgt: de geïntimeerde is op 19 september 2012 met de appellant gaan samenwonen en heeft diverse roerende zaken naar de woning van de appellant verhuisd. Op 13 oktober 2010 heeft de geïntimeerde de woning metterwoon verlaten en op 16 februari 2011 heeft zij conservatoir beslag laten leggen op diverse roerende zaken. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat de appellant de eigendom van de roerende zaken van de geïntimeerde niet heeft weersproken en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze zaken al had afgegeven.
In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de vordering van de geïntimeerde onvoldoende aannemelijk is gemaakt, omdat niet is aangetoond dat de op de lijst van de geïntimeerde genoemde roerende zaken zich nog onder de appellant bevinden. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd voor zover de vordering van de geïntimeerde daarin is toegewezen, maar het vonnis voor het overige bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij de appellant zijn eigen kosten draagt.