ECLI:NL:GHLEE:2012:BW4744

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.087.967-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kort geding tot afgifte van roerende zaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een kort geding vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen, waarin de vordering van de geïntimeerde tot afgifte van roerende zaken door de appellant werd toegewezen. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 15 april 2011. De appellant vorderde onder andere dat het vonnis zou worden bekrachtigd, met de toevoeging dat afgifte van de roerende zaken op straffe van dwangsommen binnen twee dagen na betekening van het vonnis zou moeten plaatsvinden. De geïntimeerde, die in eerste aanleg eiseres was, vorderde dat de appellant werd veroordeeld tot afgifte van de in de dagvaarding opgesomde roerende zaken.

De feiten in deze zaak zijn als volgt: de geïntimeerde is op 19 september 2012 met de appellant gaan samenwonen en heeft diverse roerende zaken naar de woning van de appellant verhuisd. Op 13 oktober 2010 heeft de geïntimeerde de woning metterwoon verlaten en op 16 februari 2011 heeft zij conservatoir beslag laten leggen op diverse roerende zaken. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat de appellant de eigendom van de roerende zaken van de geïntimeerde niet heeft weersproken en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze zaken al had afgegeven.

In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de vordering van de geïntimeerde onvoldoende aannemelijk is gemaakt, omdat niet is aangetoond dat de op de lijst van de geïntimeerde genoemde roerende zaken zich nog onder de appellant bevinden. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd voor zover de vordering van de geïntimeerde daarin is toegewezen, maar het vonnis voor het overige bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij de appellant zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Arrest d.d. 1 mei 2012
Zaaknummer 200.087.967/01
(zaaknummer rechtbank: 124766/KG ZA 11-68)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J. van Dijk, kantoorhoudende te Winschoten,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
toevoeging,
advocaat: mr. G.J. van der Veer, kantoorhoudende te Meppel.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kortgeding-vonnis, uitgesproken op 15 april 2011 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 12 mei 2011 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 7 juni 2011.
Bij arrest van 2 augustus 2011 is een comparitie van partijen gelast. Deze heeft niet plaatsgevonden.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de Rechtbank te Groningen, gedateerd 15 april 2011, betekend op de griffie onder zaak-/rolnummer: 124766 KG ZA 11-68, gewezen tussen appellant als gedaagde en geïntimeerde als eiseres, te vernietigen en, opnieuw recht doende, geïntimeerde, eiseres in eerste aanleg, bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in haar oorspronkelijke vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen en haar te veroordelen in de proceskosten in beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"1. te bekrachtigen het vonnis waarvan beroep, met dien verstande dat opgenomen wordt dat
afgifte op straffe van de dwangsom binnen 2 dagen na betekening van het vonnis plaats
dient te vinden.
2. [appellant] te veroordelen in de kosten van dit beroep.
Een en ander uitvoerbaar bij voorraad."
Ten slotte heeft [appellant] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. Tegen de hierna opgesomde, door de voorzieningenrechter als vaststaand aangemerkte feiten zijn geen bezwaren aangevoerd, behoudens voor zover [appellant] heeft bestreden dat ook de kinderen van [geïntimeerde] bij hem hebben gewoond. Daarmee staat het volgende ook in hoger beroep vast.
1.1. Op 19 september 2012 is [geïntimeerde] met [appellant] gaan samenwonen in de woning van [appellant] te [adres]. [geïntimeerde] heeft diverse haar in eigendom toebehorende roerende zaken verhuisd naar de woning van [appellant].
1.2. Op 13 oktober 2010 heeft [geïntimeerde] de woning metterwoon verlaten.
1.3. Op 16 februari 2011 heeft [geïntimeerde] conservatoir beslag tot afgifte van diverse roerende zaken laten leggen. Daarbij zijn enkele van de in de dagvaarding genoemde zaken in beslag genomen.
Het geschil
2. [geïntimeerde] heeft gevorderd dat [appellant] onder verbeurte van dwangsommen wordt veroordeeld tot afgifte van de in de dagvaarding opgesomde roerende zaken. De voorzieningenrechter heeft die vordering in het bestreden vonnis toegewezen, met uitzondering van de door de deurwaarder op 16 februari 2011 beschreven zaken. Daartoe is kort gezegd overwogen dat [appellant] ten aanzien van de resterende zaken de eigendom van [geïntimeerde] niet heeft weersproken en heeft nagelaten enigszins
- met objectieve, verifieerbare stukken onderbouwd - aannemelijk te maken dat hij deze zaken al aan [geïntimeerde] heeft afgegeven, zoals hij heeft gesteld.
De grieven
3. De tegen het bestreden vonnis gerichte grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4. In de grieven van [appellant] worden de volgende zaken afzonderlijk besproken.
4.1. Twee grijs gekleurde antraciet kastjes met lades, twee grasparkieten en vier zwarte vlinderstoelen met chromen poten: blijkens het proces-verbaal van de deurwaarder zijn deze spullen in beslag genomen. Dat betekent dat de bestreden veroordeling daarop niet ziet. De grieven falen in zoverre.
4.2. Een grote plant in crèmekleurige pot: [appellant] betoogt dat deze pot van hem is. Omdat in dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat de pot (en de inhoud ervan) van [geïntimeerde] is, treffen de grieven in zoverre doel.
4.3. [appellant] beroept zich verder op zijn eigendomsrechten ten aanzien van de spullen die zijn opgesomd op bonnen die beweerdelijk afkomstig zijn van Wedeka Kringloop, Saturn Groningen, Scheer & Foppen en Poortman & Zn. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - kan het hof uit deze verwijzing niet opmaken op welke van de in de dagvaarding opgesomde spullen wordt gedoeld. De grieven falen in zoverre.
5. De grieven strekken voorts tot handhaving van het verweer dat alle gevorderde roerende zaken al zijn afgegeven. [appellant] wijst erop dat de deurwaarder de niet in beslag genomen spullen niet in huis heeft aangetroffen, en verwijst verder naar een memo van [buurtagent] van 4 maart 2011. In dit stuk verklaart [buurtagent] onder meer het volgende omtrent de afgifte van goederen in december 2010.
"Ik zag dat op de inrit van de heer [appellant] zijn woning een grote hoeveelheid goederen reeds klaar stonden.
Deze goederen zijn door de aanhang van de heer [X] ingeladen waarbij werd opgemerkt dat volgens de heer [X] niet alles kompleet zou zijn. Naar ik mij mee[n] te herinneren zou onder andere een laptop nog ontbreken en twee antieke kastjes.
Terwijl ik daar buiten stond bij de heer [X] werd vanaf de inrit door hun naar binnen gewezen op deze kastjes die ze bedoelden dat die ook van mevrouw [geïntimeerde] waren.
Hierop ben ik in de woning gaan kijken en heb dit besproken met de heer [appellant]. Door de heer [appellant] werd mij verklaard dat dit moderne kastjes waren echter mij bleek ook dat dit inderdaad geen antieke kastjes waren en dat dit een strak en moderne kast waren (twee op elkaar gestapeld)
Ik heb verzocht aan de heer [X] alle goederen in te gaan laden en thuis een overzicht te maken dan van goederen die volgens hem nog ontbraken en dit via de geëigende weg te gaan verhalen op de heer [appellant]."
6. Naar het oordeel van het hof is met het voorgaande in dit kort geding onvoldoende aannemelijk dat de op de lijst van [geïntimeerde] genoemde, en nog niet in beslag genomen roerende zaken zich nog onder [appellant] bevinden. Omdat het hof geen aanleiding ziet tot enige bewijsvoering in dit kort geding, strandt op die constatering de vordering van [geïntimeerde]. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover daarin de vordering is toegewezen. Voor het overige zal dat vonnis worden bekrachtigd. Ook in hoger beroep zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de vordering van [geïntimeerde] daarin is toegewezen;
bekrachtigt dat vonnis voor het overige;
compenseert de proceskosten aldus dat [appellant] de eigen kosten in dit hoger beroep draagt.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, L. Janse en
M.M.A. Wind en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 1 mei 2012 in het bijzijn van de griffier.