GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002726-09
Uitspraak d.d.: 10 april 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 20 oktober 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 maart 2010, 9 juli 2011, 27 maart 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte van (medeplegen van) poging tot moord, en tot veroordeling van verdachte ter zake van medeplegen van poging tot doodslag tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder toezicht van de reclassering stelt, hetgeen ook een behandeling bij de AFPN kan inhouden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze tot een bedrag van € 3.000,- hoofdelijk zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 19 juni 2009, te [plaats], in de gemeente [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] tegen de grond heeft/hebben geschopt, althans, heeft/hebben laten struikelen en/of (vervolgens) die
[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 19 juni 2009, te [plaats], in de gemeente [plaats], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (beschadigde oogkassen en/of een mogelijk blijvend beschadigd gehoor), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, tegen de grond te schoppen, althans te laten struikelen en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te slaan/stompen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 19 juni 2009, te [plaats], in de gemeente [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] tegen de grond heeft/hebben geschopt, althans heeft/hebben laten struikelen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 19 juni 2009, te [plaats], in de gemeente [plaats], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het tegen de grond schoppen, althans laten struikelen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer] schoppen/trappen en/of meermalen, althans eenmaal, slaan/stompen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door de raadsman van verdachte is op de terechtzittingen van het hof - kort gezegd - aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot moord, doodslag dan wel zware mishandeling. Volgens de verdediging is verdachte weliswaar met medeverdachten [namen] naar de woning van aangever [slachtoffer] gegaan, maar was dit niet met het doel om hem te mishandelen. Nadat verdachte aangever heeft laten struikelen toen deze wegrende, heeft verdachte geen gewelddadige handelingen (meer) gepleegd, aldus de raadsman. De verklaring van aangever, inhoudende dat verdachte hem meermalen in de buik heeft geschopt, is niet juist. Het is aannemelijk dat aangever verdachte met zijn broer [naam] heeft verward. Verdachte heeft juist geprobeerd de anderen te laten stoppen met de mishandeling. Aldus dient verdachte volgens de raadsman vrijgesproken te worden van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Het meest subsidiair ten laste gelegde kan wel worden bewezen.
Feitelijke gang van zaken
Het hof gaat bij de bespreking van de verweren uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Op 19 juni 2009 bevinden verdachte, zijn broer [naam], [namen] zich in een café in [plaats]. Op een gegeven moment wordt het plan gevat om naar de woning van aangever [slachtoffer] te gaan, om hem - naar aanleiding van een conflict tussen verdachtes moeder en [slachtoffer] - een 'lesje te leren'. Ze willen een hartig woordje met hem spreken. Er is niet gesproken over het toepassen van geweld. Bij de woning aangekomen, wordt er eerst aangebeld en door de brievenbus geroepen. [naam] schopt vervolgens tegen de deur en trapt een ruit in. Verdachte, die op straat is blijven staan, ziet [slachtoffer] op een gegeven moment de woning uitvluchten. Verdachte roept dit naar de anderen en rent achter [slachtoffer] aan. Verdachte laat [slachtoffer] struikelen, maar komt hierbij ook zelf ten val. [slachtoffer] slaagt erin op te staan en loopt verder. Op dat moment komen [naam] en [naam] er ook weer aan. [slachtoffer] wordt opnieuw ten val gebracht en komt in een tuin terecht. [slachtoffer] ligt dan op zijn rug en wordt ernstig toegetakeld. Vaststaat dat hij in ieder geval door [naam] en [naam] met de vuist in het gezicht en tegen het lichaam is geslagen. Agenten die [slachtoffer] ter plekke aantroffen, zagen dat aan zijn hoofd enkele ernstige verwondingen zichtbaar waren. Vanuit het oor van [slachtoffer] stroomde bloed en zijn hoofd was erg blauw en gezwollen. Hoewel een van de agenten [slachtoffer] ambtshalve kende, werd [slachtoffer] door de verwondingen op dat moment niet herkend. [slachtoffer] heeft bij de mishandeling ernstig letsel opgelopen, waaronder een hersenschudding en 2 gebroken jukbeenderen.
Beoordeling
Het hof is - met de eerste rechter, de advocaat-generaal en de raadsman - van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachten met voorbedachten rade om [slachtoffer] van het leven te beroven, hebben gehandeld. Verdachte zal derhalve van (medeplegen van) poging tot moord worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de ten laste gelegde (medeplegen van) poging tot doodslag overweegt het hof als volgt. Vaststaat dat verdachte, tezamen met [naam], [namen] naar de woning van [slachtoffer] is gegaan om hem een lesje te leren. Op het moment dat [slachtoffer] de woning uitvlucht, maakt verdachte dit aan zijn mededaders kenbaar, gaat achter hem aan en laat hem struikelen.
[slachtoffer] heeft zowel bij de politie als bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij vervolgens, nadat hij was opgestaan en voor de tweede maal ten val was gekomen, meermalen door verdachte in zijn buik is geschopt. [slachtoffer] verklaart hierover bij de raadsheer-commissaris: "Ik weet heel zeker dat het [verdachte] is geweest die mij in mijn buik heeft geschopt, ik herkende hem als [verdachte]. Omdat hij de zoon van de vriendin van mijn ex-vriendin is. Ik weet gewoon dat [verdachte] mij heeft geschopt. Ik ken hem, dus ik weet dat hij het was." Het hof acht dit een geloofwaardige verklaring. Er is bij [slachtoffer] in het geheel geen sprake van twijfel (geweest) over de herkenning van verdachte. Dat [slachtoffer] verdachte met zijn broer heeft verward, acht het hof dan ook niet aannemelijk. [slachtoffer] kent verdachte en is daarom bekend met zijn uiterlijk en naam. Hij ziet dat hij door verdachte in zijn buik wordt geschopt. Gelet hierop is een nadere identificatie (aan de hand van gezichtskenmerken en kleding, zoals door de verdediging is geopperd), niet noodzakelijk. Het hof acht op basis van het voorgaande bewezen dat verdachte aangever meermalen in de buik heeft geschopt.
Dat niet alleen [naam] en[naam] Troostwijk hebben toegetakeld, maar dat verdachte hieraan ook deelnam, wordt bevestigd door na te noemen getuigenverklaringen. Door een buurtbewoner, [getuige], is gezien dat drie of vier personen klappen uitdeelden.[getuige] hoorde daarbij doffe dreunen tegen een lichaam. Ook buurtbewoner [getuige] heeft gezien dat er gevochten werd in een tuin. Toen getuige [getuige] zag dat er werd geslagen achter de heg van zijn overburen, is hij naar buiten gegaan en heeft "ophouden!" geroepen. Volgens [getuige] waren het vier mannen. [getuige] herkent [naam] en - nadien - ook verdachte. Verdachte komt nadat [getuige] 'ophouden' heeft geroepen, naar [getuige] toe en roept: "Sorry, sorry, wij houden wel op."
[naam] en [naam] hebben erkend dat zij [slachtoffer], terwijl hij op de grond lag, meermalen met kracht met de vuist tegen het hoofd hebben gestompt. [naam] heeft verklaard dit te hebben gezien. Dat [naam]niets over agressieve handelingen van verdachte heeft verklaard, komt - volgens [naam] - mogelijk doordat zijn aandacht werd getrokken door [naam] en [naam], die op en naast [slachtoffer] zaten.
Het hof acht op basis van het voorgaande bewezen dat verdachte, [naam] en [naam] met hun drieën grof geweld jegens [slachtoffer] hebben uitgeoefend. Ze hebben hem meermalen met kracht tegen het hoofd hebben gestompt en hem meermalen in de buik geschopt. De door getuigen genoemde vierde persoon betreft [naam], die op korte afstand van de verdachten en het slachtoffer stond, maar zelf geen geweld heeft uitgeoefend. Tussen voornoemde drie verdachten bestond een bewuste en nauwe samenwerking.
Het hof acht de kans op overlijden als gevolg van het meermalen schoppen tegen een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam, namelijk de (zijkant van) de buik van een op de grond liggend slachtoffer, en het daarnaast veelvuldig met kracht stompen tegen het hoofd, aanmerkelijk. Deze handelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dat verdachte en zijn medeverdachten bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard. Contra-indicaties hiervoor heeft het hof niet aangetroffen.
Aldus acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging gekregen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 19 juni 2009, te [plaats], in de gemeente [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen met dat opzet, die [slachtoffer] heeft laten struikelen en vervolgens die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geschopt en die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 19 juni 2009 schuldig gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag. In verband met een conflict tussen aangever en verdachtes moeder, is verdachte die dag met zijn broer en twee andere vrienden/kennissen naar de woning van aangever [slachtoffer] gegaan. Uiteindelijk hebben verdachte, zijn broer en één van de andere mannen [slachtoffer], die zijn woning uit was gevlucht, ernstig toegetakeld. Terwijl hij op de grond lag, is hij meermalen in zijn buik geschopt en met kracht in zijn gezicht gestompt. [slachtoffer] heeft hierdoor onder meer een hersenschudding en gebroken jukbeenderen opgelopen. Door zo te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachten niet alleen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer], ook veroorzaakt een dergelijk geweldsdelict doorgaans angst en onrust in de samenleving en de directe omgeving van het slachtoffer. Dat verdachte samen zijn medeverdachten op deze buitensporige manier het recht in eigen hand heeft genomen, wordt hem zwaar aangerekend en rechtvaardigt oplegging van een forse gevangenisstraf.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 27 maart 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met een rapportage Pro Justitia d.d.
27 augustus 2009, waaruit blijkt dat verdachte lijdt aan (een vorm van) het syndroom van Asperger. Als gevolg daarvan kan het bewezenverklaarde feit hem in verminderde mate worden toegerekend. Geadviseerd wordt om verdachte poliklinisch te behandelen bij de AFPN te Leeuwarden.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof
oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden in beginsel passend en noodzakelijk.
Nu de procedure in hoger beroep echter meer dan 3 jaar heeft geduurd, is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Aangezien deze overschrijding in de straf dient te worden verdisconteerd, zal het hof in plaats van voornoemde straf een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden opleggen. Het hof zal voorts een gedeelte hiervan, te weten 4 maanden, in voorwaardelijke vorm opleggen, met een proeftijd van 2 jaren. Het voorwaardelijk deel van de straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit. Hierbij stelt het hof de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder toezicht van de reclassering stelt, hetgeen ook een ambulante behandeling bij de AFPN kan inhouden. Dit kan hem de nodige hulp en steun bieden. Op het onvoorwaardelijke deel van de straf wordt de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 13.578,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn medeverdachten rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.000,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag - hoofdelijk - zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Gelet op het vorenstaande, dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Leeuwarden en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij AFPN.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] terzake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 3.000,00 (drieduizend euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van EUR 3.000,00 (drieduizend euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. B.F. Keulen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 10 april 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. B.F. Keulen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.