ECLI:NL:GHLEE:2012:BV9662

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.098.482/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan toestemming voor tussentijds appel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin een deskundige was benoemd om de constructie van een dakkapel te beoordelen. Het hoger beroep is ingesteld op 2 december 2011, maar het gerechtshof te Leeuwarden heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat er geen toestemming was gegeven door de eerste rechter voor het instellen van tussentijds hoger beroep. De rechtbank had in haar vonnis van 7 september 2011 geen expliciete toestemming verleend voor een tussentijds appel, en de verwijzing naar de parkeerrol werd niet als zodanig beschouwd.

De rechtbank had eerder in haar vonnis overwogen dat de deskundigen het niet eens waren over de deugdelijkheid van de dakkapel. De benoeming van een deskundige door de rechtbank was bedoeld om het geschil verder te onderzoeken, maar dit maakte geen einde aan het geschil zelf. Het hof concludeert dat er geen sprake is van een gedeeltelijk eindvonnis waartegen appel openstaat. De beslissing van het hof is dat [appellant] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep en dat hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerden]. De kosten worden vastgesteld op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en € 284,00 aan verschotten.

Uitspraak

Arrest d.d. 20 maart 2012
Zaaknummer 200.098.482/01
(zaaknummer rechtbank: 127110 / HA ZA 06-1474)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende en zaakdoende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. W.Y. Hofstra, kantoorhoudende te Hilversum,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. S. van Steenwijk, kantoorhoudende te Utrecht.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 11 oktober 2006, 10 januari 2007 en 7 september 2011 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector civiel recht (hierna: de rechtbank).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 2 december 2011 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 7 september 2011 met dagvaarding van [geïntimeerden] tegen de zitting van 20 december 2011 van het gerechtshof te Arnhem (nevenzittingsplaats Leeuwarden).
De conclusie van de appeldagvaarding luidt:
"(…) het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 7 september 2011 (…) te vernietigen voor zover het betreft de benoeming van een deskundige en het bevelen van een onderzoek, zoals geformuleerd onder de punten 5.1 en 5.2 van het dictum van het bestreden vonnis, en, opnieuw rechtdoende, de zaak voor het overige terug te verwijzen naar de rechtbank Zwolle-Lelystad in de stand waarin de zaak zich alsdan bevindt, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van deze procedure, kosten rechtens."
Bij arrest van 3 januari 2012 is de zaak door het gerechtshof te Arnhem (nevenzittingsplaats Leeuwarden) verwezen naar het gerechtshof te Leeuwarden ter verdere afdoening.
[appellant] heeft zich bij akte uitgelaten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. [geïntimeerden] hebben een antwoordakte genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De beoordeling
1 Het gaat in deze zaak in het kort om het volgende. [appellant] heeft een dakkapel geplaatst op de woning van [geïntimeerden] aan [adres]. Over die dakkapel is een geschil ontstaan. Bij verstekvonnis van 11 oktober 2006 is [appellant] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] van € 8.994,65 (incl. btw) met nevenveroordelingen. [appellant] is van dat vonnis in verzet gekomen. Ter comparitie van 22 juni 2007 zijn partijen (onder meer) overeengekomen om de constructie van de dakkapel door een onafhankelijke deskundige te laten beoordelen. De uitkomsten van dat onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 6 augustus 2008 van [deskundige] van PRC Damen te Delft. Nadien hebben [geïntimeerden] nog rapporten van de deskundige [deskundige 2] van Van Rossum Raadgevende Ingenieurs te Almere in het geding gebracht, gedateerd op 5 maart 2009, 11 mei 2009, 28 augustus 2009 en 2 november 2010. [appellant] heeft, op grond van nadere afspraken die zijn gemaakt ter comparitie van 29 maart 2010, [deskundige 3] van Bouwpartners Engineering te Hilversum ingeschakeld, die op 14 oktober 2010 een rapport heeft uitgebracht, dat zich ook bij de gedingstukken bevindt. In het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank overwogen dat de deskundigen het onderling niet eens zijn over de deugdelijkheid van de constructie van de dakkapel. Omdat zij op grond van de voorhanden zijnde gegevens niet tot een oordeel kan komen, heeft de rechtbank een deskundige (constructeur) benoemd in de persoon van [deskundige 4] MBA van Pieters Bouwtechniek te Zwolle.
2 Op grond van art. 337 lid 2 Rv is tussentijds hoger beroep van een tussenvonnis uitgesloten, tenzij de rechter die de uitspraak heeft gedaan anders heeft bepaald, hetzij in de bestreden tussenuitspraak zelf, hetzij bij afzonderlijke beslissing op een binnen de beroepstermijn gedaan, daartoe strekkend verzoek (HR 23 januari 2004, LJN: AL7051). Bij gebreke van een zodanige beslissing van de rechter die de bestreden tussenuitspraak heeft gedaan, dient de appellant die tussentijds beroep instelt, in dit beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard, zonodig ambtshalve.
3 Anders dan [appellant] betoogt in zijn akte, wordt met de benoeming van [deskundige 4] voornoemd als deskundige niet een eind gemaakt aan enig deel van het geschil tussen partijen. Daaraan doet niet af dat de benoeming van [deskundige 4] onherroepelijk is en dat deze benoeming kosten met zich brengt. Van een gedeeltelijk eindvonnis waartegen appel openstaat, is dan ook geen sprake.
4 Van door de rechtbank uitdrukkelijk gegeven toestemming dat tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld, blijkt niet uit het vonnis van 7 september 2011, noch uit een latere, afzonderlijke beslissing op een daartoe ingediend verzoek. De verwijzing naar de parkeerrol van de zaak door de rechtbank kan, anders dan [appellant] betoogt, niet als een dergelijke toestemming worden beschouwd.
5 Het hoger beroep dient op grond van het vorenstaande niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6 [appellant] zal als de in hoger beroep in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerden] (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van 7 september 2011;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [geïntimeerden] tot aan deze uitspraak vast op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en op € 284,00 aan verschotten.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, J.H. Kuiper en M.E.L. Fikkers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 20 maart 2011 in bijzijn van de griffier.