ECLI:NL:GHLEE:2012:BV8858

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.048.447/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en toepasselijk recht in geschil over gemeenschapsgoed na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van de vennootschap Transalpin Finanz GmbH en twee appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de vraag of een woning, die op naam van Transalpin staat, deel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap tussen [appellant sub 3] en [geïntimeerde]. De rechtbank had in eerste aanleg geoordeeld dat de woning aan de gemeenschap toebehoorde en Transalpin c.s. had veroordeeld tot teruglevering van de woning aan [geïntimeerde].

In hoger beroep heeft het hof de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd op basis van het Verdrag van Lugano en de EEX-Verordening, aangezien de onroerende zaak in Nederland is gelegen en de gestelde onrechtmatige daad zich ook in Nederland heeft voorgedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de woning nooit in eigendom is geweest van [geïntimeerde] en [appellant sub 3], en dat Transalpin de woning rechtsgeldig heeft verworven.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen. Het hof oordeelde dat er geen rechtsgrond was voor de teruglevering van de woning, omdat deze nooit tot de huwelijksgoederengemeenschap heeft behoord. De vordering tot schadeloosstelling werd eveneens afgewezen, omdat [geïntimeerde] nooit eigenaar is geweest van de woning. De kosten van het geding werden aan [geïntimeerde] opgelegd, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

Arrest d.d. 6 maart 2012
Zaaknummer 200.048.447/01
(Zaaknummer rechtbank Groningen: 105351/HA ZA 08-830)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. de vennootschap naar Zwitsers recht Transalpin Finanz GmbH,
gevestigd te Brunnen (Zwitserland),
hierna te noemen: Transaplin,
2. [appellant sub 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [appellant sub 2],
3. [appellant sub 3],
wonende te [woonplaats],
toevoeging,
hierna te noemen: [appellant sub 3],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: Transalpin c.s.,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: E. Henkelman-Mooy, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 27 mei 2009 door de rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 26 augustus 2009 is door Transalpin c.s. hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van
29 september 2009. Op die datum is de zaak niet ingeschreven.
De conclusie van de appeldagvaarding luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
1. Geïntimeerde in haar vorderingen alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen van geïntimeerde alsnog af te wijzen.
2. Geïntimeerde te veroordelen tot rechtsgeldige restitutie van al hetgeen zij krachtens het vonnis waarvan beroep en de tenuitvoerlegging daarvan van appellanten heeft ontvangen, zulks ten aanzien van:
a. eventueel verkregen (register)goederen: vrij van beslagen,
pandrechten en hypotheekrechten en op straffe van een
dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag die geïntimeerde in
gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen;
b. eventueel ontvangen gelden. dwangsommen daaronder
begrepen: te vermeerderen met de wettelijke rente over iedere
ontvangen betaling vanaf de datum waarop die betaling heeft
plaats gevonden.
3. Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf (8 dagen na) de datum van het in deze te wijzen eindarrest tot aan de dag der algehele voldoening."
Bij herstelexploot van 12 oktober 2009 is [geïntimeerde] gedagvaard tegen de zitting van
17 november 2009.
Transalpin c.s. hebben een memorie van grieven genomen. De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"conform de dagvaarding in hoger beroep."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"verzoekt appellanten in hun verzoeken niet ontvankelijk te verklaren, althans hen deze te
ontzeggen, althans de beschikking van de rechtbank Groningen van 27 mei 2009, gewezen onder nummer 105351 / HA ZA 08-830, al dan niet onder verbetering van de gronden, te bekrachtigen, onder veroordeling van appellanten in de kosten van beide instanties."
Transalpin c.s. hebben een akte genomen en vervolgens heeft [geïntimeerde] een antwoordakte genomen, waar Transalpin c.s. bij akte op hebben gereageerd.
Ten slotte heeft [geïntimeerde] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De beoordeling
1. Gelet op hetgeen enerzijds is gesteld en anderzijds niet of onvoldoende is weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
1.1. Op 21 mei 1971 zijn [appellant sub 3] en [geïntimeerde] te [woonplaats] in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Het huwelijk is op 7 mei 2008 geëindigd door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [X]. De huwelijksgoederen- gemeenschap is nog niet verdeeld.
1.2. Transalpin is sedert 30 oktober 1998 eigenaar van de onroerende zaak staande en gelegen te [postcode en woonplaats] aan de [adres]. Directeur van Transalpin is [appellant sub 2].
1.3. [geïntimeerde] woont in de onder 1.2. genoemde onroerende zaak (hierna: de woning). [geïntimeerde] en [appellant sub 3] hebben eerst samen met de kinderen in de woning gewoond. Na de scheiding is [geïntimeerde] daar alleen, al dan niet met haar kinderen, blijven wonen.
1.4. [geïntimeerde] heeft op 13 maart 2008 beslag laten leggen op de woning.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd Transalpin c.s. te veroordelen tot (medewerking aan) teruglevering van de woning aan [geïntimeerde] op straffe van verbeurte van een dwangsom, subsidiair Transalpin c.s. hoofdelijk te veroordelen tot een betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 425.000, - ten titel van schadeloosstelling voor het verlies van de woning. Voorts te bepalen dat [appellant sub 3] zijn aandeel in de gemeenschap ten aanzien van de woning, dan wel de hiervoor verschuldigde schadevergoeding, voor zover deze vergoeding in de huwelijkse gemeenschap zou vallen, heeft verbeurd, nu hij dit gemeenschapsgoed verzwegen heeft, met hoofdelijke veroordeling van Transalpin c.s. in de kosten van de procedure, waaronder de beslagkosten. [geïntimeerde] heeft hiertoe gesteld dat de woning feitelijk tot de huwelijkse gemeenschap behoort, maar door [appellant sub 3], met behulp van [appellant sub 2] op naam van Transalpin is gesteld om deze voor verhaal van eventuele schuldeisers veilig te stellen. Zij is van mening dat dit handelen jegens haar als onrechtmatig dient te worden aangemerkt, waarbij [appellant sub 2] naast Transalpin persoonlijk aansprakelijk is.
Tegen Transalpin en [appellant sub 2] is in eerste aanleg verstek verleend. De advocaat van [appellant sub 3] heeft zich gesteld, maar zich teruggetrokken voordat een conclusie van antwoord is genomen. De rechtbank heeft de vordering tot medewerking aan levering van de woning toegewezen op straffe van verbeurte van een dwangsom met hoofdelijke veroordeling van Transalpin c.s. in de beslag- en proceskosten. De rechtbank heeft voorts bepaald dat [appellant sub 3] zijn aandeel in de gemeenschap ten aanzien van de woning zaak heeft verbeurd.
Bevoegde rechter
3. Partijen Transalpin en [appellant sub 2] zijn in Zwitserland gevestigd. Ingevolge artikel 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beheerst door de artikelen 2 tot en met 14 van dat wetboek, echter alleen indien de betreffende zaak niet binnen het toepassingsgebied van enig verdrag dan wel enige verordening valt.
Krachtens artikel 16 van het Verdrag van Lugano, ook wel genoemd het EVEX-verdrag (hierna: EVEX) is ten aanzien van zakelijke rechten op een onroerend goed, ongeacht de woonplaats, bij uitsluiting bevoegd het gerecht van de verdragsluitende Staat waar het onroerend goed gelegen is. Krachtens artikel 5 lid 3 EVEX is ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voortgedaan bevoegd. Aangezien de onroerende zaak in Nederland is gelegen en de gestelde onrechtmatige daad zich in Nederland heeft voorgedaan komt tussen genoemde partijen de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
4. Partijen [appellant sub 3] en [geïntimeerde] zijn gevestigd op het grondgebied van verschillende lidstaten van de Europese Unie. De Nederlandse rechter is bevoegd van de onderhavige vorderingen kennis te nemen op grond van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo) die rechtstreeks verbindend en toepasselijk is in de lidstaten. Aangezien het onroerend goed in Nederland is gelegen, is op grond van artikel 22 lid 1 EEX-Vo de Nederlandse rechter bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen. Op grond van artikel 5 lid 3 EEX is ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan bevoegd. Nu de gestelde onrechtmatige daad zich in Nederland heeft voorgedaan, leidt ook die bepaling tot bevoegdheid van de Nederlandse rechter.
Toepasselijk recht
5. De rechtbank is in navolging van partijen klaarblijkelijk uitgegaan van toepasselijkheid van het Nederlandse recht. Daartegen is terecht geen grief aangevoerd, nu de in het geding zijnde onroerende zaak in Nederland is gelegen en de gestelde onrechtmatige daad en de schade zich geheel in Nederland heeft voltrokken. Derhalve zal ook het hof uitgaan van toepasselijkheid van het Nederlandse recht.
Met betrekking tot de grieven
6. Transalpin c.s. hebben één grief aangevoerd in hoger beroep. De toelichting op deze grief luidt dat Transalpin c.s. in eerste aanleg geen verweer hebben gevoerd tegen de vorderingen van [geïntimeerde] en dat zij beogen dit in hoger beroep alsnog te doen.
7. Transalpin c.s. hebben in de toelichting op de grief het volgende gesteld. De woning heeft nimmer tot de huwelijksgoederengemeenschap van [geïntimeerde] en [appellant sub 3] behoord. Transalpin is eigenaar van de woning. Zij is op verzoek van [appellant sub 3] tot koop van de woning overgegaan, omdat [appellant sub 3] en [geïntimeerde] de financiële middelen hiertoe niet hadden. Transalpin heeft de koop van de woning gefinancierd door middel van een hypothecaire lening. De woning is vervolgens tegen een bedrag gelijk aan de rentelasten van die financiering aan [appellant sub 3] en [geïntimeerde] verhuurd. [geïntimeerde] was op de hoogte van deze constructie. Ook indien deze wijze van handelen slechts ten doel zou hebben gehad de onroerende zaak tegen mogelijk verhaal door schuldeisers te beschermen, is hiermee geen onrechtmatigheid jegens [geïntimeerde] gegeven, aldus Transalpin c.s. Bovendien, zo stellen zij, is een hierop gebaseerde rechtsvordering verjaard, aangezien [geïntimeerde] sedert 1998 op de hoogte was van de aankoop door Transalpin en de verjaring niet heeft gestuit. De (hoogte van) door [geïntimeerde] gestelde schade wordt betwist.
8. Het hof oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat Transalpin de woning van derden heeft gekocht en rechtsgeldig geleverd heeft gekregen. Transalpin is derhalve eigenaar van de woning geworden. [geïntimeerde] en [appellant sub 3] hebben die woning nooit afzonderlijk noch gemeenschappelijk in eigendom gehad. De woning als zodanig kan dan ook niet onttrokken zijn aan de huwelijksgoederengemeenschap. Er is derhalve geen rechtsgrond voor (terug)levering van de woning aan [geïntimeerde], nu zij nooit (mede-)eigenaar is geweest. In het verlengde daarvan, is er geen rechtsgrond om haar schadeloos te stellen voor het verlies van de woning, nu deze haar nimmer in eigendom heeft toebehoord. Voor zover [geïntimeerde] heeft beoogd in het petitum in eerste aanleg onder II. te vorderen dat Transalpin c.s. haar de waarde van de woning dienen te vergoeden, omdat zij onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door de woning op naam van Transalpin te zetten, kan het hof [geïntimeerde] hierin niet volgen. Het enkele feit dat de woning niet op naam van [appellant sub 3] en [geïntimeerde] is gesteld is op zichzelf niet onrechtmatig. Bijkomende omstandigheden die mogelijk de conclusie kunnen wettigen dat onrechtmatig is gehandeld (zoals financiering van de aankoopsom met gelden die aan de huwelijksgoederengemeenschap zijn onttrokken) zijn niet aan de vordering ten grondslag gelegd.
9. Ingevolge artikel 3:194 lid 2 BW verbeurt de deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten. Ook hiervan kan geen sprake zijn, nu de woning niet tot de gemeenschap behoort.
10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd. Hetgeen verder is aangevoerd behoeft geen bespreking meer.
11. Het hof is van oordeel dat, nu de gestelde feiten de vordering niet kunnen dragen, het bewijsaanbod van [geïntimeerde] niet terzake dienend is en zal worden gepasseerd.
De slotsom
12. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
[geïntimeerde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. In eerste aanleg voor wat betreft het geliquideerd salaris voor de advocaat begroot op nihil en in hoger beroep op € 1.341,00 (tarief II / 1,5 punt). De restitutievordering zal worden afgewezen nu Transalpin c.s. in het licht van de betwisting daarvan door [geïntimeerde] niet concreet hebben gesteld dat en wat precies zij ter uitvoering van het vonnis hebben verricht.
De beslissing
Het gerechtshof:
I. vernietigt het vonnis van de rechtbank d.d. 27 mei 2009;
en opnieuw rechtdoende:
II. wijst de vorderingen af;
III. veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Transalpin c.s.
in eerste aanleg op € 254,- aan verschotten,
in hoger beroep op € 398,98 aan verschotten en € 1.341,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf acht dagen na datum betekening van dit arrest;
IV. verklaart dit arrest met betrekking tot het bepaalde onder I en III uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, voorzitter, G. Van Rijssen en I. Tubben en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 6 maart 2012 in bijzijn van de griffier.