ECLI:NL:GHLEE:2012:BV8684

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.080.267/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Levering en betaling in koopovereenkomst tussen Klussenbedrijf [A] en Polyplus Kunststoffen B.V.

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Klussenbedrijf [A] (hierna: appellant) en Polyplus Kunststoffen B.V. (hierna: geïntimeerde) over de levering van polyester dakgoten en de bijbehorende betalingsverplichtingen. Appellant heeft een koopovereenkomst gesloten met Polyplus, waarbij de levering 'af fabriek' zou plaatsvinden, tenzij transportkosten waren berekend. Appellant heeft echter betoogd dat de levering op het afgesproken afleveradres diende te geschieden, terwijl Polyplus aanvoert dat de juridische levering al had plaatsgevonden op het moment dat zij appellant meedeelde dat de goederen gereed waren voor verzending.

Het hof heeft vastgesteld dat de overeenkomst niet correct is nageleefd door Polyplus, omdat de goederen niet in het bezit van appellant zijn gekomen. De algemene voorwaarden van Polyplus, waarin staat dat de levering pas juridisch plaatsvindt op het moment dat de goederen gereed zijn voor verzending, zijn niet van toepassing, omdat appellant niet op de hoogte was van deze voorwaarden en de gebruikelijke handelswijze tussen partijen niet in overeenstemming was met deze voorwaarden. Het hof heeft geoordeeld dat Polyplus niet in verzuim is geraakt, omdat appellant niet tijdig heeft betaald en dat de vordering van Polyplus op appellant terecht is afgewezen.

De uitspraak van de kantonrechter is bekrachtigd, waarbij appellant is veroordeeld in de proceskosten. Het hof heeft benadrukt dat de uitleg van de overeenkomst moet plaatsvinden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid, en dat de gebruikelijke handelswijze tussen partijen een belangrijke rol speelt in de beoordeling van de zaak. De grieven van appellant zijn ongegrond verklaard, en de kosten van het geding zijn aan de zijde van Polyplus begroot op € 649,00 aan verschotten en € 632,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat.

Uitspraak

Arrest d.d. 13 maart 2012
Zaaknummer 200.080.267/01
(Zaaknr. kanton Groningen: 464508 CV EXPL 10-12855)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant] h.o.d.n. Klussenbedrijf [A],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. O.M.M. Philips, kantoorhoudende te Haren (GN),
tegen
Polyplus Kunststoffen B.V.,
gevestigd te Assen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Polyplus,
advocaat: mr. J.G.H. Meijerink, kantoorhoudende te Assen.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 8 februari 2011 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
In genoemd arrest van 8 februari 2011 is een persoonlijke verschijning van partijen gelast. Deze heeft op 22 februari 2011 plaats gevonden. Van het aldaar verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.
Nadat de zaak naar de rol was verwezen, heeft [appellant] een memorie van grieven genomen en daarbij een productie in het geding gebracht. De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"(…) het onder nummer (…) gewezen vonnis van de rechtbank in Groningen, sector kanton, te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, Polyplus alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar in eerste instantie ingestelde vorderingen, dan wel deze vorderingen van Polyplus alsnog af te wijzen, met veroordeling van Polyplus in de kosten van beide instanties."
Polyplus heeft daarop een memorie van antwoord (met producties) genomen waarvan de conclusie luidt:
"(…) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] in zijn appel niet-ontvankelijk te verklaren, althans te bekrachtigen het vonnis van de Rechtbank Groningen, sector Kanton, van 22 september 2010, zo nodig onder aanvulling of verbetering van de gronden, met afwijzing van de vorderingen van [appellant] en met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep."
Vervolgens heeft Polyplus de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
De overgelegde producties en de vermindering van de eis
1. Polyplus heeft bij memorie van antwoord producties overgelegd waarop [appellant] niet heeft gereageerd. Het hof ziet er vanaf de zaak naar de rol te verwijzen teneinde [appellant] alsnog in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. [appellant] mag met de door Polyplus overgelegde brieven immers bekend worden verondersteld. Op de eveneens overgelegde debiteurenkaart zal het hof geen acht slaan. Door deze handelwijze worden partijen niet in hun belangen geschaad, zoals hierna zal blijken.
2. Het hof heeft geconstateerd dat de conclusie van [appellant] in de memorie van grieven een vermindering van de eis inhoudt. In de appeldagvaarding heeft [appellant] immers onder 3. ook gevorderd “om geïntimeerde te veroordelen om al hetgeen appellant ter uitvoering van het bestreden vonnis aan geïntimeerde zal hebben voldaan aan appellant terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling.” Het hof zal op de eis zoals deze na de vermindering luidt, beslissen.
Met betrekking tot de feiten
3. Nu de kantonrechter in het beroepen vonnis niet heeft vastgesteld welke feiten tussen partijen vaststaan, zal het hof dit zelfstandig doen.
3.1. De onderneming van Polyplus richt zich op het leveren van polyester dakgoten.
[appellant] exploiteert een timmerbedrijf en verkoopt (vanuit huis) bouwmaterialen.
Partijen doen al ongeveer vijftien jaren zaken met elkaar. [appellant] heeft de facturen van Polyplus veelvuldig te laat betaald. De factuur van Polyplus van 17 november 2009 heeft [appellant] op 21 december 2009 voldaan.
3.2. Polyplus heeft bij brief van 27 november 2009 de door [appellant] aan haar gegeven opdracht tot het leveren van Polyplus polyester bouwproducten bevestigd. De bij de brief behorende bijlage bevatte een specificatie van de opdracht. Het totaalbedrag van de te leveren roerende zaken - inclusief een bedrag van € 233,00 voor lamineren door Polyplus en een bedrag van € 80,00 aan transportkosten naar [plaats] (GR) - sloot op een bedrag van € 2.150,74 (excl. BTW).
In genoemde bijlage stond onder het kopje ´Kondities´ het volgende vermeld:
“Levertijd : in overleg
Levering : af fabriek, tenzij de vrachtkosten zijn berekend
(…)
Facturering : 100% bij (deel)levering
Betaling : binnen 14 dagen na factuurdatum
Leveringsvoorwaarden : K.V.K. Meppel nr [nummer].”
Onder het kopje ´Afleveringsgegevens´ was in genoemde bijlage het volgende opgenomen:
“ Afleveren bij : fam. [Z]
Afleveradres : [adres]
Plaats : [plaats] (Gr)
Geplande week van levering : 51 proberen we. indien per ommegaande getekend retour.
(…)"
De opdrachtbevestiging (inclusief de bijlage) is door [appellant] voor akkoord ondertekend.
3.3. Op de overeenkomst zijn de algemene leveringsvoorwaarden van Polyplus van toepassing.
3.4. In de algemene leveringsvoorwaarden van Polyplus is (in de tekst van 24 april 2001) - voor zover in dit geding van belang - het volgende bepaald:
"Artikel 3 – Overeenkomst
(…) De door Opdrachtgever aanvaarde offerte respectievelijk de door Polyplus voor akkoord getekende gewijzigde offerte geeft de inhoud van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst juist en volledig weer.
Artikel 5- Prijzen
(…)
7. Indien de kredietwaardigheid en/of het betalingsgedrag van opdrachtgever daartoe aanleiding geeft, is Polyplus gerechtigd, alvorens (verder) te presteren, van Opdrachtgever ter harer keuze vooruitbetaling danwel adequate zekerheid te eisen voor de nakoming van zowel de betalings- alsook de overige verplichtingen.
Polyplus heeft het recht de nakoming van haar verplichtingen op te schorten, totdat de Opdrachtgever bedoelde vooruitbetaling heeft verricht, cq. zekerheid heeft gesteld.
Artikel 9 – Levertijd/Levering
(…)
4. Als tijdstip van levering van zaken geldt het moment dat de zaken, onbelangrijke onderdelen daargelaten, ter keuring respectievelijk ter verzending gereed zijn en Polyplus aan Opdrachtgever daarvan mededeling heeft gedaan.
(…)
Artikel 10 – bezorging
(…)
2. Indien is overeengekomen dat de goederen worden bezorgd, geschiedt dit voor rekening en risico van de Opdrachtgever op een door Polyplus te bepalen wijze en met vervoermiddelen ter keuze van Polyplus.
Artikel 14 - Betalingen
1. Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen dient betaling van de facturen van Polyplus plaats te vinden binnen veertien dagen na factuurdatum.
(…)
3.5. Polyplus heeft [appellant] bij brief van 22 februari 2010 het volgende geschreven:
"Hierbij delen wij u mede dat uw opdracht, onze ordernummer [nummer], klaar ligt voor verzenden.
Hopende u voldoende te hebben geïnformeerd, verblijven wij,"
3.6. Polyplus heeft [appellant] een factuur d.d. 25 februari 2010 ad € 2.559,38 (incl. BTW) gezonden. Onder aan de factuur staat vermeld:
"Gelieve te betalen binnen 14 dagen na factuurdatum, onder vermelding van debiteur- en factuurnummer."
3.7. Deurwaarderskantoor Hoeve Zuidhorn B.V. heeft namens [appellant] bij brief van 19 april 2010 onder meer het volgende aan de incassogemachtigde van Polyplus geschreven:
" (…) Uw client vordert van mijn client een bedrag van € 2.599,38, exclusief rente en kosten. Client heeft voor dit bedrag een bestelling geplaatst bij uw client. Client heeft echter tot op de dag van vandaag geen aflevering ontvangen van de bestelde goederen.
Client doet al jaren zaken met uw client. In al die jaren heeft client na ontvangst van de goederen een factuur ontvangen welke door client altijd keurig is voldaan.
Client heeft onder deze voorwaarde ook de betreffende bestelling geplaatst. Aangezien client al jaren onder genoemde voorwaarden zaken met uw client doet mocht hij er van uitgaan onder dezelfde voorwaarden de bestelling te plaatsen. Het had in de weg van uw client gelegen om eventuele wijzigen in het leveren en facturering aan onze client kenbaar te maken. Nu uw client dit niet heeft gedaan zal mijn client dan ook pas tot betaling van de factuur overgaan wanneer hij de bestelde goederen heeft ontvangen."
3.8. Deurwaarderskantoor Hoeve Zuidhorn B.V. heeft bij brief van 16 juni 2010 het volgende aan de advocaat van Polyplus geschreven:
"(…) [appellant] betaalt op mijn derdenrekening het factuurbedrag ad
€ 2.559,38. Na ontvangst van het factuurbedrag zal uw client Polyplus tot levering overgaan. Deze levering zal plaatsvinden aan de [adres] te [plaats] zoals genoemd in de opdrachtbevestiging.
(…)"
3.9. De advocaat van [appellant] heeft bij brief van 8 april 2011 aan Polyplus onder meer geschreven:
"Middels mijn schrijven aan uw advocaat van 7 maart 2011 heb ik u verzocht mee te werken aan een praktische oplossing voor de levering van de goten bij [plaats] en de betaling daarvan.
Dat er betaald en geleverd moet worden staat immers buiten kijf. Mijn voorstel was om de discussie aangaande het moment van betaling en levering te omzeilen door voorafgaande betaling door cliënt op de derdenrekening van mijn kantoor. Zonder enige nadere onderbouwing heeft u middels uw advocaat aangegeven niet te willen meewerken aan deze praktische oplossing.
(…)
Met name vanwege de omstandigheid dat u inmiddels expliciet heeft aangegeven niet te willen leveren, terwijl er een praktische oplossing wordt geboden om het vorenbedoelde discussiepunt te omzeilen, is cliënt van mening dat u toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van uw verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst. Hierdoor stel ik u nog een laatste maal in de gelegenheid om uiterlijk 12 april a.s. de goten te leveren op het overeengekomen adres ([plaats]).
Namens cliënt verzoek ik u, en voor zoveel nodig sommeer ik u om uiterlijk 12 april 2011 de goten te leveren aan [plaats]. Mocht u uiterlijk 12 april 2011 niet zijn overgegaan tot levering van de goten, dan stel ik u - voorzover nodig –reeds nu voor alsdan in gebreke. In dat geval bericht ik u reeds nu voor alsdan dat ik namens cliënt de overeenkomst ontbind met ingang van 12 april 2011."
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4. Polyplus heeft primair betaling van het bedrag van € 4.045,72 gevorderd te weten de hoofdsom ad € 2.559,38, een bedrag van € 58,34 aan rente, een bedrag van
€ 535,50 aan buitengerechtelijke incassokosten alsmede een bedrag van € 892,50 aan advocaatkosten. Subsidiair heeft zij betaling van het bedrag van € 3.153,33 gevorderd. Polyplus heeft in beide vorderingen aanspraak gemaakt op rente en proceskosten, waaronder nakosten.
4.1. [appellant] is wel in rechte verschenen, maar heeft geen verweer gevoerd.
4.2. De kantonrechter heeft de primaire vordering afgewezen en de subsidiaire vordering toegewezen vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 24 juni 2010 en [appellant] veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en de daarover verschuldigde wettelijke rente.
De behandeling van de grieven
5. Omdat [appellant] geen verweer heeft gevoerd, heeft in eerste aanleg geen inhoudelijke behandeling van het geschil plaats gevonden, [appellant] heeft met de grieven I tot en met III het geschil in volle omvang aan het hof voorgelegd. Het hof ziet daarin aanleiding de grieven gezamenlijk te behandelen.
6. Partijen verschillen in de eerste plaats van mening hoe de overeenkomst ter zake van de levering moet worden uitgelegd.
6.1. [appellant] heeft betoogd dat uit de omschrijving in de opdrachtbevestiging, te weten dat de levering 'af fabriek' geschiedt tenzij transportkosten zijn berekend (hetgeen in casu het geval is), moet worden afgeleid dat de levering in laatstgenoemde situatie plaats vindt op het overeengekomen afleveradres. Uit de opdrachtbevestiging blijkt verder dat bij levering zou worden gefactureerd. Dit was ook in het verleden de gebruikelijke volgorde.
6.2. Polyplus heeft aangevoerd dat [appellant] het juridische begrip 'leveren' lijkt te verwarren met de plaats waar de bestelde goederen fysiek moeten worden afgeleverd conform de tussen partijen gesloten overeenkomst. Op grond van art. 9 lid 4 van haar algemene voorwaarden geldt als het tijdstip waarop de goederen juridisch zijn geleverd, het moment dat de zaken, onbelangrijke onderdelen daargelaten, ter keuring respectievelijk ter verzending gereed zijn en daarvan mededeling aan de opdrachtgever is gedaan, aldus Polyplus. Zij heeft voorts naar het bepaalde in art. 10 lid 2 van haar algemene voorwaarden verwezen. Polyplus heeft het door [appellant] gestelde gebruik van: ‘eerst leveren en dan betalen’ betwist.
7. Vast staat dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten. De door Polyplus te leveren goten en bijbehorende roerende zaken zijn in de opdrachtbevestiging van 27 november 2009 nader omschreven. Het ter plaatse lamineren van enkele goten betreft een zo ondergeschikt onderdeel van de overeenkomst dat zij geen aparte behandeling behoeft. Partijen verschillen van mening over wat in de overeenkomst onder "levering" moet worden verstaan en of "leveren" iets anders is dan "afleveren". Bij de uitleg van de overeenkomst staat voorop dat de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet enkel kan worden beantwoord op grond van de taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst. Het komt immers steeds aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het Haviltexctriterium).
8. Gelet op het onderwerp van het geschil en de stellingen van partijen dienaangaande is het zaak eerst na te gaan wat de wet over de levering bepaalt. Blijkens art. 3: 90 lid 1 BW geschiedt: 'de levering vereist voor de overdracht van roerende zaken, niet registergoederen, die in de macht van de vervreemder zijn, door aan de verkrijger het bezit van de zaak te verschaffen'. Art. 3: 107 lid 1 BW bepaalt dat 'bezit is het houden van een goed voor zichzelf'. In de leden 2 en 3 van dit artikel worden het onmiddellijk en middellijk bezit nader uitgewerkt. Art. 3: 114 BW bepaalt dat 'een bezitter zijn bezit overdraagt door de verkrijger in staat te stellen die macht uit te oefenen, die hij zelf over het goed kon uitoefenen'.
In art. 3: 115 BW is geregeld in welke gevallen het bezit kan worden overgedragen zonder dat van een feitelijke handeling sprake is. Daartoe is een tweezijdige verklaring van vervreemder en verkrijger vereist waaruit blijkt dat zij overeenkomen:
a. dat de bezitter houder wordt, dan wel
b. de houder bezitter wordt, dan wel
c. de houder voor de vervreemder houder voor de verkrijger wordt. Volledigheidshalve wordt overwogen dat niet is vereist dat een uitdrukkelijke verklaring wordt afgelegd. Zij kan uit de omstandigheden worden afgeleid.
9. In de opdrachtbevestiging is opgenomen: "Levering: af fabriek, tenzij de vrachtkosten zijn berekend". Nu overeengekomen is dat Polyplus het transport van de goten zou verzorgen, is sprake van de situatie waarop "tenzij" doelt. Daarmee is dus op grond van de in de opdrachtbevestiging gebezigde formulering geen sprake van een "levering af fabriek".
10. Wat betreft het door Polyplus in het kader van de uitleg van de overeenkomst gedane beroep op de artikelen 9 en 10 van haar algemene voorwaarden wordt het volgende overwogen. Polyplus heeft bij brief van 22 februari 2010 [appellant] meegedeeld dat de goten voor verzending gereed waren (r.o. 3.5.). Op die datum bevonden de goten zich dus in de macht van Polyplus. Met het doen van die mededeling heeft Polyplus [appellant] echter niet het bezit van de goten verschaft. De goten bleven immers ook na de verzending van deze brief in de macht van Polyplus. Het enkele feit dat in artikel 10 van de algemene voorwaarden is opgenomen dat het bezorgen van de goten door Polyplus voor rekening en risico van de opdrachtgever, in casu [appellant], plaats vond, maakt niet dat Polyplus de goten al voor de aflevering in [plaats] in de macht van [appellant] heeft gebracht. Het was immers Polyplus die het transport van de goten op de door haar te bepalen wijze en met vervoermiddelen van haar keuze verzorgde. De mogelijkheden die art. 3: 115 BW worden genoemd om zonder feitelijke handeling het bezit over te dragen, kunnen in dezen geen uitkomst bieden. Uit het door [appellant] ingenomen standpunt blijkt reeds dat de tweezijdige verklaring ontbreekt. Ook doen de onder a. tot en met c. omschreven situaties zich hier niet voor.
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, op de tussen partijen gebruikelijke handelwijze en met inachtneming van de relevante wettelijke bepalingen, heeft [appellant] de overeenkomst redelijkerwijze mogen uitleggen op de wijze als hij heeft gedaan. Polyplus heeft weliswaar in algemene termen betwist dat het gebruik was dat eerst werd geleverd en vervolgens een factuur werd verzonden, maar zij heeft niet nader toegelicht hoe partijen voorheen dan wel handelden. Aan dit verweer van Polyplus wordt dus als niet onderbouwd voorbij gegaan. Gelet op de inhoud van de opdrachtbevestiging mocht Polyplus er redelijkerwijs niet vanuit gaan dat [appellant] instemde met art. 9 lid 4 van haar algemene voorwaarden. Laatstgenoemd artikel wijkt immers af van de inhoud van de opdrachtbevestiging.
12. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt voorts, dat Polyplus de onderhavige goten niet in het bezit van [appellant] heeft gebracht zoals dat zowel op grond van art. 3: 90 lid 1 BW e.v. als de tussen partijen gesloten overeenkomst was vereist.
13. Polyplus heeft zich vervolgens op artikel 5 lid 7 van haar algemene voorwaarden en op het opschortingsrecht ex art 6: 52 ev. BW beroepen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij [appellant] op zijn betalingsgedrag heeft aangesproken en dat zij daarom eerst na betaling van een nog openstaande factuur en de onderhavige factuur de goten wilde leveren. [appellant] wist waar hij aan toe was want hij heeft Polyplus niet in gebreke gesteld toen levering uitbleef. Bovendien was [appellant] op 11 maart 2010 van rechtswege in verzuim, omdat hij niet binnen veertien dagen na factuurdatum had betaald. Ook mocht Polyplus uit de mededelingen van [appellant] van 25 januari 2010 en 26 februari 2010 afleiden dat hij van de levering wilde afzien en dus in de nakoming van de op hem op grond van de koopovereenkomst rustende verplichting zou tekortschieten, aldus Polyplus.
14. [appellant] heeft erop gewezen dat hij steeds bereid is geweest de goten af te nemen. Voor de onderbouwing van deze stelling heeft hij verwezen naar de overgelegde correspondentie. [appellant] heeft verder aangevoerd dat wanneer hij zo'n structurele wanbetaler was geweest als thans wordt gesteld, Polyplus in de overeenkomst wel had opgenomen dat eerst moest worden betaald alvorens geleverd zou worden. Polyplus heeft dat niet gedaan en is daarmee afgeweken van haar algemene voorwaarden, aldus [appellant].
15. [appellant] heeft niet althans onvoldoende betwist dat hij de facturen van Polyplus veelvuldig te laat heeft betaald. Polyplus was op grond van art. 5 lid 7 van haar algemene voorwaarden in dat geval gerechtigd eerst vooruitbetaling dan wel zekerheidstelling van [appellant] te verlangen alvorens tot levering over te gaan. Het hof kan [appellant] niet volgen in zijn stelling dat Polyplus - gelet op de inhoud van de overeenkomst - van de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarde heeft afgezien. [appellant] heeft de door Polyplus als prod. 2 bij dagvaarding overgelegde aantekeningen van één van haar medewerksters betwist en daartoe gesteld dat hij steeds heeft laten weten dat de bestelde goten moesten worden geleverd. [appellant] heeft echter niet althans onvoldoende betwist dat hem door Polyplus is meegedeeld dat vanwege bestaande betalingsproblemen de factuur eerst moest worden betaald voordat Polyplus bereid was te leveren. Van de juistheid van deze stelling van Polyplus moet dus worden uitgegaan. Dit heeft tot gevolg dat Polyplus door de goten niet op het afgesproken tijdstip op het afgesproken adres te leveren, niet in verzuim is geraakt. Nadien hebben de raadslieden van partijen over het geschil gecorrespondeerd en heeft eerst het deurwaarderskantoor en vervolgens de advocaat van [appellant] een oplossing voorgesteld, te weten betaling van het factuurbedrag op de derdenrekening van het desbetreffende kantoor (r.o. 3.8. en 3.9.). Deze voorstellen moeten worden aangemerkt als het stellen van zekerheid als bedoeld in art. 5 van de algemene voorwaarden. De artikelen 6: 52 e.v. BW zijn in dit geschil niet van toepassing omdat Polyplus eerst diende te leveren alvorens zij betaling van [appellant] kon verlangen. Overeengekomen was immers dat Polyplus bij levering zou factureren waarna [appellant] veertien dagen de tijd had om de factuur te voldoen. Polyplus heeft de voorstellen niet aanvaard omdat [appellant] niet bereid was tevens een vergoeding te betalen c.q. zekerheid te stellen voor de inmiddels door Polyplus gemaakte incassokosten. Hoewel Polyplus zich in de correspondentie primair, doch ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij de goten geleverd had, was het voor [appellant] vanaf het begin duidelijk, althans had hem dat redelijkerwijs duidelijk moeten zijn, dat Polyplus in verband met de recente betalingsproblemen eerst betaling verlangde voordat zij wilde leveren. Er zijn geen en in elk geval onvoldoende feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan als juist moet worden aanvaard dat Polyplus in strijd met de redelijkheid en de billijkheid heeft gehandeld door in het kader van de vooruitbetaling/zekerheidstelling tevens een vergoeding voor gemaakte incassokosten van [appellant] te verlangen. Polyplus heeft derhalve op goede gronden een beroep op haar opschortingsrecht gedaan en daarmee kon [appellant] de overeenkomst niet meer op grond van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Polyplus ontbinden.
16. De grieven I tot en met III treffen derhalve uiteindelijk geen doel.
17. De grieven IV tot en met VI hebben geen zelfstandige betekenis en zijn alle gebaseerd op de afwijzing van de vordering van Polyplus. Zij behoeven daarom geen behandeling.
De slotsom.
18. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep. Het geliquideerd salaris van de advocaat zal worden gesteld op 1 punt naar tariefgroep I.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis d.d. 22 september 2010 waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde Polyplus tot aan deze uitspraak op € € 649,00 aan verschotten en € 632,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, R.A. Zuidema en M.C.D. Boon-Niks en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 13 maart 2012 in bijzijn van de griffier.