ECLI:NL:GHLEE:2012:BV8274
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens gebrek aan gronden in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verzoeker, wonende te Almere en vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Kuijper, had op 12 januari 2012 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 6 januari 2012 was gewezen. De rechtbank had het verzoek afgewezen omdat de verzoeker geen pogingen had ondernomen om met zijn schuldeisers tot een buitengerechtelijke regeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verzoeker voor het nalaten van dit minnelijk traject onvoldoende was en dat hij, gezien zijn inkomen, in staat was om een voorstel aan zijn schuldeisers te doen.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beroepschrift van de verzoeker geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 359 in samenhang met artikel 287, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een aanvulling van de gronden mogelijk maakten. De verzoeker had bij de indiening van het beroepschrift al over het vonnis beschikte en had niet aangetoond dat hij niet over essentiële processtukken beschikte.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en de verzoeker in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.