ECLI:NL:GHLEE:2012:BV3439

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.035.396-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentiebeding en uitleg boeteclausule in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep met betrekking tot een concurrentiebeding en de uitleg van een boeteclausule in een arbeidsovereenkomst. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, had een geschil met de geïntimeerden, NH Beheer en NH, die in eerste aanleg eisers waren. De zaak draaide om de vraag of de appellant in dienst was getreden bij NH of NH Beheer en of hij gehouden was aan het concurrentiebeding. Het hof had eerder in een tussenarrest op 7 december 2010 gewezen op tegenstrijdigheden in de stellingen van beide partijen en hen uitgenodigd om deze te verduidelijken. Door omstandigheden kon de comparitie echter niet doorgaan, waardoor de appellant zijn stellingen niet kon toelichten.

In het arrest van 7 februari 2012 oordeelde het hof dat de appellant, ondanks zijn stellingen, onvoldoende had aangetoond dat hij niet bij NH c.s. in dienst wilde treden. Het hof concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de appellant na de overname van het bedrijf door NH c.s. werkzaamheden had verricht. De geïntimeerden bepleitten een grammaticale uitleg van de boeteclausule, die het hof overnam, omdat de appellant deze uitleg niet met argumenten had weersproken. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen en compenseerde de proceskosten, zodat elke partij de eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en ondubbelzinnige verklaringen in arbeidsrelaties, vooral met betrekking tot concurrentiebedingen. Het hof bevestigde dat de appellant gehouden was aan het concurrentiebeding en dat de incidentele grief van NH niet toewijsbaar was. De beslissing van het hof werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij de rolraadsheer de uitspraak deed.

Uitspraak

Arrest d.d. 7 februari 2012
Zaaknummer 200.035.396/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant]
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. T.S. Nicolai, kantoorhoudende te Groningen (ontrokken),
tegen
1. J.A. Northern Holland Beheer B.V.,
gevestigd te Kerkenveld,
verder te noemen: NH Beheer
2. J.A. Northern Holland B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
verder te noemen: NH
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: NH c.s.,
advocaat: mr. L.A.A. Ongenae, kantoorhoudende te Paterswolde.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 29 november 2011 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
NH c.s. heeft bij akte nadere informatie verstrekt, als verzocht bij het tussenarrest va 29 november 20011.
Voor [appellant] heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld.
Vervolgens hebben Northern c.s. de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
Is [appellant] bij NH dan wel bij NH Beheer in dienst getreden?
1. Het hof heeft in het tussenarrest van 7 december 2010 gewezen op een aantal tegenstrijdigheden in de stellingen van beide partijen en partijen uitgenodigd om zich op dat punt ter comparitie nader uit te laten. Nu ten gevolge van omstandigheden die voor rekening van [appellant] komen, de comparitie van partijen geen doorgang heeft kunnen vinden, heeft [appellant] zijn stellingen niet kunnen toelichten en verdedigen en heeft hij, hetgeen NH c.s. daartegen hebben ingebracht, niet meer weersproken. Daarentegen heeft NH c.s. thans in haar akte, met enige bescheiden onderbouwd, aangegeven dat [appellant] na 11 mei 2007 nog werkzaamheden heeft verricht voor de door NH overgenomen onderneming, en een interpretatie gegeven van de overnameovereenkomst, genoemd in rechtsoverweging 1.3 van het tussenarrest van 7 december 2010. Volgens NH c.s. heeft artikel 19 betrekking op onderlinge afspraken tussen verkopende en kopende partij, in die zin dat J&A Nieuweroord B.V. beloofde geen medewerking te zullen verlenen aan het in dienst nemen van de genoemde personeelsleden door bijvoorbeeld een nieuwe vennootschap op te richten.
2. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat in dit geval thans onvoldoende is gebleken van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring dat [appellant] niet bij NH c.s. in dienst wilde treden, terwijl er voldoende aanwijzingen voorhanden zijn dat hij ook nadat NH c.s. het bedrijf van J&A Beheer had voortgezet, daarvoor enige werkzaamheden heeft verricht.
3. Daarmee is het lot van grief I in het principaal appel bezegeld. Deze grief faalt. [appellant] is ook jegens NH Beheer gehouden aan het gesloten concurrentiebeding.
Ten aanzien van de grief in incidenteel appel
4. NH c.s. bepleiten in hun nadere akte de grammaticale uitleg van artikel 9 lid 3 van de arbeidsovereenkomst (het concurrentiebeding), in die zin dat NH Beheer de initiële boete (ad € 34.000,00) kan opeisen en dat de vervolgboete van € 453,-- per dag gestort dient te worden op een bankrekening van de Stichting Kankerbestrijding Nederland.
Nu deze lezing, die grammaticaal verdedigbaar is, niet meer met kracht van argumenten door [appellant] is weersproken, zal het hof deze interpretatie overnemen.
5. Dit leidt ertoe dat de incidentele grief niet toewijsbaar is, nu er voor een veroordeling van [appellant] om meer dagboetes aan NH Beheer te betalen, geen grondslag aanwezig is. Een veroordeling ten gunste van de Stichting Kankerbestrijding Nederland is niet gevorderd. De incidentele grief faalt dan ook.
6. Tegen de in eerste aanleg aan NH Beheer toegewezen dagboetes is als zodanig door [appellant] geen grief gericht, zodat het hof die beslissing verder heeft te respecteren.
De slotsom
7. Nu alle grieven falen zal het hof het de aangevochten vonnissen bekrachtigen. Voorts zal het hof de ontvankelijkheidbeslissingen, als verwoord in rechtsoverweging 3 van het tussenarrest van 7 december 2010, in het dictum opnemen.
Nu het principaal en het incidenteel appel beide stranden en deze van gelijke zwaarte moeten worden bestempeld, acht het hof termen aanwezig om de kosten van de gehele appelprocedure over en weer te compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover gericht tegen NH;
verklaart NH niet-ontvankelijk in haar incidenteel appel;
bekrachtigt de vonnissen waarvan appel, voor zover in hoger beroep, aangevochten;
compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema J.H. Kuiper en H. de Hek, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 7 februari 2012 in bijzijn van de griffier.