ECLI:NL:GHLEE:2012:BV3439
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Concurrentiebeding en uitleg boeteclausule in arbeidsovereenkomst
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep met betrekking tot een concurrentiebeding en de uitleg van een boeteclausule in een arbeidsovereenkomst. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, had een geschil met de geïntimeerden, NH Beheer en NH, die in eerste aanleg eisers waren. De zaak draaide om de vraag of de appellant in dienst was getreden bij NH of NH Beheer en of hij gehouden was aan het concurrentiebeding. Het hof had eerder in een tussenarrest op 7 december 2010 gewezen op tegenstrijdigheden in de stellingen van beide partijen en hen uitgenodigd om deze te verduidelijken. Door omstandigheden kon de comparitie echter niet doorgaan, waardoor de appellant zijn stellingen niet kon toelichten.
In het arrest van 7 februari 2012 oordeelde het hof dat de appellant, ondanks zijn stellingen, onvoldoende had aangetoond dat hij niet bij NH c.s. in dienst wilde treden. Het hof concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de appellant na de overname van het bedrijf door NH c.s. werkzaamheden had verricht. De geïntimeerden bepleitten een grammaticale uitleg van de boeteclausule, die het hof overnam, omdat de appellant deze uitleg niet met argumenten had weersproken. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen en compenseerde de proceskosten, zodat elke partij de eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en ondubbelzinnige verklaringen in arbeidsrelaties, vooral met betrekking tot concurrentiebedingen. Het hof bevestigde dat de appellant gehouden was aan het concurrentiebeding en dat de incidentele grief van NH niet toewijsbaar was. De beslissing van het hof werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij de rolraadsheer de uitspraak deed.