Beschikking d.d. 10 januari 2012
Zaaknummer 200.080.644
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. D. Jakobs, kantoorhoudende te Emmen,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. H. Diepeveen, kantoorhoudende te Meppel.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 20 oktober 2010 heeft de rechtbank Assen - voor zover hier van belang - de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind] (hierna: [kind]), geboren [in 2008], met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift bepaald op € 361,50 per maand. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 19 januari 2011, heeft de man verzocht de beschikking van 20 oktober 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de man met ingang van de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] dient te voldoen een bedrag van € 163,25 per maand, althans een zodanig bedrag als het hof in goede justitie redelijk acht, één en ander voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 7 maart 2011, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep, althans het hoger beroep ongegrond te verklaren.
Tevens heeft de vrouw bij voormeld verweerschrift incidenteel beroep ingesteld en daarin verzocht de beschikking van 20 oktober 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de man met ingang van de datum van het verzoekschrift met een bedrag van € 400,-- per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind], met veroordeling van de man in de kosten van beide instanties.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 2 mei 2011, heeft de man het verzoek in het incidenteel beroep bestreden.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 1 september 2011 met bijlagen van mr. Jakobs en een brief van 15 september 2011 met bijlage van mr. Diepeveen. Bij genoemde brief van 1 september 2011 van mr. Jakobs heeft de man zijn petitum in hoger beroep gewijzigd in die zin dat hij thans verzoekt een bijdrage ten behoeve van [kind] te bepalen van € 61,26 per maand.
Ter zitting van 30 september 2011 is de zaak behandeld. De vrouw is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De man is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen. Mr. Jakobs heeft ter zitting voor hem opgetreden.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de - inmiddels verbroken - relatie tussen de man en de vrouw is [kind] geboren. De vrouw is belast met het eenhoofdig gezag over [kind]. De man heeft [kind] erkend.
2. De vrouw heeft de rechtbank bij inleidend verzoek van 22 maart 2010 - voor zover hier van belang - verzocht te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] met een bedrag van € 400,-- per maand. De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Het principaal appel van de man en het incidenteel appel van de vrouw zijn hiertegen gericht.
De overwegingen
4. De ingangsdatum van de vast te stellen bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] is niet in geschil, zodat het hof - evenals de rechtbank - zal uitgaan van de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift, te weten: 22 maart 2010.
De geschilpunten
5. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
- de behoefte van [kind];
- de draagkracht van de man, en wel op het punt van:
? het inkomen;
? de lasten;
- de proceskosten.
De behoefte van [kind]
6. De behoefte van een kind wordt indien partijen met elkaar hebben samengeleefd, in beginsel bepaald aan de hand van het netto besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan van partijen. Echter, nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen een kortdurende relatie hebben gehad en deze relatie naar het oordeel van het hof te weinig bestendig is om uit te gaan van een situatie waarbij partijen - met [kind] - in gezinverband hebben samengeleefd, ziet het hof aanleiding om aan te sluiten bij de in de Tremanormen genoemde situatie waarbij partijen nimmer met elkaar hebben samengeleefd. De behoefte van [kind] zal daarom worden berekend - zoals door de man verzocht - aan de hand van ieders inkomen, derhalve zowel het netto besteedbaar inkomen van de vrouw als het netto besteedbaar inkomen van de man, in die periode. De hieruit volgende behoeftebedragen zullen vervolgens worden gemiddeld.
7. Hoewel partijen het niet eens zijn over de exacte datum waarop zij uiteengegaan zijn - volgens de man 1 augustus 2008 en volgens de vrouw 24 augustus 2008 -, is wel duidelijk dat zij in augustus 2008 uit elkaar gegaan zijn. De behoefte van [kind] zal daarom aan de hand van de NIBUD-tabellen van 2008 worden berekend.
8. Allereerst zal de behoefte van [kind] aan de hand van de inkomensgegevens van de vrouw worden bepaald.
9. De man stelt dat het netto inkomen van de vrouw volgens de bekende gegevens
- waaronder de uitkeringspecificaties van 2009 - € 1.036,76 per maand bedroeg
(te weten: € 227,87 per week, vermeerderd met 5% vakantietoeslag). De vrouw is van mening dat geen rekening dient te worden gehouden met haar inkomen uit uitkering omdat zij, naar eigen zeggen, door toedoen van de man haar baan is verloren. Er dient volgens de vrouw rekening te worden gehouden met het inkomen dat zij zou kunnen genereren indien haar dienstverband zou zijn voortgezet. Allereerst wenst het hof op te merken niet de beschikking te hebben over salarisspecificaties van de vrouw ten tijde van het uiteengaan van partijen. Het is derhalve voor het hof niet mogelijk om rekening te houden met het inkomen van de vrouw uit dienstverband dan wel met het inkomen dat de vrouw zou kunnen genereren indien haar dienstverband zou zijn voortgezet. Daarenboven acht het hof hetgeen de vrouw heeft aangedragen onvoldoende om aan te nemen dat zij haar baan zou zijn verloren door toedoen van de man. Gelet op het vorenstaande zal het hof rekening houden met een netto besteedbaar inkomen van de vrouw van afgerond € 1.037,-- per maand.
10. De vrouw heeft uit een eerdere relatie nog drie kinderen, waarvan er thans nog twee kinderen minderjarig zijn die - naast [kind] - deel uitmaken van haar gezin. Het betreft [kind 2], geboren [in 1997], en [kind 3], geboren [1998]. Het hof gaat er vanuit dat er door de [vader van kind 2 en 3]
- de vader van [kind 2] en [kind 3] - wordt voldaan in de helft van de behoefte van [kind 2] en [kind 3]. Er zal daarom bij de berekening van de behoefte van [kind] worden uitgegaan van een gezin met twee kinderen. [kind 2] was destijds 10 jaar oud en [kind 3] 9 jaar oud. Er zal daarom rekening worden gehouden met één kind (één van twee) van 6 tot 11 jaar oud (4 kinderbijslagpunten). [kind] was destijds 0 jaar oud. Er zal daarom rekening worden gehouden met één kind (één van twee) van 0 tot 5 jaar oud (6 kinderbijslagpunten). De behoefte van [kind] bedraagt - bij 10 kinderbijslagpunten - aan de hand van het netto besteedbaar inkomen van de vrouw afgerond € 85,-- per maand.
11. Voorts dient de behoefte van [kind] aan de hand van de inkomensgegevens van de man te worden bepaald.
12. Hoewel de peildatum het moment van het uiteengaan van partijen is, zal het hof uitgaan van de inkomensgegevens van de man in 2009, nu er over de periode hieraan voorafgaand geen inkomensgegevens zijn overgelegd. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de man dat zijn inkomen over 2009 niet representatief is, omdat hij in 2009 veel overuren heeft gemaakt en nadien het maken van overuren door de Europese regelgeving aan banden is gelegd. Uit de betreffende jaaropgaven blijkt dat het inkomen van de man in 2009 - en dus anders dan de man verklaart - nagenoeg gelijk is aan het inkomen van de man in 2010. Het inkomen van de man bedroeg blijkens de jaaropgave van 2009 € 43.450,-- bruto per jaar. Het netto besteedbaar inkomen van de man komt daarmee op een bedrag van € 2.518,-- per maand. Bij de berekening van de behoefte van [kind] zal het hof met dit netto besteedbaar inkomen van de man rekening houden.
13. De man is van mening dat bij de berekening van de behoefte van [kind] rekening dient te worden geh[kind 4] met [kind 4], geboren [in 2004], die deel uitmaakt van het gezin van de man en zijn huidige echtgenote. Echter, anders dan de man betoogt, zal het hof bij de berekening van de behoefte van [kind] geen rekening houden met [kind 4], nu de man ten tijde van het uiteengaan van partijen niet onderhoudsplichtig was voor [kind 4]. Immers, de man woonde destijds niet in gezinsverband samen met zijn huidige echtgenote en [kind 4], en de man en zijn huidige echtgenote waren destijds niet getrouwd. [kind 4] werd bovendien door [vader kind 4] onderhouden. Weliswaar stelt de man zich thans op het standpunt de biologische vader van [kind 4] te zijn, doch dit doet aan het vorenstaande niet af.
14. Er zal daarom rekening worden gehouden met één kind (één van één) van 0 tot 5 jaar oud. De behoefte van [kind] bedraagt - bij 4 kinderbijslagpunten - aan de hand van het netto besteedbaar inkomen van de man afgerond € 373,-- per maand.
15. Bij middeling van de hiervoor berekende behoeftebedragen, komt de behoefte van [kind] op een bedrag van € 229,-- per maand.
16. De man heeft - na wijziging van zijn petitum bij brief van 1 september 2011 - aangegeven bereid te zijn een bijdrage ten behoeve van [kind] van € 61,26 per maand te voldoen. De man zal derhalve gehouden zijn om ongeacht zijn draagkracht (ten minste) een bijdrage van € 61,26 per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] te voldoen.
De draagkracht van de man
* het inkomen
17. Het hof zal bij de beoordeling van de draagkracht van de man uitgaan van de inkomensgegevens van de man over 2010. Zoals hierboven onder rechtsoverweging 12 is overwogen, blijkt uit de jaaropgave van 2010 niet dat de man - zoals hij heeft betoogd - in inkomen is achteruitgegaan. Uit de jaaropgave van 2010 blijkt van een inkomen van € 43.598,--, hetgeen nagenoeg gelijk is aan het inkomen van de man in 2009. Het hof zal met ingang van 1 januari 2011 geen rekening houden met de salarisspecificaties van de man over 2011, nu gebleken is - na bestudering van de salarisspecificaties over 2010 in combinatie met de jaaropgave over 2010 - dat het inkomen van de man niet alleen aan de hand van salarisspecificaties kan worden vastgesteld, omdat deze niet een getrouw beeld weergeven van het totale jaarinkomen van de man. Op vragen van het hof over het verschil in het inkomen tussen de salarisspecificaties en de jaaropgave is ter zitting ook geen afdoende antwoord gegeven. Het hof zal bij de beoordeling van de draagkracht van de man - anders dan de man betoogd - geen rekening houden met het feit dat hij, naar eigen zeggen, met ingang van 19 februari 2011 (te weten: de dag dat de man acuut is opgenomen in het ziekenhuis voor een buikoperatie) minder is aan werken, aangezien aan de hand van de salarisspecificaties van 2011 niet is komen vast te staan dat de man door deze omstandigheden in inkomen achteruit is gegaan.
18. De vrouw is van mening dat met de inkomsten uit de hondenuitlaatservice, die de man tezamen met zijn huidige echtgenote is begonnen, rekening dient te worden gehouden. Het hof zal bij de beoordeling van de draagkracht van de man - evenals de rechtbank - geen rekening houden met de inkomsten uit [naam] Hondenuitlaatservice - welke onderneming de huidige echtgenote van de man blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel op 10 juni 2010 is gaan drijven -, nu uit het rapport van de jaarrekening 2010 van [naam] Hondenuitlaatservice blijkt dat hiermee vooralsnog geen winst wordt behaald.
* de lasten
19. De man stelt zijn woonlasten niet te kunnen delen, omdat zijn huidige echtgenote arbeidsongeschikt is en daarom niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Echter, door de man zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zijn huidige echtgenote arbeidsongeschikt is en daarenboven heeft zijn huidige echtgenote recent een hondenuitlaatservice (genaamd [naam] Hondenuitlaatservice) overgenomen, hetgeen niet te verenigen is met de stelling van de man dat zijn huidige echtgenote arbeidsongeschikt is. De huidige echtgenote van de man is blijkbaar in staat werkzaamheden te verrichten. Het hof gaat er derhalve vanuit dat de huidige echtgenote van de man in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien en daarom in staat is in de helft van de woonlasten bij te dragen. Het feit dat er vooralsnog geen winst met de hondenuitlaatservice wordt gemaakt, doet aan het vorenstaande niet af. Gelet op het vorenstaande zal het hof de man - in het licht van zijn onderhoudsverplichting ten opzichte van [kind] - aanmerken als een alleenstaande, die zijn woonlasten kan delen.
20. De man is van mening dat rekening dient te worden gehouden met de aflossing op de schulden aan DEFAM Select en Platinumcard. Hij stelt een bedrag van € 290,-- per maand op de schuld aan DEFAM Select en een bedrag van € 146,-- per maand op de schuld aan Platinumcard af te lossen. Hij zou deze schulden in 2006 zijn aangegaan, doch het debetsaldo van het doorlopend krediet bij DEFAM Select (met een maximale kredietruimte van € 29.000,--) is in de afgelopen jaren slechts met een bedrag van € 1.000,-- afgenomen. Het hof concludeert derhalve dat de man blijkbaar steeds weer bedragen uit het doorlopend krediet heeft opgenomen. Daarbij komt dat de noodzaak voor het aangaan van deze schuld en de noodzaak voor de nieuwe opnamen uit dit krediet niet, althans onvoldoende, aannemelijk is gemaakt. Voorts concludeert het hof dat de man ook de Platinumcard nog steeds gebruikt, nu er nog steeds cashopnamen van de Platinumcard worden gedaan. De noodzaak voor deze cashopnamen is eveneens niet, althans onvoldoende, duidelijk geworden. Het hof zal bij de beoordeling van de draagkracht van de man dan ook geen rekening houden met de aflossing op de schulden aan DEFAM Select en Platinumcard, nu de man onvoldoende heeft onderbouwd waarom de aflossingen op deze schulden noodzakelijkerwijs voorrang dienen te hebben op zijn onderhoudsplicht voor [kind].
De draagkrachtberekening
21. Gelet op het voorgaande en gelet op de overige niet-betwiste bedragen, zoals deze zijn opgenomen in de aan de bestreden beschikking gehechte draagkrachtberekening, heeft het hof de draagkracht van de man aan de hand van de tarieven juli 2010 - welke tarieven door de rechtbank bij de berekening van de draagkracht van de man tot uitgangspunt zijn genomen - berekend op een bedrag van € 1.194,-- per maand, een en ander conform de in kopie aangehechte en door de griffier gewaarmerkte berekeningen.
22. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve een bedrag van € 877,-- per maand inclusief het fiscaal voordeel in verband met buitengewone uitgaven kinderen, beschikbaar voor kinderalimentatie.
23. Aangezien de man ook onderhoudsplichtig is geworden ten opzichte van [kind 4], zal de draagkrachtruimte van de man verdeeld dienen te worden over [kind 4] en [kind]. Nu de huidige echtgenote van de man door het hof in staat wordt geacht om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, zal het hof er vanuit gaan dat zij in staat is in de helft van de behoefte van [kind 4] te voorzien. Aangezien onvoldoende duidelijk is wat de behoefte van [kind 4] is, zal het hof de draagkrachtruimte van de man vanaf 1 juni 2011 - te weten: het moment waarop de heer [vader kind 4] niet meer aan zijn onderhoudsverplichting ten opzichte van [kind 4] voldoet - over anderhalf kind ([kind] voor het geheel en [kind 4] voor de helft) verdelen. Dit betekent dat er over de periode van 22 maart 2010 tot 1 juni 2011 een bedrag van € 877,-- per maand beschikbaar is en over de periode vanaf 1 juni 2011 een bedrag van afgerond € 585,-- per maand beschikbaar is voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind].
24. De man is, gelet op het vorenstaande, in staat om een bijdrage van € 229,-- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] te voldoen, waarmee in zijn behoefte wordt voorzien.
De proceskosten
25. De vrouw heeft weliswaar verzocht de man in de kosten van beide instanties te veroordelen, doch - zonder enige toelichting van de vrouw - ziet het hof geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijke uitgangspunt. Derhalve zullen, nu partijen ex-partners zijn, de kosten van het geding in beide instanties worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Slotsom
26. De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] betreft;
en in zoverre opnieuw beslissende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind], geboren [in 2008], met ingang van 22 maart 2010 op € 229,-- per maand;
bepaalt dat deze bijdragen, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dienen te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in beide instanties draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, voorzitter,
A.H. Garos en I.A. Vermeulen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 januari 2012 in bijzijn van de griffier.