ECLI:NL:GHLEE:2012:BV1106

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.093.194-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een kinderbeschermingsmaatregel en omgangsregeling tussen ouders en kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Assen, die op 5 juli 2011 de ondertoezichtstelling van haar kinderen heeft verlengd. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. de Boer, verzocht om vernietiging van deze beschikking, terwijl Bureau Jeugdzorg Drenthe (BJZ) en de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Elderhuis, zich tegen dit verzoek keerden. De kinderen, [kind 1] en [kind 2], zijn geboren uit het huwelijk van de partijen, dat kort na de geboorte van [kind 2] is beëindigd. De ondertoezichtstelling was ingesteld om de omgang tussen de vader en de kinderen te begeleiden, maar de moeder betwistte de noodzaak van deze maatregel en stelde dat er geen vooruitgang was geboekt door BJZ.

Het hof oordeelde dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd had waarom de ondertoezichtstelling moest worden verlengd. Het hof benadrukte dat bij ingrijpende kinderbeschermingsmaatregelen niet kan worden volstaan met een standaardmotivering. De moeder had geen belang bij de behandeling van haar klacht over de motivering, omdat de zaak in zijn geheel ter beoordeling aan het hof was voorgelegd. Het hof concludeerde dat de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig waren, gezien de verbeterde situatie tussen de ouders en de kinderen.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank voor de periode tot heden, maar vernietigde deze voor de periode vanaf heden en wees het verzoek van BJZ tot verlenging van de ondertoezichtstelling af. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak werd gedaan op 3 januari 2012 door de rechters J.G. Idsardi, I.A. Vermeulen en G.K. Schipmölder.

Uitspraak

Beschikking d.d. 3 januari 2012
Zaaknummer 200.093.194
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.J. de Boer, kantoorhoudende te Veendam,
tegen
Bureau Jeugdzorg Drenthe,
gevestigd te Assen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: BJZ,
Belanghebbende:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr M. Elderhuis.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 5 juli 2011 heeft de kinderrechter in de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) op verzoek van BJZ de termijn van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren [in 2006], en [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren [in 2008], verlengd voor de termijn van jaar, ingaande op 14 juli 2011.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 1 september 2011, heeft de moeder verzocht de beschikking van 5 juli 2011, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en opnieuw beslissende het inleidend verzoek alsnog af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 21 september 2011, heeft BJZ het verzoek bestreden en verzocht het beroep af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 21 september 2011, heeft de vader het verzoek bestreden en verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het hoger beroep van de moeder af te wijzen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 9 september 2011 met bijlage (het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank) van mr. De Boer.
Ter zitting van 21 november 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en namens BJZ mevrouw Van Rijkom en mevrouw Steenwijk. Voorts is de vader verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.
De beoordeling
Terminologie
1. Daar waar het hof hierna spreekt over omgang heeft dit betrekking op de regeling betreffende de toedeling aan de ouders van zorg- en opvoedings¬taken.
Vaststaande feiten
2. Uit het huwelijk van partijen zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. Kort na de geboorte van [kind 2] is de relatie tussen de ouders beëindigd.
3. [kind 1] en [kind 2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
4. Bij beschikking van de rechtbank van 14 juli 2010 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van BJZ.
Standpunten
5. De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] heeft verlengd en daarnaast dat de rechtbank haar beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd. Volgens de moeder is er sprake van een omgangsondertoezichtstelling en is er bovendien door BJZ geen enkele vooruitgang geboekt.
6. BJZ heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat er naast het belangrijkste doel van het realiseren van omgang tussen de vader en de kinderen sprake is van bedreigingen voor de geestelijke belangen van de kinderen.
7. De vader heeft in zijn verweerschrift betwist dat het een omgangsondertoezichtstelling betreft. Volgens hem liggen er ook andere gronden aan de ondertoezichtstelling ten grondslag, in die zin dat de kinderen ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling.
Het oordeel van het hof
8. Bij de toepassing van een ingrijpende kinderbeschermingsmaatregel, die voornamelijk tot doel heeft de omgang tussen de vader en de kinderen te begeleiden, kan niet worden volstaan met de motivering zoals de rechtbank heeft gedaan. De moeder heeft daar terecht tegen gegriefd. Zij heeft echter geen belang bij behandeling van die klacht, omdat de zaak thans in hoger beroep in zijn geheel ter beoordeling aan het hof is voorgelegd en de moeder in de gelegenheid is gesteld haar inhoudelijke bezwaren tegen de bestreden beschikking kenbaar te maken. Voorts strekt de procedure in hoger beroep er mede toe eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren. De grief van de moeder kan derhalve niet slagen.
9. Naar aanleiding van de stukken en de behandeling ter zitting overweegt het hof met betrekking tot het verzoek van BJZ tot verlenging van de ondertoezichtstelling als volgt. Ter zitting heeft BJZ expliciet aangegeven dat er geen zorgen zijn over de thuissituatie bij de moeder. De ondertoezichtstelling wordt door BJZ gebruikt voor het begeleiden van de contacten tussen de vader en de kinderen. Gebleken is dat, vanwege problemen die rondom de omgang hebben plaatsgevonden en zorgen over de opvoedingsvaardigheden van vader, de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen op dit moment ter discussie staat. BJZ heeft desgevraagd aangegeven dat uitbreiding van de omgang in ieder geval niet aan de orde is. De vader heeft zich ter zitting beklaagd over het feit dat hij zich niet gehoord voelt door BJZ, waardoor er escalaties hebben plaatsgevonden.
10. Gelet op de stukken en de behandeling ter zitting stelt het hof vast dat het in de afgelopen periode niet is gelukt om -in een gedwongen kader- de ontstane impasse tussen de ouders waardoor de kinderen omgang met de vader werd onthouden, (zoals door de Raad voor de Kinderbescherming geconstateerd) te doorbreken. Zowel de moeder als de vader hebben ter zitting aangegeven niet tevreden te zijn over de begeleiding door BJZ in het kader van de ondertoezichtstelling en ook niet over het verloop van de omgangsregeling. Volgens de ouders heeft BJZ op een aantal punten te weinig actie ondernomen.
11. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende duidelijk geworden wat onder de huidige omstandigheden de (ernstige) bedreigingen van de ontwikkeling van de kinderen inhouden en in hoeverre deze nog aanwezig zijn. Daarnaast is onvoldoende gebleken van de meerwaarde van de ondertoezichtstelling. Ten tijde van het uitspreken van de ondertoezichtstelling woonden de ouders nog bij elkaar in de straat, waardoor de kans op conflictueuze situaties tussen de ouders en/of de ouders en de kinderen groter was dan nu het geval is. Concluderend acht het hof de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling thans niet meer aanwezig.
Slotsom
12. De beschikking waarvan beroep dient te worden bekrachtigd voor de periode tot heden en te worden vernietigd voor de periode vanaf heden.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de periode tot heden;
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de periode vanaf heden;
en in zoverre opnieuw beslissende:
wijst het inleidend verzoek van BJZ tot verlenging van de ondertoezichtstelling af met ingang van heden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, I.A. Vermeulen en G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 januari 2012 in bijzijn van de griffier.