In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om een geschil tussen 't Stokertje Kachelparadijs B.V. en een voormalige medewerker, aangeduid als [geïntimeerde], over de schending van een concurrentiebeding. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen waarin het 't Stokertje opdroeg om bewijs te leveren van de schending van het concurrentiebeding door [geïntimeerde]. In het vervolg van de procedure heeft 't Stokertje zeven getuigen gehoord die verklaringen hebben afgelegd over de activiteiten van [geïntimeerde] in de periode van mei 2006 tot mei 2008. De getuigen hebben onder andere verklaard dat [geïntimeerde] betrokken was bij de opening van de Allesbrander, een concurrent van 't Stokertje, en dat hij actief klanten benaderde en kachels verkocht, wat in strijd was met het concurrentiebeding.
Het hof heeft de getuigenverklaringen in onderling verband en samenhang bezien en vastgesteld dat er voldoende bewijs is geleverd dat [geïntimeerde] het concurrentiebeding heeft geschonden. Het hof oordeelt dat de schending van het concurrentiebeding leidt tot de verbeuring van een contractuele boete van € 11.400, alsook € 450 voor elke dag dat de overtreding heeft voortgeduurd. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg betoogd dat het concurrentiebeding niet langer dan tot 1 april 2007 zou moeten gelden, maar het hof heeft dit verweer verworpen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij 't Stokertje de gelegenheid krijgt om te reageren op een nieuw verweer van [geïntimeerde] met betrekking tot de vernietiging van het concurrentiebeding.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van getuigenverklaringen en schriftelijk bewijs in civiele procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op concurrentiebedingen en de handhaving daarvan. Het hof heeft de rol van de getuigen en de context van hun verklaringen zorgvuldig gewogen, wat heeft geleid tot de conclusie dat [geïntimeerde] zich niet aan de afspraken heeft gehouden.