ECLI:NL:GHLEE:2012:3157

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2012
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
CD 200.025.450-01 24 juli 2012
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest over comparitie van partijen en instructies voor informatieverstrekking in letselschadezaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep in een letselschadezaak. De appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Elmers, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerden, waaronder Stichting Antonius Ziekenhuis, vertegenwoordigd door mr. J.V. van Ophem. De zaak betreft de gevolgen van een medische fout, waarbij de visus van de appellante aanzienlijk is aangetast. In een eerder tussenarrest is een deskundige benoemd, die op 9 december 2011 zijn rapport heeft ingediend. Dit rapport bevestigt de visusproblemen van de appellante en geeft aan dat er sprake is van een medische eindtoestand. De deskundige heeft ook hypothetische scenario's geschetst waarin de visus van de appellante zou verbeteren.

Tijdens de zitting heeft het hof vastgesteld dat er onvoldoende concrete schadeposten zijn gepresenteerd door de appellante. Het hof heeft de appellante de gelegenheid gegeven om haar vorderingen te actualiseren en te concretiseren, waarbij zij gedetailleerde en onderbouwde bedragen moet indienen. Het hof heeft aangegeven dat het prematuur is om een comparitie van partijen te gelasten, gezien het gebrek aan duidelijke vorderingen en actuariële berekeningen. De appellante moet nu haar schadeposten, zoals verlies van verdienvermogen en kosten voor huishoudelijke hulp, onderbouwen met relevante gegevens en rapporten.

Het hof heeft de zaak aangehouden voor een akte van de appellante, waarin zij haar vorderingen moet specificeren. De beslissing van de rechtbank om bepaalde schadeposten af te wijzen, wordt in het hoger beroep ter discussie gesteld. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij het de appellante de kans biedt om haar standpunt te verduidelijken en te onderbouwen.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 juli 2012
Zaaknummer 200.025.450/01
(zaaknummer rechtbank: 77423 / HA ZA 05-596)

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

[appellante],

wonende te [woonplaats 1],
appellante in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen:
[appellante],
advocaat: mr. M. Elmers, kantoorhoudende te Brielle,
tegen
1.
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
2.
Stichting Antonius Ziekenhuis,
gevestigd te Sneek,
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 7 december 2010 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloopIn genoemd tussenarrest is [deskundige], oogarts, (hierna: [deskundige]) tot deskundige benoemd.

[deskundige] heeft zijn rapport d.d. 7 december 2011 op 9 december 2011 ter griffie gedeponeerd.
[appellante] heeft een memorie na deskundigenbericht genomen, waarbij producties zijn overgelegd.
[geïntimeerden] hebben een antwoordmemorie na deskundigenbericht genomen.
Vervolgens hebben [geïntimeerden] de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.

De verdere beoordelingDeskundigenbericht

1.
Uit de memories na deskundigenbericht volgt dat beide partijen zich verenigen met het rapport van [deskundige]. De antwoorden van [deskundige] op de door het hof gestelde vragen staan dan ook niet ter discussie tussen partijen. Het hof zal van de juistheid van deze antwoorden uitgaan.
2.
Uit het rapport van [deskundige] volgt dat bij [appellante] sprake is van een visus van het rechteroog van 0,05 en van het linkeroog van 0,3. Een en ander levert een visus van 0,3 op voor beide ogen. Volgens [deskundige] is in die situatie sprake van "Impairment voor de gehele mens van 35%".
In de hypothetische situatie dat het rechteroog een visus van minstens 80% heeft, komt [deskundige] uit op een "Impairment voor de gehele mens" van 10%. In zijn rapport heeft [deskundige] daarover onder meer het volgende opgemerkt:
"Immers: als de visis in het rechter oog 0,8 zou zijn, dan kan er per definitie in de onderhavige casus geen sprake zijn van een centrale uitval; de field score voor het rechter oog is dan (bijna) 100."
Over de beperkingen op medische gronden op zijn vakgebied van [appellante] heeft [deskundige] het volgende geschreven:
"In de huidige situatie is er met name hinder bij lezen en werken met de computer; autorijden is onmogelijk met de huidige visus. (…) Met deze visus zal een loep of anderszins vergroting lezen weliswaar mogelijk maken, maar uitdrukkelijk zal lezen niet mogelijk zijn op de normale wijze, dat wil zeggen dat letters en woorden aaneensluitend en vlot gelezen kunnen worden. (…) Voor autorijden bestaan geen compenserende mogelijkheden in de zin van hulpmiddelen. (…)
In de hypothetische situatie, waarbij het rechter oog een veel betere functie zou hebben van 0,8 met een goed gezichtsveld, zou normaal kunnen worden gelezen en zou betrokkene auto mogen rijden."
Volgens [deskundige] is sprake van een medische eindtoestand.
Verdere beoordeling / comparitie van partijen
3.
[geïntimeerden] hebben voorgesteld dat een comparitie van partijen zal worden gelast, teneinde de mogelijkheden van een minnelijke regeling te onderzoeken. Zij hebben er op gewezen dat anders nog een lang traject - met mogelijk de benoeming van een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige - zal moeten worden gevolgd om de schade te kunnen begroten.
4.
Het hof stelt vast dat partijen in de appelprocedure niet of nauwelijks zijn ingegaan op de diverse schadeposten. Het debat over deze posten is alleen in eerste aanleg gevoerd. Bovendien heeft [appellante] ten aanzien van een aantal posten geen concreet bedrag gevorderd, maar uitsluitend een p.m. post opgenomen. Actuariële berekeningen ontbreken. Onder deze omstandigheden acht het hof het prematuur een comparitie van partijen te gelasten. Het hof zal [appellante] eerst in de gelegenheid stellen bij akte de diverse onderdelen van haar vordering, voor zover in hoger beroep nog aan de orde (waarover hierna meer), te actualiseren en te concretiseren. het hof wijst er in dit verband op dat [appellante] niet (langer) kan volstaan met p.m. vorderingen. Zij dient concrete, en deugdelijk onderbouwde (bij voorkeur door een actuarieel rapport op basis van de eigen uitgangspunten van [appellante] geschraagde), bedragen te vorderen, bij gebreke waarvan zij er rekening mee dient te houden dat haar vorderingen, als onvoldoende onderbouwd, zullen worden afgewezen. [geïntimeerden] kunnen op de akte van [appellante] reageren, waarna het hof zal beoordelen of een comparitie van partijen alsnog zinvol is.
5.
Het hof zal per schadepost aangeven welke gegevens zij van [appellante] wenst te ontvangen.
Verlies verdienvermogen
8.
De rechtbank heeft deze schadepost afgewezen vanwege het achterwege blijven van medische gegevens. Deze gegevens zijn, na het deskundigenonderzoek, wel voorhanden. Dat betekent dat het oordeel van de rechtbank niet in stand kan blijven en dat het hof deze schadepost alsnog zal dienen te begroten. [appellante] dient daartoe een actuariële berekening over te leggen betreffende de geleden en nog te lijden schade, op basis van de volgens haar geldende uitgangspunten. Ook dient zij - op een deugdelijke wijze geordende - gegevens te verstrekken over haar inkomen vanaf het moment van de fout en over het inkomen dat zij zonder de fout naar redelijke verwachting zou hebben genoten.
Kosten huishoudelijke hulp
11.
[appellante] dient haar vordering te onderbouwen, door aan te geven hoeveel huishoudelijke hulp zij nodig had en in de toekomst heeft (en voor welke activiteiten), hoeveel hulp zij nodig zou hebben in de fictieve situatie zonder fout (waarin zij volgens haar eigen uitgangspunten fulltime zou werken, naast de zorg voor een autistisch kind), of zij in aanmerking komt voor een PGB (en, zo ja, sinds wanneer), op welke wijze zij in huishoudelijke hulp voorzien heeft en welke kosten daarmee gemoeid zijn (geweest). Wanneer [appellante] daadwerkelijk uitgaven heeft gedaan aan huishoudelijke hulp dient zij te specificeren welke bedragen zij feitelijk heeft betaald. Wanneer [appellante] geen huishoudelijke hulp heeft ontvangen (ook niet van familie of vrienden die geen betaling hebben ontvangen), dient zij toe te lichten waarom zij desalniettemin aanspraak maakt op een vergoeding van de kosten van deze (niet verkregen) huishoudelijke hulp.
1.
Verlies zelfwerkzaamheid
14.
Tegen de beslissing van de rechtbank tot afwijzing van deze vordering is wel een grief gericht (grief III). De post staat in appel dan ook ter discussie. Ook voor deze post geldt dat [appellante] dient aan te geven welke kosten zij heeft gemaakt en in de toekomst zal maken. Ook dient zij aan te geven hoe deze kosten zich verhouden tot de door de Letselschaderaad vastgestelde normbedragen en welke kosten zij in de fictieve situatie zonder fout zou hebben gemaakt.
1.
Reis- en verblijfkosten / verzorging en verpleging door derde
17.
Tegen de beslissing van de rechtbank is niet gegriefd, zodat deze in appel niet ter discussie staat.
Extra kosten verblijf thuis
18.
Deze post staat in appel nog ter discussie. Het hof heeft vooralsnog geen behoefte aan een toelichting op deze post.
1.
Buitengerechtelijke kosten
21.
Deze post staat ook in appel ter discussie. Het hof heeft vooralsnog geen behoefte aan een toelichting op deze post.
Pensioen- en belastingschade
24.
Deze post staat ook in appel ter discussie. In het over te leggen actuariële rapport (zie rechtsoverweging 7) dienen deze schadeposten te worden onderbouwd.
Onvoorziene schade
27.
De rechtbank heeft deze schadepost afgewezen bij gebreke aan enige onderbouwing. Tegen deze beslissing is niet gegriefd, zodat deze post in appel niet ter discussie staat.
Smartengeld
30.
Deze post staat ook in appel ter discussie. Het hof heeft geen behoefte aan nadere informatie.
Betaalde voorschotten
33.
De rechtbank is uitgegaan van € 35.000,--. In incidenteel appel hebben [geïntimeerden] betoogd dat € 42.500,-- is betaald, gelet op een in maart 2007 betaald aanvullend voorschot. [appellante] dient aan te geven of zij dit bedrag heeft ontvangen.

De beslissing:Het gerechtshof:

alvorens verder te beslissen:
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 21 augustus 2012voor akte aan de zijde van [appellante];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, J.H. Kuiper en H. de Hek en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 juli 2012 in bijzijn van de griffier.