ECLI:NL:GHLEE:2011:BV0312

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.097.211/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van leden van de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Leeuwarden

In deze zaak betreft het een wrakingsverzoek van een verzoeker, die momenteel verblijft in de P.I. De Marwei te Leeuwarden. De wrakingskamer van het Gerechtshof Leeuwarden heeft op 22 december 2011 uitspraak gedaan in het wrakingsincident, dat voortkwam uit een eerdere strafzaak met parketnummer 24-02883-10. De verzoeker heeft op 16 november 2011 een schriftelijk verzoek ingediend tot wraking van de leden van de meervoudige strafkamer, naar aanleiding van een tussenarrest dat op 9 november 2011 was gewezen. In dit tussenarrest werd besloten om de behandeling van de beklagzaak niet langer af te wachten, wat de verzoeker als een aanwijzing voor vooringenomenheid beschouwde.

De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend. Vervolgens is de inhoudelijke beoordeling van het verzoek aan de orde gekomen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat op basis van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, iedere partij recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. De verzoeker heeft aangevoerd dat de beslissingen van de meervoudige strafkamer duiden op vooringenomenheid, maar de wrakingskamer oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze vrees objectief gerechtvaardigd maakten.

De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de genomen beslissingen van de meervoudige strafkamer niet als zodanig een feit opleveren dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou zijn. De afwijzing van het wrakingsverzoek is dan ook in lijn met de overwegingen dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij de beslissing is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beslissing d.d. 22 december 2011
Rekestnummer 200.097.211/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Wrakingskamer
Beslissing in de zaak met zaaknummer 200.097.211/01 van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de P.I. De Marwei te Leeuwarden,
verzoeker in het wrakingsincident,
behandelend advocaat: mr. J.B. Boone,
kantoorhoudende te Wijk bij Duurstede,
strekkende tot wraking van
[raadsheer 1],
[raadsheer 2],
[raadsheer 3],
raadsheren in dit hof,
verweerders.
Het verloop van de procedure
In de strafzaak met parketnummer 24-02883-10 heeft de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Leeuwarden bestaande uit [raadsheer 1], [raadsheer 2] en [raadsheer 3], op 9 november 2011 een tussenarrest gewezen.
Dit tussenarrest, alsmede het proces-verbaal van de op 26 oktober 2011 in deze strafzaak gehouden zitting, bevinden zich in afschrift bij de dossierstukken.
Verzoeker heeft op 16 november 2011 een schriftelijk verzoek gedaan dat strekt tot wraking van bovengenoemde leden van de meervoudige strafkamer.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de schriftelijke reactie van [raadsheer 1] van 24 november 2011 waarin hij, ook namens [raadsheer 2] en [raadsheer 3], heeft medegedeeld dat zij niet in de wraking berusten en dat geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
De wrakingskamer heeft voorts kennis genomen van het schrijven van M.C. Weel, advocaat-generaal, van 15 december 2011, met als bijlagen:
- de brief van mr. J.M. Fröberg, afdelingshoofd advocaten-generaal Arnhem-Leeuwarden aan G. Mintjes, voorzitter van het gerechtshof Arnhem, van 20 oktober 2011;
- de beslissing van de wrakingskamer van het gerechtshof Leeuwarden, nevenzittingsplaats Arnhem, van 14 december 2011.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer op 19 december 2011.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Boone.
Het openbaar ministerie heeft geen gehoor gegeven aan de uitnodiging om ter terechtzitting op het wrakingsverzoek te worden gehoord.
De beoordeling
De ontvankelijkheid van het verzoek
1. De wrakingskamer acht het verzoek tijdig gedaan en acht verzoeker ook overigens ontvankelijk.
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek
2. Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) haar de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
3. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4. Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek - zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat de in het tussenarrest van 9 november 2011 genomen beslissingen om de behandeling van de beklagzaak niet langer af te wachten, het door hem gevoerde niet-ontvankelijkheidverweer te verwerpen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen, duiden op vooringenomenheid van de leden van de meervoudige strafkamer. De verzoeker heeft aangevoerd dat de beslissing om de behandeling van het klaagschrift niet langer af te wachten zonder nader uitdrukkelijk overleg met hem is genomen en slechts dient om tot de afwijzing van het gevoerde niet-ontvankelijkheidverweer te komen. De afwijzing van het niet-ontvankelijkheidverweer en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis zijn volgens hem gedaan op willekeurige gronden die deze afwijzingen niet kunnen dragen.
5. De wrakingskamer stelt voorop dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen de verzoeker onwelgevallige beslissingen van de zittingsrechter. Grond voor wraking bestaat alleen als die beslissing of de motivering daarvan als zodanig een feit oplevert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6. Voor wat betreft de beslissing van de meervoudige strafkamer de behandeling van de beklagzaak niet langer af te wachten overweegt de wrakingskamer dat geen rechtsregel zich ertegen verzet dat wordt teruggekomen op de eerdere beslissing om de uitkomst van de beklagzaak af te wachten. Die beslissing en de daarvoor aangevoerde gronden - dat de behandeling van de beklagzaak aanzienlijk langer op zich laat wachten dan in eerste instantie werd verwacht en dat het belang van om de strafzaak binnen een redelijke termijn af te doen thans zwaarder weegt - leveren naar het oordeel van de wrakingskamer geen grond op voor de veronderstelling dat verweerders vooringenomen of niet onpartijdig zouden zijn, dan wel dat de bij verzoeker bestaande vrees hiervoor ten aanzien van hen objectief gerechtvaardigd is.
7. De verwerping van het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging en de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, en de daarvoor gegeven motivering, leveren evenmin een aanwijzing op voor de (objectief gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid of partijdigheid bij verweerders. Dit geldt naar het oordeel van de wrakingskamer eveneens indien deze beslissingen in onderlinge samenhang worden bezien met de beslissing om de behandeling van de beklagzaak niet langer af te wachten.
8. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
De beslissing
Het gerechtshof (wrakingskamer):
wijst het wrakingsverzoek af.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, L. Janse en W.M. van Schuijlenburg, zijnde mrs. Janse en Van Schuijlenburg buiten staat te ondertekenen, en uitgesproken ter openbare zitting van dit hof van 22 december 2011 in bijzijn van de griffier.