ECLI:NL:GHLEE:2011:BU8298

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.080.047/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van tussenvonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.R. van den Elst, had hoger beroep ingesteld tegen een tussenvonnis van de rechtbank Assen, dat op 29 september 2010 was gewezen. De rechtbank had eerder in haar rolbeslissing van 19 januari 2011 het verzoek van de appellant om tussentijds hoger beroep toe te staan afgewezen. Het hof oordeelde dat op grond van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tussentijds hoger beroep van een tussenvonnis is uitgesloten, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Aangezien er geen zodanige beslissing was genomen door de rechtbank, verklaarde het hof de appellant niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.

De uitspraak van het hof houdt in dat de appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen. Daarnaast werd de appellant veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die zijn begroot op € 284,- aan griffierecht en € 816,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. Het hof heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de appellant deze kosten direct moet betalen, ongeacht een eventuele verdere procedure.

De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor het instellen van tussentijds hoger beroep verduidelijkt en de noodzaak benadrukt voor een expliciete beslissing van de rechter indien tussentijds hoger beroep gewenst is. Het hof heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de griffier en de uitspraak is openbaar gedaan.

Uitspraak

Arrest d.d. 13 december 2011
Zaaknummer 200.080.047/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. P.R. van den Elst, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. ing. M.R.P. Ossentjuk, kantoorhoudende te Hoogeveen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 19 november 2008, 15 juli 2009 en 29 september 2010, alsmede in de rolbeslissing van 19 januari 2011 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 28 december 2010 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 29 september 2010 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 11 januari 2011.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"bij arrest voor zoveel mogelijk wettelijk uitvoerbaar bij voorraad, geheel te vernietigen het vonnis d.d. 29 september 2010 van de rechtbank Groningen (het hof leest hier: Assen) tussen partijen onder zaak-/rolnummer 68806 / HA ZA 08-543 gewezen, en opnieuw rechtdoende alsnog moge behage bij arrest: [geïntimeerde] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen dan wel hem deze te ontzeggen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in eerste aanleg alsmede hoger beroep."
Ter rolle van 22 februari 2011 heeft [appellant] geen memorie van grieven genomen, maar royement (doorhaling) van de procedure verzocht. [geïntimeerde] heeft arrest gevraagd.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest, waarbij [geïntimeerde] zich heeft beperkt tot het overleggen van de processtukken in eerste aanleg die zien op het verzoek tot het openstellen van het tussentijds appel.
De beoordeling
1. Bij voornoemde dagvaarding heeft [appellant] hoger beroep ingesteld van het tussenvonnis van de rechtbank Assen d.d. 29 september 2010. Op grond van art. 337 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is tussentijds hoger beroep van een tussenvonnis uitgesloten, tenzij de rechter die de uitspraak heeft gedaan anders heeft bepaald, hetzij in de bestreden tussenuitspraak zelf, hetzij bij afzonderlijke beslissing op een binnen de beroepstermijn gedaan, daartoe strekkend verzoek (HR 23 januari 2004, LJN AL7051, NJ 2005, 510). Bij gebreke van een zodanige beslissing van de rechter die de bestreden tussenuitspraak heeft gedaan, dient de appellant die tussentijds beroep instelt, in dit beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard, zonodig ambtshalve.
Bij rolbeslissing van 19 januari 2011 van de rechtbank Assen is het verzoek van [appellant] om tussentijds hoger beroep toe te staan afgewezen. Het hof zal [appellant] derhalve niet-ontvankelijk verklaren in diens hoger beroep.
2. [appellant] zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. Die kosten worden begroot op € 284,- aan verschotten (griffierecht) en € 816,- (1/2 punt, tarief IV, € 1.631,- per punt) aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 29 september 2010;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep tot heden begroot op € 284,- aan verschotten en € 816,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest terzake de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, voorzitter, M.M.A.Wind en I. Tubben en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 13 december 2011 in bijzijn van de griffier.