ECLI:NL:GHLEE:2011:BU8298
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van tussenvonnis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.R. van den Elst, had hoger beroep ingesteld tegen een tussenvonnis van de rechtbank Assen, dat op 29 september 2010 was gewezen. De rechtbank had eerder in haar rolbeslissing van 19 januari 2011 het verzoek van de appellant om tussentijds hoger beroep toe te staan afgewezen. Het hof oordeelde dat op grond van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tussentijds hoger beroep van een tussenvonnis is uitgesloten, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Aangezien er geen zodanige beslissing was genomen door de rechtbank, verklaarde het hof de appellant niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
De uitspraak van het hof houdt in dat de appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen. Daarnaast werd de appellant veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die zijn begroot op € 284,- aan griffierecht en € 816,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. Het hof heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de appellant deze kosten direct moet betalen, ongeacht een eventuele verdere procedure.
De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor het instellen van tussentijds hoger beroep verduidelijkt en de noodzaak benadrukt voor een expliciete beslissing van de rechter indien tussentijds hoger beroep gewenst is. Het hof heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de griffier en de uitspraak is openbaar gedaan.