ECLI:NL:GHLEE:2011:BU5310

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000164-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tegen politieambtenaren tijdens oudejaarsnacht met beroep op gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is beschuldigd van openlijk geweld tegen politieambtenaren op 1 januari 2011, waarbij hij samen met anderen voorwerpen, waaronder een houten kruk, in de richting van de politie gooide. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard op basis van het gelijkheidsbeginsel, omdat niet duidelijk was of andere groepsleden ook vervolgd werden. Het hof verwierp dit verweer, omdat het niet voldoende feitelijk onderbouwd was.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 120 uur opgelegd, met als alternatief 60 dagen vervangende hechtenis. De bijzondere voorwaarde van de straf is dat de verdachte moet verblijven op het adres van zijn moeder van 31 december 2011 om 21.00 uur tot 1 januari 2012 om 9.00 uur. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het delict, de recidive van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn inspanningen om zijn leven te verbeteren na een periode van detentie.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwichtige strafoplegging, waarbij de rechter rekening houdt met zowel de ernst van het delict als de rehabilitatie van de verdachte. Het hof heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend zou zijn, gezien de positieve stappen die de verdachte heeft gezet in zijn leven.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000164-11
Uitspraak d.d.: 21 november 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 21 januari 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 november 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van twee maanden, voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zal verblijven op zijn GBA-adres van 31 december 2011 om 9.00 uur tot 1 januari 2012 om 9.00 uur, en een werkstraf van 120 uur subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.B. Flooren, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 januari 2011 te [plaats] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen politie-ambtenaren, welk geweld bestond uit gooien van een houten kruk en/of andere voorwerpen tegen en/of in de richting van die politie-ambtenaren.
Overweging met betrekking tot de ontvankelijkheid in de vervolging
De raadsvrouw van verdachte heeft een beroep gedaan op toepassing van het gelijkheidsbeginsel en het hof op grond daarvan verzocht om het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. Verdachte heeft deel uit gemaakt van een grote groep plegers van het tenlastegelegde openlijke geweld. Verdachte wordt nu vervolgd maar onbekend is gebleven of een of meer van die andere groepsleden ook zijn of worden vervolgd wegens hetzelfde strafbare feit.
Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer van de raadsvrouw het volgende. In artikel 167 Wetboek van Strafvordering is het opportuniteitsbeginsel vastgelegd. Dit houdt in dat enkel het openbaar ministerie kan besluiten dat naar aanleiding van het ingestelde opsporingsonderzoek vervolging van een verdachte moet plaatshebben, maar dat het daar
van kan afzien op gronden aan het algemeen belang ontleend. Hierop gebaseerd is een ruime discretionaire bevoegdheid van het openbaar ministerie om al dan niet tot vervolging over te gaan. Deze bevoegdheid kan onder meer worden beperkt door de werking van de beginselen van behoorlijke procesorde, zoals het gelijkheidsbeginsel. Het gelijkheidsbeginsel is van toepassing indien er sprake is van gelijke zaken, ook in haalbaarheid en opportuniteit.
Het verweer van de raadsvrouw is op dit punt onvoldoende feitelijk onderbouwd waardoor niet aannemelijk is geworden dat genoemd beginsel in deze zaak van toepassing is en zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 01 januari 2011 te [plaats] met anderen, op de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen politie-ambtenaren, welk geweld bestond uit gooien van een houten kruk en andere voorwerpen in de richting van die politie-ambtenaren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig delict, namelijk openlijk geweld tegen politieambtenaren. Hij heeft tevens de openbare orde verstoord. Verdachte is betrokken geweest bij een uit de hand gelopen illegaal gesticht straatvuur tijdens de afgelopen oudejaarsnacht. Hij heeft, samen met een grote groep anderen, voorwerpen gegooid in de richting van de mobiele eenheid van de politie, toen deze wilde optreden tegen verdachte en die anderen.
Het hof heeft rekening gehouden met het de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 22 september 2011 waaruit is gebleken dat verdachte meermalen veroordeeld is wegens geweldsdelicten.
Tevens is rekening gehouden met hetgeen door verdachte en diens raadsvrouw naar voren is gebracht met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft net een behoorlijke periode van detentie achter zich gelaten. Hij is er in geslaagd om zijn huisvesting en zijn werk te behouden en is inmiddels begonnen om zijn schulden af te betalen. Hij is tevens begonnen met een behandeling om zijn agressieproblematiek aan te pakken. Ten aanzien van de gevorderde bijzondere voorwaarde heeft verdachte aangegeven dat hij in geval van toewijzing van die voorwaarde de komende oudejaarsnacht graag op het adres van zijn moeder zou willen doorbrengen.
Gelet op de ernst van het delict en de justitiële documentatie van verdachte is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Aannemelijk is echter geworden dat verdachte stappen heeft gezet om zijn leven een nieuwe - positieve - wending te geven.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze gunstige ontwikkeling frustreren. In dat licht beschouwd is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat een voorwaardelijk gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf in deze situatie passend is.
Het hof zal de gevangenisstraf van na te noemen duur geheel voorwaardelijk opleggen,
met als bijzondere voorwaarde dat verdachte op het adres [adres] te [plaats], zijnde het adres van zijn moeder, zal verblijven van 31 december 2011 om 21.00 uur tot 1 januari 2012 om 9.00 uur. Dit teneinde verdachte er van te weerhouden
om opnieuw dergelijke delicten te plegen. Daarnaast zal het hof een werkstraf opleggen
van na te noemen duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zal verblijven op het adres [adres] te [plaats] van 31 december 2011 om 21.00 uur tot 1 januari 2012 om 9.00 uur..
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. W.P.M. ter Berg en mr. B.F. Keulen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.D. Raven, griffier,
en op 21 november 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. B.F. Keulen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.