ECLI:NL:GHLEE:2011:BU5297

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.093.881-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beperking van de omgangsregeling in een echtscheidingszaak met minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, ging het om een hoger beroep van een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen. De appellant, [appellant], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 12 augustus 2011, waarin een omgangsregeling was vastgesteld voor de kinderen van partijen. De echtscheiding tussen de partijen was uitgesproken op 11 januari 2011, en de omgangsregeling was eerder vastgesteld op 3 mei 2011. De appellant had recht op omgang met de kinderen, maar de geïntimeerde, [geïntimeerde], had sinds 1 juli 2011 geen uitvoering meer gegeven aan deze regeling.

De appellant voerde in het hoger beroep zeven grieven aan, maar het hof oordeelde dat de feiten zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter niet waren betwist. Het hof concludeerde dat de belangen van de minderjarige kinderen voorop stonden en dat de omgang met de andere ouder bevorderd diende te worden. Echter, er waren sterke aanwijzingen dat de omgang met de appellant emotioneel schadelijk was voor [kind 1]. De voorzieningenrechter had daarom de omgangsregeling tijdelijk beperkt.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en oordeelde dat de beperking van de omgangsregeling gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden. Het hof benadrukte dat het belang van de kinderen voorop staat en dat de omgang niet volledig beëindigd mocht worden. De kosten van het hoger beroep werden voor ieder der partijen belast.

Uitspraak

Arrest d.d. 22 november 2011
Zaaknummer 200.093.881/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. T.J.J. Bodewes, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal en appellant in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.L. Noordhof, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 12 augustus 2011 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 8 september 2011 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 20 september 2011. Daarbij zijn producties overgelegd.
De grieven zijn opgenomen in de appeldagvaarding, de conclusie daarvan luidt:
"bij wijze van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Gedaagde veroordeelt uitvoering te geven aan de door de rechtbank (bij beschikking 3 mei 2011) vastgestelde omgangsregeling, beginnende op het eerstvolgende weekend na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
2. Gedaagde veroordeelt tot verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor ieder dagdeel dat zij niet meewerkt aan de (bij beschikking d.d. 3 mei 2011) vastgestelde omgangsregeling.
3. Gedaagde veroordeelt in de kosten van deze procedure."
Er is van eis geconcludeerd.
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde], onder overlegging van producties, verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
I. Het vonnis in kort geding d.d. 12 augustus 2011 van de voorzieningrechter van de rechtbank Groningen, bekend onder zaak- / rolnummer 128080 / KG ZA 110233, te vernietigen en alsnog zelf recht doende, te bepalen dat de zorgregeling wordt geschorst tot het moment in de bodemprocedure is beslist op basis van het advies gegeven door de Raad, althans zodanig te beslissen als Uw Gerechtshof in goede justitie zal vermenen te behoren.
II. Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van de procedure."
Door [appellant] is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie:
"appellante in incidenteel appel niet-ontvankelijk te verklaren althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van appellante in incidenteel appel in de kosten van de procedure."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft in het principaal appel zeven grieven opgeworpen.
[geïntimeerde] heeft in het incidenteel appel twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 2 van het vonnis waarvan beroep, is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
Met hetgeen in hoger beroep - als gesteld en erkend, dan wel niet (voldoende) weersproken - als vaststaand heeft te gelden, komt het op het volgende neer.
- Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking d.d. 11 januari 2011 heeft de rechtbank Groningen de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Dit vonnis is op 12 juli 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
-Partijen hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag. Bij beschikking d.d. 3 mei 2011 heeft de rechtbank Groningen een (nieuwe) omgangsregeling vastgesteld met betrekking tot de beide uit het huwelijk van partijen geboren kinderen ([kind 1], geboren [in 2001] en [kind 2], geboren [in 2006].
- Bedoelde omgangsregeling houdt in dat [appellant] eenmaal per 14 dagen recht heeft op omgang met beide kinderen tijdens het weekend van vrijdagmiddag 12.00 uur tot en met zondagmiddag 16.00 uur en in de weken waarop geen omgang in het weekend plaatsvindt op woensdag, alsmede in vakanties.
- Sedert 1 juli 2011 heeft [geïntimeerde] geen uitvoering meer gegeven aan de omgangsregeling.
- Bij kort geding vonnis d.d. 17 december 2010 is [geïntimeerde] veroordeeld tot nakoming van de toen geldende omgangsregeling (vastgesteld bij beschikking van de rechtbank Groningen d.d. 28 juli 2009), zulks op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere keer dat zij daaraan niet voldoet.`
- [kind 1] doet sinds 25 mei 2011 mee aan een training "Met je vingers in de oren"van het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (verder: ASHG). Blijkens verslagen van deze instelling d.d. 8 juni 2011 en d.d.22 juni 2011 heeft [kind 1] tijdens sessies aangegeven dat [appellant] haar tijdens de omgang uithoort over [geïntimeerde] en haar af en toe slaat.
- [geïntimeerde] heeft een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Groningen, strekkende tot schorsing van de bij beschikking d.d. 3 mei 2011 vastgestelde omgangsregeling.
2. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis waarvan beroep een verzoek gedaan aan de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek in te stellen naar de situatie van beide kinderen en [geïntimeerde] (op straffe van een dwangsom ad € 250,-- per overtreding met een maximum van € 5.000,--) veroordeeld tot nakoming van de omgangsregeling welke door de voorzieningenrechter is beperkt tot elke woensdag gedurende de zomervakantie van 10.00-17.00 uur en daarna elke woensdag na schooltijd tot 17.00 uur, totdat de Raad of de namens de Raad in dezen optredende instelling, dan wel de bodemrechter het aangewezen acht dat de omgang op een andere wijze wordt voortgezet.
3. [appellant] komt in het principaal appel op tegen de beperking van de omgangsregeling, zoals door de voorzieningenrechter is bepaald. [geïntimeerde] stelt zich in het incidenteel appel op het standpunt dat de omgangsregeling volledig dient te worden geschorst totdat in de bodemprocedure, mede op grond van het rapport van de Raad, een nadere beslissing is genomen.
4. De grieven leggen derhalve het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor. Het hof zal ze gezamenlijk behandelen.
5. Het hof leest in de grieven en in de daarop gegeven toelichting geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de voorzieningenrechter aan zijn beslissing ten grondslag zijn gelegd dan wel gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over. Ter toelichting voegt het hof daar nog aan toe.
6. Uitgangspunt is dat het belang van de minderjarige kinderen in kwestie, voorop dient te staan en dat het ouderlijk gezag ieder der ouders verplicht om de omgang met de andere ouder te bevorderen, zulks ter bevordering van de ontwikkeling van de kinderen.
7. Op basis van de door [geïntimeerde] (bij memorie van antwoord in het principaal appel/memorie van grieven in het incidenteel appel) overgelegde producties van het ASHG moet worden geconcludeerd dat er sterke aanwijzingen zijn dat met name [kind 1] door [appellant] tijdens de omgang, nu en dan op ontoelaatbare en (emotioneel) schadelijke wijze, onder druk wordt gezet om zich uit te laten over de situatie van [geïntimeerde] en haar relatie met een andere man. In het licht van de in het geding zijnde belangen zijn die aanwijzingen voorshands voldoende om een voorlopige voorziening te treffen als in het vonnis waarvan beroep is geschied. De voorzieningenrechter heeft klaarblijkelijk geoordeeld dat een sterke inperking van de omgangsregeling gegeven de omstandigheden een goed evenwicht vormt, waarbij enerzijds het risico op emotionele schade bij de kinderen wordt beperkt en anderzijds de omgang voorshands niet geheel ten einde komt. Het hof onderschrijft ook dat oordeel, waarbij het aantekent dat de aanwijzingen enkel [kind 1] betreffen.
8. Het stond de voorzieningenrechter vrij om bij wijze van ordemaatregel de bestaande omgangsregeling in te perken, zoals hij feitelijk heeft gedaan.
Slotsom
9. Zowel het principaal als het incidenteel appel moet worden verworpen. Het hof zal het beroepen vonnis bekrachtigen. Nu partijen ex-echtgenoten zijn en het geschil de minderjarige kinderen van partijen betreft, zal het hof ieder der partijen belasten met de eigen kosten in hoger beroep.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis d.d. 12 augustus 2011, waarvan beroep;
belast ieder der partijen met de eigen kosten in hoger beroep.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, J.M. Rowel-van der Linde en M.C.D. Boon-Niks, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 22 november 2011 in bijzijn van de griffier.