ECLI:NL:GHLEE:2011:BU3619

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.084.135/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen eiswijziging in hoger beroep met betrekking tot civiele vorderingen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, is op 8 november 2011 een arrest gewezen inzake een bezwaar tegen een eiswijziging in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen twee besloten vennootschappen, waarbij de appellante, aangeduid als [de scheepswerf], in eerste aanleg gedaagde was in conventie en eiseres in reconventie. De geïntimeerde, aangeduid als [B.V. X], was eiseres in conventie en verweerster in reconventie. De rechtbank Groningen had eerder in drie vonnissen, gedateerd 12 mei 2010, 21 juli 2010 en 22 december 2010, uitspraak gedaan in deze zaak.

De appellante heeft op 14 maart 2011 hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van 22 december 2010. In de memorie van grieven heeft de appellante verzocht om vernietiging van het vonnis en heeft zij een vermeerdering van eis ingediend. De geïntimeerde heeft bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen inhoudelijke argumenten zijn aangedragen die de eiswijziging in strijd met de goede procesorde zouden maken. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde niet heeft aangetoond dat de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging of dat zij hierdoor in haar verdediging wordt bemoeilijkt.

Het hof heeft het bezwaar van de geïntimeerde tegen de eiswijziging verworpen en de zaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van [B.V. X]. De beslissing van het hof bevestigt de bevoegdheid van de appellante om haar eis te wijzigen, zoals vastgelegd in de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het arrest benadrukt het belang van de goede procesorde en de noodzaak voor partijen om hun argumenten tijdig en adequaat te formuleren.

Uitspraak

Arrest d.d. 8 november 2011
Zaaknummer 200.084.135/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken inzake het bezwaar tegen de eiswijziging in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante],
gevestigd te [plaats],
hierna te noemen: [de scheepswerf],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. A. Ben Daoued, kantoorhoudende te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde],
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [B.V. X],
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 12 mei 2010 (in incident), 21 juli 2010 en 22 december 2010 van de rechtbank Groningen, sector civielrecht, (hierna: de rechtbank).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 14 maart 2011 is door [de scheepswerf] hoger beroep ingesteld van het eindvonnis van 22 december 2010 met dagvaarding van [B.V. X] tegen de zitting van 22 maart 2011.
Bij memorie van grieven tevens houdende vermeerdering van eis, heeft [de scheepswerf] geconcludeerd dat:
"het het Hof Leeuwarden behage bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. te vernietigen het vonnis, op 22 december 2010 door de Rechtbank Groningen onder zaak- /rolnummer 115756 / HA ZA 10-61 tussen partijen gewezen;
II. opnieuw rechtdoende, zo nodig onder ambtshalve aanvulling en/of verbetering van de gronden, geïntimeerde alsnog haar vordering te ontzeggen, althans deze af te wijzen, en de vorderingen in reconventie inclusief de eisvermeerdering ter hoogte van € 2.053,70, ten aanzien van het deskundigenrapport, van appellante toe te wijzen;
III. geïntimeerde te veroordelen om al hetgeen door appellante ter uitvoering van het bestreden vonnis aan geïntimeerde is voldaan aan haar terug te betalen, vermeerderd met de wettelijk rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
IV. geïntimeerde te veroordelen om aan appellante te betalen de volgens het gebruikelijk tarief te begroten bijdragen in de proceskosten van beide instanties."
[B.V. X] heeft bij akte bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging.
[de scheepswerf] heeft een antwoordakte genomen.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest inzake het bezwaar tegen de eiswijziging.
De beoordeling
het geschil en de beslissing in eerste aanleg
1.1 [B.V. X] heeft in conventie - samengevat - gevorderd dat [de scheepswerf] wordt veroordeeld tot betaling van € 16.065,00 met rente en kosten. [de scheepswerf] heeft verweer gevoerd tegen de vordering.
1.2 [de scheepswerf] heeft in reconventie - samengevat - gevorderd dat [B.V. X] wordt veroordeeld tot betaling van € 19.200,00 met rente en kosten. [B.V. X] heeft verweer gevoerd tegen de vordering.
1.3 Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering van [B.V. X] toegewezen en de vordering van [de scheepswerf] afgewezen. [de scheepswerf] is zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten verwezen.
inzake het bezwaar tegen de eiswijziging
2.1 Op grond van art. 130 lid 1 Rv juncto art. 353 lid 1 Rv komt aan [de scheepswerf] de bevoegdheid toe haar eis of de gronden daarvan te wijzigen, welke bevoegdheid in hoger beroep in die zin beperkt is dat de eiswijziging (behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingen) niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden (HR 20 juni 2008, LJN: BC4959). De toelaatbaarheid van een eiswijziging moet worden beoordeeld in het licht van de eisen van een goede procesorde.
2.2 [B.V. X] stelt dat de kosten voor het rapport d.d. 6 juni 2011 van Euro-Rigging te Utrecht (€ 2.053,70), waarmee [de scheepswerf] haar eis heeft vermeerderd, enkel zijn gemaakt ter voorbereiding van de procedure in hoger beroep. Deze kosten vallen daarom onder het bereik van de wettelijke bepalingen betreffende proceskosten en kunnen derhalve niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, aldus [B.V. X]. Verder betwist [B.V. X] dat de kosten gemaakt zijn ter vaststelling van de aansprakelijkheid en dat de kosten redelijk zijn.
2.3 In hetgeen [B.V. X] stelt, ziet het hof geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de eiswijziging in strijd is met de goede procesorde. [B.V. X] stelt niet
- overeenkomstig art. 130 lid 1, tweede volzin, Rv - dat de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding, dat zij door de eiswijziging onredelijk wordt bemoeilijkt in haar verdediging en/of dat de eiswijziging om een andere reden in strijd komt met de goede procesorde. Ook ambtshalve ziet het hof geen aanleiding om de eiswijziging van [de scheepswerf] wegens strijd met de eisen van een goede procesorde buiten beschouwing te laten. Op de inhoudelijke argumenten van [B.V. X] tegen de vermeerderde eis zal het hof zonodig later ingaan.
3. De conclusie luidt dat het bezwaar tegen de eiswijziging wordt verworpen, zodat in hoger beroep recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis van [de scheepswerf].
4. Voor het overige zal het hof iedere beslissing aanhouden.
De beslissing
Het gerechtshof:
wijst het bezwaar van [B.V. X] tegen de eiswijziging van [de scheepswerf] af;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 6 december 2011 voor memorie van antwoord aan de zijde van [B.V. X].
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, voorzitter, L. Groefsema en G. van Rijssen, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 8 november 2011 in bijzijn van de griffier.