ECLI:NL:GHLEE:2011:BT6614
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- K.E. Mollema
- R.A. Zuidema
- M.C.D. Boon-Niks
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kennelijke onredelijkheid van ontslag en de toekenning van een ontslagvergoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kennelijke onredelijkheid van het ontslag van [geïntimeerde] door [B.V. A]. [geïntimeerde] was sinds 20 maart 1989 in dienst bij [B.V. A] en werkte als verkoopster binnendienst. In februari 2009 heeft [B.V. A] een verzoek ingediend bij het CWI om het dienstverband van [geïntimeerde] om bedrijfseconomische redenen te beëindigen. Het UWV heeft toestemming verleend voor het ontslag, maar onder de voorwaarde dat [B.V. A] binnen 26 weken na de toestemming geen nieuwe werknemer voor dezelfde werkzaamheden zou aannemen. [B.V. A] heeft het dienstverband met [geïntimeerde] op 1 augustus 2009 beëindigd zonder ontslagvergoeding toe te kennen.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld voor een ontslagvergoeding van € 28.495,41, die door de kantonrechter is afgewezen, met uitzondering van een vergoeding van € 7.000,--. In hoger beroep heeft [B.V. A] de grieven ingediend tegen de eerdere vonnissen van de kantonrechter. Het hof heeft de grieven van [B.V. A] gegrond verklaard en geoordeeld dat het enkele feit dat geen ontslagvergoeding is toegekend, het ontslag niet kennelijk onredelijk maakt. Het hof heeft benadrukt dat de beoordeling van de kennelijke onredelijkheid van het ontslag afhankelijk is van alle omstandigheden van het geval en dat er geen andere feiten zijn gesteld die het oordeel van de kantonrechter kunnen rechtvaardigen. Het hof heeft het vonnis van 26 maart 2010 bekrachtigd en het vonnis van 25 juni 2010 vernietigd, waarbij de vordering van [geïntimeerde] werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de kosten van de procedure.