ECLI:NL:GHLEE:2011:BT5843

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.030.977/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve onbevoegdverklaring en verwijzing naar de pachtkamer bij het gerechtshof Arnhem

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, is [appellante] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Assen. De rechtbank had op 29 oktober 2008 een uitspraak gedaan in een geschil tussen [appellante] en [geïntimeerde] over de schadevergoeding wegens het niet tijdig overdragen van een melkquotum na beëindiging van een pachtovereenkomst. [appellante] vorderde vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vordering, terwijl [geïntimeerde] het vonnis wilde bekrachtigen en incidenteel appel aantekende met een beroep op onbevoegdheid van het hof. Het hof heeft ambtshalve moeten beoordelen of het bevoegd was om kennis te nemen van het hoger beroep. Het hof concludeert dat de vordering van [appellante] betrekking heeft op de rechtsgevolgen van de pachtovereenkomst, wat betekent dat deze onder de competentie van de pachtkamer valt. Het hof heeft zich daarom onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem voor verdere afdoening. De beslissing over de proceskosten is aan de pachtkamer.

Uitspraak

zaaknummer 200.030.977/01
30 augustus 2011
GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE IN HET PRINCIPAAL APPEL,
GEÏNTIMEERDE IN HET INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. A.A. Bos te Zwolle,
t e g e n
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE IN HET PRINCIPAAL APPEL,
APPELLANT IN HET INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. R. Koelman te Leiderdorp.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [appellante] en [geïntimeerde].
1. Het procesverloop
1.1 Bij dagvaarding van 19 januari 2009 is [appellante] in
hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Assen van 29 oktober 2008, gewezen onder num¬mer 65687/HA ZA 08-33 tussen haar als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
1.2 [appellante] heeft van grieven gediend, bescheiden in
het geding gebracht en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog haar vordering zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
1.3 [geïntimeerde] heeft in het principaal appel geantwoord
met conclu¬sie, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en [appellante] zal veroordelen in de kosten van beide instanties. Tevens heeft [geïntimeerde] incidenteel geappelleerd, met conclusie ten exceptieve, tot onbevoegdheid van het hof, en conclusie ten principale, tot niet-ontvankelijkheid van [appellante] in haar vordering, althans tot ontzegging van die vordering, eveneens met veroordeling van [appellante] in de kosten van beide instanties.
1.4 [appellante] heeft in het incidenteel appel geantwoord met conclusie, kort gezegd, tot niet-ontvankelijkheid althans afwijzing van het incidenteel appel, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten daarvan.
1.5 Tenslotte hebben partijen om arrest gevraagd.
2. De feiten
Tussen partijen bestaat geen geschil over de juistheid van de door de rechtbank in het bestreden vonnis onder r.o. 2.1 tot en met 2.10 als vaststaand aangemerkte feiten, zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan.
3. De beoordeling
In het incidenteel appel:
3.1 In het incidenteel appel beoogt [geïntimeerde], naar het hof begrijpt, de bevoegdheid van het hof in deze zaak aan de orde te stellen. Dit, zo begrijpt het hof, in verband met zijn in eerste aanleg gevoerde verweer, dat de onderhavige kwestie tot de competentie van de pachtkamer behoort.
3.2 Bij tussenvonnis van 23 april 2008 heeft de rechtbank Assen het betreffende verweer verworpen en geoordeeld dat zij bevoegd is te oordelen over de onderhavige vordering van [appellante].
3.3 Uit het incidentele appel van [geïntimeerde] blijkt niet op welke punten hij het niet eens is met deze beslissing; [geïntimeerde] heeft in het geheel geen grieven aangevoerd doch volstaan met de conclusie, zoals hierboven vermeld onder punt 1.3. Naar ’s hofs oordeel heeft hij daarmee niet voldaan aan zijn verplichting om op zijn minst zodanige grieven naar voren te brengen, dat duidelijk is voor de wederpartij en de rechter waartegen zijn bezwaren tegen de eerder genomen beslissing zich precies richten. Overigens heeft [geïntimeerde] ook niet vermeld dat zijn incidenteel appel gericht is tegen het tussenvonnis van 23 april 2008.
3.4 Het voorgaande laat echter onverlet dat het hof ambtshalve dient te beoordelen of het bevoegd is kennis te nemen van het hoger beroep. In dit kader overweegt het hof
dat de onderhavige vordering, die strekt tot vergoeding van schade wegens het niet direct bij beëindiging van de pachtovereenkomst overdragen van het melkquotum door [geïntimeerde] aan [appellante], naar ’s hofs oordeel geacht moet worden betrekking te hebben op de rechtsgevolgen die uit de (beëindiging van de) pachtovereenkomst voortvloeien.
Dit brengt mee dat het om een vordering betreffende pachtovereenkomst gaat, die op grond van art. 1019j, aanhef en sub a, Rv, tot de competentie van de pachtkamer behoort.
3.5 Het hof zal zich derhalve onbevoegd verklaren kennis te nemen van de onderhavige vordering en de zaak ter verdere afwijzing verwijzen naar de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem.
3.6 Het hof zal geen beslissing nemen over de proceskosten; hierover zal beslist moeten worden door de rechter waarnaar verwezen wordt.
4. Beslissing
Het hof:
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het hoger beroep;
verwijst de zaak naar de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem ter verdere afdoening.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, R.H. de Bock en C.C. Meijer en in het openbaar uitgesproken op
30 augustus 2011 door de rolraadsheer.