ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6806

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.060.775-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van auto na deponering autosleutel in brievenbus garage en de gevolgen voor de verzekering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Univé Schade N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Assen, waarin Univé werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [geïntimeerde] na de diefstal van haar auto. De diefstal vond plaats nadat [geïntimeerde] haar autosleutel en kentekenbewijs in een envelop had gedeponeerd in de brievenbus van de garage waar zij haar auto had achtergelaten voor reparatie. Univé weigerde de schadevergoeding op basis van artikel 12.7 van het Speciaal Reglement Personenautoverzekering PSA-2, waarin staat dat schade door diefstal niet gedekt is als de verzekerde onvoldoende zorg heeft betracht.

Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] niet voldoende zorg heeft betracht, omdat de enveloppe met de sleutel van buitenaf zichtbaar was en de brievenbus niet beveiligd was. Het hof wijst erop dat het een algemeen bekend feit is dat bij garages vaak autosleutels uit brievenbussen worden gehaald, wat het risico op diefstal vergroot. [geïntimeerde] had moeten beseffen dat haar auto en sleutel kwetsbaar waren voor diefstal, vooral gezien de omstandigheden waaronder zij de sleutel had achtergelaten.

Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van [geïntimeerde] af. Tevens wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De beslissing van het hof benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het achterlaten van waardevolle bezittingen en de verantwoordelijkheden van de verzekerde in het kader van de verzekeringsovereenkomst.

Uitspraak

Arrest d.d. 6 september 2011
Zaaknummer 200.060.775/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Univé Schade N.V.,
gevestigd te Assen,
appellante in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Univé
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde]
advocaat: mr. J.S. Özsaran, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 6 januari 2010 en 3 maart 2010 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 15 maart 2010 is door Univé hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 3 maart 2010 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 30 maart 2010.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het tussen partijen op 3 maart 2010 door de rechtbank te Assen onder zaaknummer 75976 / HA ZA 09-803 gewezen vonnis en, opnieuw recht doende, [geïntimeerde] niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering dan wel die vordering te ontzeggen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de gedingen in beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad,
In principaal appèl:
appellante niet ontvankelijk te verklaren in haar beroep tegen het vonnis d.d. 3 maart 2010 van de Rechtbank Assen tussen partijen gewezen, althans dit beroep te verwerpen en genoemd vonnis te bevestigen, al dan niet onder aanvulling en/of verbetering der gronden;
In het incidenteel appèl:
Het vonnis van 3 maart 2010 van de Rechtbank Assen te vernietigen, en opnieuw rechtdoende in hoger beroep, geïntimeerde te veroordelen tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst en aan appellante te betalen een bedrag ter waarde van de dagwaarde van de [auto] met kenteken [kenteken], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2008, althans vanaf de dag van het verzuim, althans een in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening"
Door Univé is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie:
"In principaal appel: tot persistit!
In incidenteel appèl: appellante niet ontvankelijk te verklaren in haar beroep tegen het vonnis van 3 maart 2010 van de Rechtbank te Assen tussen partijen gewezen of het beroep te verwerpen, alsmede appellante te veroordelen in de kosten van beide instanties."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Univé heeft in het principaal appel negen grieven opgeworpen.
[geïntimeerde] heeft in het incidenteel appel één grief opgeworpen.
De beoordeling
Vermeerdering van eis
1. [geïntimeerde] heeft in het incidenteel appel haar eis vermeerderd op de hiervoor aangegeven wijze. Univé heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze vermeerdering van eis als zodanig en heeft verweer gevoerd naar aanleiding van de vermeerderde eis. Het hof ziet ambtshalve geen aanleiding om te oordelen dat de eisen van een goede procesorde zich verzetten tegen de vermeerdering van eis. Daarom zal op de vermeerderde eis recht worden gedaan.
In het principaal en incidenteel appel met betrekking tot de feiten
2. De rechtbank heeft in het vonnis van 3 maart 2010 in rechtsoverweging 2 (onderdelen a tot en met h) diverse feiten vastgesteld. Behoudens de opmerking onder 2g dat [geïntimeerde] een zorgvuldig iemand is, bestaat daarover tussen partijen geen geschil, zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan voor zover deze voor de te nemen beslissing enige relevantie hebben. Aanvullend zal het hof zelf nog een enkel feit vaststellen als enerzijds gesteld en anderzijds niet, dan wel niet voldoende betwist. Samengevat gaat het om het volgende.
3. [geïntimeerde] was eigenares van een [auto] met het kenteken [kenteken]. Zij had deze auto verzekerd bij Univé tegen onder meer het risico van diefstal.
4. In het op deze verzekering van toepassing zijnde Speciaal Reglement Personenautoverzekering PSA-2 (verder te noemen PSA-2) is in artikel 12.7, voor zover hier van belang, bepaald:
"Schade door diefstal en inbraak (of pogingen daartoe), joy-riding en verduistering is niet gedekt als u of de verzekerde onvoldoende zorg verweten kan worden. Onder onvoldoende zorg wordt onder meer verstaan:
- het zichtbaar in de auto achterlaten van losse apparatuur, zoals navigatiesystemen;
- als de auto onbeheerd is achtergelaten zonder dat deze goed is afgesloten;
- als de autosleutels in de auto zijn achtergelaten;
- als de autosleutels onbeheerd worden achtergelaten."
5. [geïntimeerde] heeft met garage [X] te [plaats] een afspraak gemaakt voor reparatie en keuring van haar auto op maandag 25 augustus 2008 om 8.00 uur. Met het oog daarop heeft zij haar auto op zondag 24 augustus 2008 omstreeks 18.00 uur op het terrein van de garage geparkeerd. De sleutel en het kentekenbewijs van de auto heeft zij in een gesloten envelop door de brievenbus van de garage geworpen. De enveloppe was van buitenaf duidelijk zichtbaar.
6. Op door [geïntimeerde] overgelegde foto's valt een deur waar te nemen die grotendeels is voorzien van glas, met aan de zijkant een strook hout waarin een brievenbus is aangebracht in de vorm van een gleuf met een klep.
7. In de periode gelegen tussen het stallen van de auto op het terrein van de garage en de aanvang van de werkzaamheden in de garage op 25 augustus 2008 is de auto gestolen.
8. [geïntimeerde] heeft bij Univé op grond de verzekeringsovereenkomst vergoeding van de schade als gevolg van de diefstal van haar auto gevorderd.
9. [geïntimeerde] heeft blijkens het proces-verbaal van aangifte op 25 augustus 2008 tegenover de politie onder meer verklaard:
"Op verzoek van volkswagen garagebedrijf [X] te [plaats] heb ik mijn autopapieren deel I en II en mijn autosleutels in een envelope gedeponeerd in de brievenbus van genoemde garage. (…) [X] heeft de daders de gelegenheid gegeven om te kunnen hengelen daar de brievenbus niet beveiligd was. Het betrof hier een ordinaire gleuf in de deur zodat mijn eigendom gewoon in het zicht van de daders kwam te liggen."
10. In opdracht van Univé heeft Compander B.V. een onderzoek ingesteld naar de diefstal. Tegenover Compander heeft [geïntimeerde] onder andere het volgende verklaard:
"Ik had een afspraak gemaakt bij [X] om de [auto] daar naar toe te brengen voor de APK en de remschijven. De afspraak is telefonisch gegaan. (…) Ik heb telefonisch gesproken met de heer [Y]. In overleg met hem kon ik de [auto] er 's avonds neerzetten. Hij vertelde mij dat ik dan de sleutel en de autopapieren in een enveloppe kon doen. Ik kon deze dan in de brievenbus deponeren. [Y] heeft mij niet verteld in welke brievenbus, er was er echter maar één. Het was een gewone witte envelop waar ik de sleutel en de papieren in heb gedaan. Ik had de envelop dicht geplakt. Ik heb de auto gebracht op zondagavond rond 18.00 uur. Uiteraard was er niemand aanwezig in het garagebedrijf. Het is een gewone deur waar een brievenbus in zit. Toen ik de envelop erin gooide zag ik hem gewoon liggen. Ik was eigenlijk in de veronderstelling dat toen ik de envelop erin had gegooid er wel iemand zou komen om de [auto] weg te zetten. Het leek mij namelijk niet geheel veilig. Ik zag namelijk die envelop liggen en wist dat mijn auto daar stond. Ik heb niet gebeld naar [X], ik dacht dat er iemand zou komen en dat het goed zou zijn. Ik kan u vertellen dat toen ik de [auto] had neergezet er ineens een man tussen andere geparkeerde auto's vandaan kwam. Ik was samen met [L], mijn buurman. (…) Ik vroeg aan [L] of hij het kenteken wilde noteren van de auto waarin die eerdergenoemde man in reed. Hij reed namelijk na onze aankomst weg."
11. Univé heeft bij brief van 17 september 2008 onder verwijzing naar het rapport van Compander de vordering van [geïntimeerde] afgewezen, omdat zij onvoldoende zorg als bedoeld in artikel 12.7 van het PSA-2 in acht heeft genomen.
Het geschil in eerste aanleg
12. [geïntimeerde] heeft bij de rechtbank gevorderd Univé bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst en tot betaling aan haar van een bedrag ter hoogte van de dagwaarde van de [auto], vermeerderd met de kosten van het geding.
13. Univé heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
14. De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis Univé veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van een vergoeding ter hoogte van de dagwaarde van de [auto] op 25 augustus 2008, vermeerderd met € 1.251,98 aan proceskosten.
In het principaal appel
15. Univé heeft met haar grieven beoogd het geschil in volle omvang aan het hof ter beoordeling voor te leggen. Het hof zal de grieven daarom gezamenlijk bespreken.
16. Kern van het geschil vormt de vraag of [geïntimeerde] voldoende zorg als bedoeld in artikel 12.7 van het PSA-2 in acht heeft genomen om diefstal van haar auto te voorkomen.
17. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Daarbij acht het hof van belang dat de enveloppe waarin de sleutel zich bevond van buitenaf duidelijk zichtbaar was, terwijl de brievenbus slechts bestond uit een eenvoudige gleuf in de deur, voorzien van een klep. Onder die specifieke omstandigheden moet men rekening houden met de mogelijkheid van diefstal van de sleutel en daarmee van de auto op welke manier dan ook.
Het argument van [geïntimeerde] dat zij de sleutel in een gesloten enveloppe heeft gestopt, snijdt geen hout. Zoals zij zelf heeft verklaard, is het op ruime schaal gebruik dat buiten de openingstijden sleutels in gesloten enveloppen in brievenbussen van garages worden gedeponeerd. Uiteraard is dat verschijnsel ook bekend bij plegers van autodiefstallen.
18. [geïntimeerde] heeft, zoals blijkt uit haar verklaring tegenover Compander, ook zelf de situatie niet als veilig beoordeeld. Haar verklaring geeft geen enkele steun voor haar betoog in de memorie van antwoord dat er sprake is van een reconstructie achteraf. [geïntimeerde] heeft desondanks geen maatregelen getroffen, omdat zij in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat een medewerker van [X] die avond de auto nog wel binnen zou zetten. Door die veronderstelling niet te verifiëren, heeft zij het risico genomen dat de sleutel en vervolgens de auto zouden worden ontvreemd. Dat [geïntimeerde] de situatie ter plaatse niet vertrouwde, wordt nog eens bevestigd door het feit dat zij haar buurman het kenteken van de auto van een bezoeker van het parkeerterrein heeft laten noteren. Het feit dat deze bezoeker niets met de diefstal te maken had, maakt dat niet anders.
19. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat het regelmatig voorkomt dat bij garages autosleutels uit de brievenbus worden gehengeld en de daarbij behorende auto's die in de omgeving van die garage staan geparkeerd worden gestolen. De persoon die ervoor kiest zijn auto de avond tevoren al bij de garage af te leveren, behoort met de mogelijkheid van diefstal rekening te houden en de gevolgen daarvan zijn in beginsel voor zijn risico (zie Hoge Raad 12 maart 2004, LJN: AO1237). Weliswaar was de casus in het door de Hoge Raad beslechte geschil enigszins anders dan in het thans voorliggende geschil, maar dat doet niet af aan het uitgangspunt.
20. Gegeven de hiervoor omschreven omstandigheden is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] niet voldoende zorg als bedoeld in artikel 12.7 van het PSA-2 in acht heeft genomen en heeft Univé uitkering van een schadevergoeding op die grond kunnen weigeren, ook al is bij de in de polissen gegevens voorbeelden van onvoldoende zorg niet specifiek het hengelen naar sleutels in brievenbussen genoemd.
21. Voor de beoordeling van de vordering van [geïntimeerde] op Univé uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst is niet van belang of en in hoeverre [X] een verwijt valt te maken van de beweerdelijk met [geïntimeerde] besproken wijze van sleuteloverdracht. Die vraag betreft de relatie tussen [geïntimeerde] en [X].
In het incidenteel appel
22. Nu in het principaal appel is geoordeeld dat de vordering van [geïntimeerde] moet worden afgewezen, bestaat reeds daarom geen grond voor toewijzing van de in het incidenteel appel gevorderde vergoeding van rente.
De slotsom in het principaal en incidenteel appel
23. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd en de vordering van [geïntimeerde] zal alsnog worden afgewezen. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep in het principaal appel en in het incidenteel appel. Deze kosten worden wat betreft het geliquideerde salaris van de advocaat begroot op:
- € 904,- (2 punten, tarief II, € 452,- per punt, factor 1) in eerste aanleg;
- € 894,- (1 punt, tarief II, € 894,- per punt, factor 1) in het principaal appel;
- € 447,- (0,5 punt, tarief II, € 894,- per punt, factor 1) in het incidenteel appel;
De beslissing
Het gerechtshof:
in het principaal appel
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Univé:
- in eerste aanleg op € 262,- aan verschotten en € 904,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
- in hoger beroep op € 387,89 aan verschotten en € 894,-aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart deze veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
in het incidenteel appel
wijst de vordering van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Univé op nihil aan verschotten en € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart deze veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, B.J.H. Hofstee en R.E. Weening en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 6 september 2011 in bijzijn van de griffier