ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ8700

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.080.473/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontruiming huurwoning door geluidsoverlast

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton, dat op 17 december 2010 is uitgesproken. De zaak betreft een huurwoning die door Stichting Acantus Groep wordt verhuurd. De appellanten zijn in eerste aanleg gedaagden en hebben in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter aangevochten, die hen had veroordeeld tot ontruiming van de woning vanwege geluidsoverlast. De huurovereenkomst was op 16 maart 2007 gesloten, en na het overlijden van de moeder van [appellant sub 1] is deze door hem voortgezet. Acantus ontving herhaaldelijk klachten over geluidsoverlast van de bovenburen en andere omwonenden, wat leidde tot meerdere gesprekken en waarschuwingen aan de appellanten. Ondanks toezeggingen om de overlast te verminderen, bleven de klachten aanhouden, wat uiteindelijk resulteerde in een kort geding en de vordering tot ontruiming. Het hof heeft de grieven van de appellanten in het principaal appel afgewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat de gestelde overlast voldoende was komen vast te staan. De appellanten werden veroordeeld in de kosten van het principaal appel, terwijl Acantus in de kosten van het incidenteel appel werd veroordeeld. Het hof concludeerde dat de ontruiming gerechtvaardigd was en dat de appellanten onevenredig zwaar in hun belangen niet waren geschaad door de beslissing van de kantonrechter.

Uitspraak

Arrest d.d. 21 juni 2011
Zaaknummer 200.080.473/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant sub 1],
wonende te [woonplaats],
toevoeging,
hierna te noemen: [appellant sub 1],
2. [appellante sub 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [appellante sub 2],
appellanten in het principaal en geïntimeerden in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: E. van Bommel, kantoorhoudende te Appingedam,
tegen
Stichting Acantus Groep,
gevestigd te Veendam,
geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Acantus,
advocaat: mr. H.G.E. Klatter, kantoorhoudende te Veendam.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 17 december 2010 door de voorzieningenrechter van de sector kanton, locatie Groningen van de rechtbank Groningen (verder: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 7 januari 2011 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Acantus tegen de zitting van 18 januari 2011.
De grieven zijn in de dagvaarding in hoger beroep opgenomen. De conclusie van deze dagvaarding, luidt:
"gewezen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat het Gerechtshof moge behagen te vernietigen het vonnis van 17 december 2010, gewezen door de Rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen, uitgesproken tussen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] als gedaagden en Stichting Acantus Groep af te wijzen, met veroordeling van Stichting Acantus Groep in de kosten van beide instanties."
Er is geconcludeerd van eis.
Bij memorie van antwoord is door Acantus, onder overlegging van producties verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"op grond van het vorenstaande voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om bij arrest,
- het op 17 december 2010 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen, in kort geding tussen partijen gewezen vonnis desnoods onder verbetering of aanvulling der gronden te bekrachtigen met betrekking tot de bepaalde ontruiming en proceskostenveroordeling althans de grieven van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] ongegrond te verklaren, danwel dit appel af te wijzen en
- de verzochte incidentele vordering tot schorsing van de werking van de uitvoerbaar verklaring rechtdoende, Acantus alsnog in haar inleidende vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst aan [adres] te ontvangen en deze vorder toe te wijzen met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tot betaling van de huurpenningen cq gebruikersvergoeding tot 29 januari 2011, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag, dat de betreffende bedragen betaald zouden moeten worden
- met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in de kosten van beide instanties"
Door [appellanten] is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie:
"op grond van het vorenstaande voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om het bij arrest op 17 december 2010 door de voorzieningenrechter van de rechtbank te Groningen, sector kanton, locatie Groningen in kort geding tussen partijen gewezen vonnis desnoods onder verbetering of aanvulling van de gronden te bekrachtigen met betrekking tot de ontbinding en althans de incidentele grieven van Acantus ongegrond te verklaren, danwel dit incidenteel appèl af te wijzen met veroordeling van Acantus in de kosten van beide instanties."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellanten] hebben in het principaal appel twee grieven opgeworpen.
Acantus heeft in het incidenteel appel één grief opgeworpen.
De beoordeling
1. Het hof heeft in het procesdossier van Acantus een ongedateerde akte in hoger beroep van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] aangetroffen, waarvan op de rolkaart niet blijkt dat deze is genomen en welke ook niet voorkomt in het procesdossier van [appellant sub 1] en [appellante sub 2]. Het hof zal op inhoud van deze akte geen acht slaan.
Nu [appellant sub 1] en [appellante sub 2] nog niet expliciet in de gelegenheid zijn gesteld te reageren op de door Acantus bij memorie van antwoord in het principaal appel overgelegde producties (9, 10 en 11), zal het hof op die producties geen acht slaan. Uit hetgeen hierna volgt, zal blijken dat partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
2. Als gesteld en erkend, dan wel niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud van de in eerste aanleg overgelegde producties, staat het volgende genoegzaam vast:
- Tussen Acantus enerzijds en [appellant sub 1] en zijn moeder anderzijds is met ingang van 16 maart 2007 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan [adres]. Nadat de moeder van [appellant sub 1] was overleden is de huurovereenkomst door [appellant sub 1] voortgezet en ook (alleen) op zijn naam gezet.
- Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Acantus van toepassing. In artikel 9 lid 4 van die voorwaarden is bepaald dat huurder ervoor zal zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door de huurder, huisgenoten, huisdieren of derden die zich in het gehuurde bevinden en voor wie de huurder aansprakelijk is.
- [appellant sub 1] heeft een relatie gekregen met [appellante sub 2], met wie hij vervolgens is gehuwd. [appellante sub 2] is bij [appellant sub 1] ingetrokken in de door [appellant sub 1] gehuurde woning.
- Naar aanleiding van bij Acantus binnengekomen klachten over geluidsoverlast, afkomstig van de bovenburen op nummer 124 en door de familie van [appellant sub 1] geuite zorgen heeft Acantus [appellant sub 1] en [appellante sub 2] uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 3 september 2009. De tijdens dit gesprek gemaakte afspraken - onder andere inhoudende dat [appellant sub 1] rekening gaat houden met de bovenburen, zodat overlast meldingen in de toekomst worden voorkomen - zijn bij brief van 14 september 2009 door Acantus aan [appellant sub 1] bevestigd aan de schoonzus van [appellante sub 2].
- Nadat andermaal klachten omtrent geluidsoverlast bij Acantus waren binnen gekomen, zijn [appellante sub 2] en [appellant sub 1] en de hiervoor bedoelde schoonzus van [appellante sub 2] door Acantus uitgenodigd voor een gesprek (bij [appellant sub 1] thuis) op 9 november 2009. Vervolgens heeft op 16 november 2009 een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden tussen [appellant sub 1] en [appellante sub 2], de klagende bovenburen en medewerkers van Acantus. De aldaar gemaakte afspraken (onder meer inhoudend dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] met de bovenburen een gesprek zouden aangaan teneinde te bespreken wat door de bovenburen als overlast wordt ervaren) zijn bij brief van 18 november 2009 door Acantus aan genoemde schoonzus van [appellante sub 2] bevestigd. Desgevraagd hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] aangegeven niet te willen verhuizen.
- Bij Acantus bleven ook nadien klachten van geluidsoverlast, veroorzaakt door [appellant sub 1] en/of [appellante sub 2] binnenkomen. Daarnaast is bij voortduring geklaagd over het blaffen van de hond van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] en het laten urineren en poepen van de hond op het balkon van de door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] gehuurde woning. Ook bij de politie is herhaaldelijk melding gedaan van deze vormen van overlast.
- Naar aanleiding van deze nieuwe meldingen zijn [appellant sub 1] en [appellante sub 2] uitgenodigd voor een gesprek bij Lentis (een geestelijke gezondheidszorginstelling), zulks in aanwezigheid van de wijkagent [naam]. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben aan die uitnodiging geen gevolg gegeven. Bij brief van 18 maart 2010 zijn [appellant sub 1] en [appellante sub 2] vervolgens andermaal uitgenodigd voor een gesprek bij Lentis. In de brief is aangegeven dat, wanneer wederom geen gevolg wordt gegeven aan de uitnodiging, een buurtonderzoek zal worden gehouden en – als blijkt van ernstige overlast – een procedure tot ontruiming en ontbinding zal worden gestart.
- Bedoeld gesprek heeft op 30 maart 2010 plaatsgevonden. Hetgeen daar is besproken en afgesproken, is bij brief van 1 april 2010 aan [appellante sub 2] en [appellant sub 1] bevestigd. Blijkens die brief waren ook de wijkagent [naam] en de broer en schoonzus van [appellante sub 2] alsmede twee dames van Lentis bij het gesprek aanwezig. Alhoewel [appellante sub 2] in het gesprek heeft aangegeven zich niet te kunnen voorstellen dat men overlast van haar en [appellant sub 1] ondervindt, is toch afgesproken het nog drie weken aan te zien. Bevestigd is dat hulpverlening aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] is aangeboden, maar dat deze door hen uitdrukkelijk is geweigerd. Mocht de overlast niet stoppen dan ziet Acantus geen andere mogelijkheid dat de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen.
- Acantus heeft [appellant sub 1] en [appellante sub 2] andermaal aangeschreven bij brieven van 14 april 2010 en 28 juni 2010. In beide brieven wordt melding gemaakt van voortdurende klachten wegen ernstige overlast. In de eerste brief wordt een laatste waarschuwing gegeven. In de tweede brief worden [appellant sub 1] en [appellante sub 2] uitgenodigd voor een laatste gesprek, te houden op 9 augustus 2010 bij Lentis in Delfzijl, zulks teneinde in het bijzijn van de wijkagent [naam] te spreken over de maatregelen die Acantus gaat treffen en de gevolgen daarvan voor [appellant sub 1] en [appellante sub 2] (“Dit betekent dat U op straat komt te staan”).
- Op 27 april 2010 hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] een verklaring getekend waarin zij erkennen dat zij overlast veroorzaken en hebben zij wederom beloofd geen overlast of hinder voor de omwonenden meer te zullen veroorzaken en dat zij hulp van Lentis zullen aanvaarden. Duidelijk wordt in de verklaring gesproken van een laatste kans.
- Acantus heeft [appellant sub 1] en [appellante sub 2] telefonisch en bij brief van 16 juni 2010 een andere woning aangeboden. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben dat aanbod afgeslagen.
- Acantus heeft andermaal klachten omtrent ernstige (geluids)overlast en/of bedreigingen ontvangen van de bovenburen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2], maar ook van andere buurtbewoners.
- Bij brief van 30 september 2010 zijn [appellant sub 1] en [appellante sub 2] aangemaand door de advocate van Acantus en is hen verzocht het gehuurde vrijwillig te verlaten en ter vrije beschikking aan Acantus te stellen, zulks onder inlevering van de sleutels. Bij het niet voldoen aan dit verzoek is een kort geding procedure in het vooruitzicht gesteld.
- Op 6 oktober 2010 heeft overleg plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren de omwonenden van de door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] gehuurde woning (de bewoners van de woningen aan de Kustweg 110,112, 113, 124, 126 en 208), alsmede die van de Trambaan 17 de wijkagent [naam], de huismeester en medewerkers en de advocaat van Acantus. Van dit overleg is een verslag gemaakt (productie 21 bij de inleidende dagvaarding in eerste aanleg). Uit dit verslag komt - op basis van de door de omwonenden afgelegde verklaringen - naar voren dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] regelmatig ruzie met elkaar maakten, waarbij hard wordt geschreeuwd en gescholden en met deuren werd gegooid. Omwonenden (ook anderen dan de bovenburen) worden daar wakker van. De huismeester heeft aangegeven van wel twintig mensen klachten omtrent het gedrag van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] te hebben ontvangen. Ook zou [appellant sub 1] tegen diverse bewoners hebben gezegd dat de hele flat eraan zou gaan.
- De kort geding dagvaarding in eerste aanleg is uitgebracht op 29 oktober 2010.
- Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding in eerste aanleg op 18 november 2010 heeft de wijkagent [naam] een verklaring afgelegd. De kantonrechter heeft een ruime termijn bepaald voor het wijzen van vonnis teneinde partijen in de gelegenheid te stellen in onderling overleg tot een oplossing. Partijen hebben van hun pogingen daartoe bij akte nog verslag gedaan aan de voorzieningenrechter. Een regeling is niet tot stand gekomen.
3. De kantonrechter heeft bij vonnis d.d. 17 december 2010 de gevorderde ontruiming toegewezen en de eveneens gevorderde ontbinding afgewezen. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] zijn veroordeeld het gehuurde binnen dertig dagen na betekening leeg en ontruimd aan Acantus op te leveren. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben vervolgens alsnog hulpverlening aanvaard en hebben door bemiddeling van deze hulpverlenende instantie een andere woning gekregen, hetwelk met zich mee heeft gebracht dat zij de van Acantus gehuurde woning inmiddels vrijwillig hebben verlaten.
Met betrekking tot de grieven in het principaal appel:
5. De grieven leggen het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor. Ze lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
6. In de kern komen de grieven erop neer dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] ontkennen dat er sprake is geweest van zodanig ernstige overlast dat daardoor de ontruiming (als door de kantonrechter bevolen) werd gerechtvaardigd. Zij zouden door de toegewezen ontruiming onevenredig zwaar in hun belangen zijn geschaad.
7. Gegeven de aard van de problematiek (beweerdelijke overlast) was het spoedeisend belang voor Acantus, als verhuurder van de flat waarvan de woning welke door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] deel uitmaakte, gegeven.
8. Het hof stelt vast dat de kantonrechter zijn beslissing mede heeft gebaseerd op verklaring van de door hem ter zitting gehoorde wijkagent. Alhoewel een verslag van die verklaring niet in het vonnis is opgenomen en een proces-verbaal van die zitting zich niet bij de stukken bevindt, is op grond van hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] dienaangaande in de toelichting op hun grieven hebben gesteld en hetgeen Acantus in reactie daarop heeft aangegeven, duidelijk dat het ging om de wijkagent [naam] die – zoals blijkt uit de vaststaande feiten – intensief bij het hele traject betrokken is geweest. Ook al heeft deze wijkagent wellicht de overlast niet zelf geconstateerd, duidelijk is dat de klachten die hem terzake meermalen hebben bereikt, door hem zo serieus zijn genomen dat hij ter zitting heeft bevestigd dat er herhaaldelijk sprake is geweest van ernstige (geluids)overlast.
9. Op grond daarvan en op grond van de overige vaststaande feiten, een en ander in onderling verband en samenhang bezien, is het hof voorshands van oordeel dat de gestelde (geluids)overlast voldoende is komen vast te staan. Het hof merkt in dat verband nog op dat de kort gedingprocedure zich niet leent voor uitgebreide bewijslevering, zodat aan het bewijsaanbod van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] - wat daar verder ook van zij - wordt voorbijgegaan.
10. De conclusie van de kantonrechter, dat de bodemrechter desgevraagd met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal oordelen dat de huurovereenkomst in kwestie moet worden ontbonden, is derhalve gerechtvaardigd en de gevorderde ontruiming is terecht toegewezen.
11. De grieven treffen geen doel.
Met betrekking tot de grief in het incidenteel appel:
12. De grief richt zich tegen de afwijzing van de eveneens in dit kort geding door Acantus gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst.
13. De kantonrechter heeft de ontbinding afgewezen omdat een voorziening die de rechtstoestand tussen partijen vaststelt naar haar aard niet voorlopig is. Dit oordeel is juist. De ontbinding van een overeenkomst is geen voorlopige voorziening, maar stelt een rechtstoestand tussen partijen vast. Dat deze rechtsregel kennelijk wel eens door een rechter is genegeerd (Acantus beroept zich op een door haar overgelegd vonnis van de sector kanton van de rechtbank Groningen, locatie Groningen d.d. 4 juni 2007) maakt dat niet anders.
14. De grief is vergeefs voorgesteld.
Slotsom
15. Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel (salaris advocaat: één punt tarief II) en Acantus wordt veroordeeld in de kosten van het incidenteel appel (salaris advocaat: een half punt tarief II).
Beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis d.d. 17 december 2010, waarvan beroep;
veroordeelt [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in de kosten van het principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Acantus begroot op € 284,-- aan verschotten en op € 894,-aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
veroordeelt Acantus in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] begroot op € 447,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
bepaalt dat van voormelde bedragen aan de griffier dient te worden voldaan nihil aan verschotten en € 447,-- voor geliquideerd salaris voor de advocaat, die daarmee zal handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv,
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, J.M. Rowel- van der Linde
en J.H. Kuiper, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 21 juni 2011 in bijzijn van de griffier.