ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ7793
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen ouders en kinderen na verbreking van relatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een kort geding vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen, uitgesproken op 3 maart 2011, betreffende een omgangsregeling tussen de moeder en haar minderjarige kinderen. De appellanten, de broer en schoonzus van de vader van de kinderen, hebben hoger beroep ingesteld omdat de bodemrechter inmiddels een uitspraak had gedaan en er geen dwangsommen waren verbeurd. De moeder, geïntimeerde, had in eerste aanleg gevorderd dat de kinderen aan haar zouden worden afgegeven, dan wel dat er een omgangsregeling zou worden vastgesteld. De voorzieningenrechter had een voorlopige regeling vastgesteld waarbij de kinderen om de veertien dagen bij de moeder verbleven, met een dwangsom voor het niet naleven van deze regeling.
In hoger beroep hebben de appellanten drie grieven ingediend, waarbij zij onder andere klaagden over de verplichting tot het halen en brengen van de kinderen en de opgelegde dwangsom. Het hof heeft vastgesteld dat de door de voorzieningenrechter getroffen omgangsregeling inmiddels was vervangen door een voorlopige regeling van de rechtbank, waardoor het belang van de appellanten in het hoger beroep beperkt was. Het hof oordeelde dat de appellanten geen belang meer hadden bij het hoger beroep, omdat de moeder had gesteld dat de omgangsregeling correct was nagekomen en er geen dwangsommen waren verbeurd. Het hof heeft het hoger beroep afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.